Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken.
De Liefdekoning.
Het gouden Bidsnoer.
Dit nummer
bestaat uit twee bladen
Oe Onderwijsbezuiniging
KECJILLETON.
De Kippenhouderij
op het platteland
Zaterdag 26 April 1924
48e Jaargang No 17
abonnementsprijs
PER KWAR TAAL
voor VENRAY 65 c.
franco per post 75 c.
voor het buitenland
(bij voo'uitbetaling) f 1»30
afzonderl. nummers 5 c.
PEEL EN MAAS
Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF. VENRAY. Tel. No. 51
PRIJS DER
ADVEUTENTIEN
Adverlentiën bij abonne.
ment groote reductie.
In den vorm van een maandl^Jaadje
is «De Liefdekoning" deze week aan
vele onzer huisgezinnen gebracht, is
er tot onze vreugde met liefde ont
vangen en zal er, naar wij hopen,
iedere maand opnieuw welkom zijn.
Hebt ge in dat proefnummer ook
gelezen «Even luisteren"? Niet? Leest
het dan eens aandachtig.
Wat kunnen wij daaruit leeren
't Ontvangen van »De Liefdekoning"
in onzen familiekring d.i. 'tinteekenen
op dit maandblaadje is slechts 't middel,
maar trouw lezen en de wenken op-
volgén ons daarin gegeven, en den
weg bewandelen, welken die veilige
gids ons wijst, moet voeren tot het
doel: Algemeene devotie tot en vereer
ing van het H. Hart in onze parochie
en in onze woningen, met den wensch,
dat weldra ook in gezegendeii beeld
vorm De Liefdekoning teVenray moge
prijken in 't openbaar en in ieders
'huis, en 't zij
Geen land, geen stad, geen dorp,
geen enkle .woning
Waar Jezus Hart niet heersche
als Koning,
en 't worde één Liefdemaal op den
eersten Vrijdag van iedere maand.
Laten wij om dit doel te bereiken
met de honderden Venraysche «Schild
knapen en Bruidjes van het H. Hart"
's morgens en 's avonds bidden: H.
Hart van Jezus, ik bemin U, H. Hart
van Jezus, laat toekomen Uw Rijk.
Aan de Memorie van Antwoord op
het Voorloopig Verslag betreffende het
wetsontwerp tot wijziging van de Leer
plichtwet en van de Lager-Onderwijs-
wet 1920 is het volgende ontleend
De Minister was aanvankelijk van
oordeel dal het K. B. van 19 Januari
1924 no. 18, dat den leeftijd voor toe
lating der kinderen tot de scholen voor
lager onderwijs met een jaar opschuift,
en daarnaast het in hel leven roepen
van een korps leerkrachten, dat een
eenvoudiger opleiding had genoten dan
de gewone onderwijzer en in de twee
laagste klassen voor minder salaris
werkzaam zou zijn, lot het beoogde
doel zouden leiden. Zijne meening dien-
aangaarde heeft op zichzelf geen ver
andering ondergaan. Hij ziet in de
genoemde opschuiving niet de bezwaren
of althans niet in die mate, als zoovelen
in en buiten Je Kamer. Ook deelt hij
het gevoelen niet, als zou hier van een
slechts geringe besparing sprake zijn.
Echter is hij bereid, nu de genomen
maatregelen zoo goed als algemeen
afkeuring vinden, deze met 1 Septem
ber 1924 terug te nemen, onder voor
waarde, dat de beoogde bezuiniging
Vervolg van Tweede Blad.
Bij ons in de buurt, mijnheer,
verbeterde de kastelein, heet alles wat
er een beetje welvarend uitziet, jonker
en freule, want ik zeg altijd maar
tegen mijn vrouw't is beter dat men
de menschen te hoog dan te laag
lituleerten als ik met iedereen daar
heel voorzichtig mee ben, dan mag ik
dit met u althans wel wezen, wien ik
altijd met jonkers uit den omtrek in
gezelschap zie.... is dit niet zoo?
Je hebt gelijk, Jasper, zeide ik,
maar onthoud het dan nu, ik ben
geen jonker en wil het ook niet heeten
gij ziet in mij een eenvoudig burger
kind.
Mijnheer denkt er niet zoo over
als ik, mengde de hoefsmid Peter Kalp
zich in het gesprek, al die adelijke
titels beteekenen eigenlijk niets, zeg ik
altijd, als 'l hart maar goed is. Dit
zeggende sloeg hij met zijne vereelte
hand onder de rechterzijde van zijn
breede borst, waar hij bij vergissing
meende dat zijn hart moest zitten.
Als het daar zit, dacht ik bij mij
zeiven, zit het in waarheid niet op de
rechte plaatsik behield echter deze
aardigheid voor mij zeiven, omdat er
bij hem toch geen eer mede was te be-
op andere wijze wordt verkregen. In
dien geest is dan ook 't oorspronkelijk
voorstel gewijzigd.
In de vpornemens der Regeering be
treffende de bezuiniging op het lager
onderwijs is zakelijk geen wijziging
gebracht, in zooverre aan het stelsel
van inkrimping van het aantal gewone
leerkrachten wordt vastgehouden. Alleen
wordt, nu het IC. B. van 15 Januari
1924 algemeen wordt afgekeurd, in de
lijn der technische herziening van 1923
voortgegaan en in verband daarmede
het instituut der hulponderwijzeressen,
door dat der assistenten vervangen. De
Regeering is van meening, dat, indien
dit wetsontwerp ongewijzigd tot stand
komt, en daarnevens op de onder
wijzerssalarissen eene bezuiniging
wordt toegepast in dezelfde verhouding
als voor de Rijkambtenaren, blijkens
de vroeger gedane mededeeling in het
voornemen ligt n.l. van /16 ten
aanzien van het lager onderwijs verder
volstaan kan worden met een bezuini
ging op de kosten van de opleidingen
de examens en op die van het school
toezicht.
Evenwel is de Minister van meening,
dat bij al deze maatregelen het belang
van het onderwijs ernstig in het oog-
dient te worden gehouden. Om die
reden heeft het dan ook bij nadere
overweging noodig geoordeeld, de vrij
heid tot invoering van het zevende
leerjaar niet te moeten belemmeren
gelijk in het oorspronkelijke ontwerp
was voorgesteld.
De naar voren gebrachte bezwaren
tegen het ontwerp hebben den Minis
ter aanleiding gegeven, op een paar
voorname pnnten daaraan tegemoet te
komen. Om deze reden heeft hij ge
meend, de noodzakelijke bezuiniging
in slechts twee maatregelen te moeten
vinden n.l. terugkeer tot den 6-jarigen
leerplicht en vergoeding uil 's Rijks
kas van niet meer dan één onderwijzer
per 48 leerlingen. Beide maatregelen
zullen met het jaar 1930 automatisch
vervallen. In die tusschentijd zal be
slist kunnen worden, of gelijke of
andere bezuinigingsmaatregelen dan
nog verder noodig zijn.
Het aantal wettelijk verplichte leer
krachten is thans gestegen tot pl.m.
33.400, waarvoor aan salaris ruim 91
millioen gulden 'sjaars wordt besteed.
Bezuiniging zal hier zijn toe te passen
zoowel op het aantal onderwijzers als
op de salarieering. Wat dit laatste be
treft, moet reeds aanstonds worden
opgemerkt, dat de verlaging der jaar
wedden van de onderwijzers tot een
gelijk percentage behoort te worden
aangebracht als bij de salarissen der
burgerlijke ambtenaren.
Het splitsen van scholen ten einde
een grooter aantal onderwijzers aan
het rijk in rekening te kunnen brengen,
kan worden voorkomen, indien voor
de opklimming van het getal wettelijk
verplichte onderwijzers een voor alle
scholen van dezelfde soort gelijk aan
tal leerlingen wordt vastgesteld.
Ter bereiking van de beoogde be
sparing zal dit aantal op 48 en voor
de scholen voor uitgebreid lager onder
wijs op 30 moeten worden bepaald.
Een wetsontwerp tot het stellen van
regelen betreffendende het verleenen
van ontslag van onderwijzeressen aan
halen, en zeide
Juist zoo, want al wat adellijk is,
toont zich daarom nog niet deugdzaam,
en zonder dit laatste is het eerste
slechts een holle klank.
Ik had intusschen plaats genomen
op de bank waar de hoefstflid was ge
zeten, en die met de rugleuning naar
het straatraam stond, vanwaar ik mijne
oogen kon slaan op het buffet, teneinde
van tijd tot tijd ook de waardin in ons
gesprek te doen deelen. Jasper nam
een stoei en zette dien aan ons tafeltje
met den rug naar zijne vrouw gekeerd,
terwijl Sultan, een groote, zwarte, goed
aardige en zeer getrouwe hond, zich
op den grond aan zijne voeten legde.
Het oude, trouwe dier had zich bij
mijn binninkomen volstrekt niet doen
hoorenbet kende mij van ouds en
bewaarde alleen zijn vervaarlijk geblaf
voor den vreemdeling, althans wanneer
deze zich in havelooze kleeding ver
toonde. Ook had hij door zijn vreese-
lijk geblaf dikwijls het bewijs gegeven
dat zijn opmerkelijk instinct onder het
sierlijkst gewaad den kwaadwillige
wist te ontdekken. Vóór hij aan de
voeten van zijn meester was gaan lig
gen, had hij den hoefsmid en mij eens
goed besnuffeld, en strekte toen zijne
oude leden grommend van tevredenheid
uit.
Gij vroegt mij daar aanstonds,
wat mij in dit barre weer tot u voer
de, hernam ik, tot Jasper; och,
doodeenvoudig, vriend, ik ben de ge-
heele week hier opgehouden en had
gaarne met oudejaarsavond te huis
willen zijn, maar ik geloof dat ik
lagere scholen, die in het huwelijk
treden, is^ aan den Raad van State ter
overweging toegezonden.
Het spreekt vanzelf, zegt de minister
dat de maatregelen lot afvoering van
overbodige rijksambtenaren welke de
regeering meent te moeten nemen, niet
gelden voor het personeel der gemeente
lijke en bijzondere scholen.
DE ASSISTENTEN.
Bij een nieuw art. 9bis der wet
wordt voorgesteld, dat de assistenten
in de school werkzaam mogen zijn.
Zij zullen een deel van de taak van
den onderwijzer of de onderwijzeres
kunnen overnemen. Maar zij zullen
niet zelfstandig werkzaam zijn, doch
onder toezicht van dien bevoegde.
Om tot de school toegelaten te kun
nen worden, zullen de assistenten aan
zekere eischen hebben te voldoen. In
de eerste plaats is gesteld de vol
brachte 16-jarige leertijd ten tweede,
dat zij in het bezit moeten zijn van
een verklaring van den inspekteur, dat
zij voldoende ontwikkeling hebben en
naar zijn meening ook overigens ge
schikt zijn om als assistent werkzaam
te kunnen zijn en ter derde, dat zij
in het bezit moeten zijn van een ge
tuigschrift van zedig gedrag.
Ten einde in verreweg de meeste der
gevallen, die zich zullen voordoen, een
individueel onderzoek door den inspec
teur af te snijden, en tevens om een
zekeren vorm vast te leggen, is in art.
9bis 3e lid opgesomd, wanneer de
inspecteur de verklaring, voor zooveel
het vereischte van voldoende ontwik
keling betreft niet mag weigeren. Voor
eerst is dit na'uurlijk het'geval, indien
de kandidaat in het bezit is van de
onderwijsbevoegheid maar ook, wan
neer hij bezitter is van een onder
Rijkstoezicht afgegeven diploma wegens
met vrucht genoten uitgebreid lager
onderwijs, of van het einddiploma
eener hoogere burgerschool met
3-jarigen kursus, dan wel wanneer hij
blijkens toelating tot de vierde
klasse de eerste drie klassen van
aijdere scholen van middelbaar onder
wijs of van een gymnasium met vrucht
doorloopen heeft.
In de overige gevallen, waarin dus
geen bewijs van bekwaamheid als hier
bedoeld overgelegd kan worden, zal de
inspecteur vrij zijn om naar omstan
digheden te beslissen.
Het zesde lid bepaalt, dat de toelating
van assistenten geschiedt, voor zooveel
de opehbare school betreft, krachtens
besluit van het bestuur der school, met
dien verstande, dat in geen openbare
of bijzondere school meer dan drie
assistenten werkzaam mogen zijn.
Het ligt in de bedoeling aan de ge
meente- en schoolbesturen vrijheid te
laten ten opzichte v%n de vraag, of de
assitenten bezoldiging zullen genieten.
Die bezoldiging zal echter nog geheel
noch ten deele ten laste van het Rijk
komen.
door
JOS BOSHOUWERS te LENT.
Koude kunstraoeder.
VRAAG: Met belangstelling heb ik
misgerekend heb: is de laatste
dilligence al voorbij
Reeds sedert anderhalf uur. Weet
mijnheer wel dat het reeds half acht
is Hoe komt u zoo met den tijd in
de war? vroeg Jasper verwonderd.
Och, mijn horloge is stil blijven
staan en ik ben ook zeker te laat
vertrokken; dat smalle voetpad ligt
zoo dik met sneeuw, dat men er min
stens een kwartier langer over doet
dan gewoonlijk, antwoordde ik, niet
den minsten lust gevoelende nu reeds
over de onaangename ontmoeting te
spreken, die met mij op den weg had
plaats gevonden.
Mijnheer treft het wel ongeluk
kig, sprak de waard, en er is op
het oogenblik geen andere gelegenheid,
of gij moest een rijtuig op het dorp
nemen, doch dit ligt ook nog een half
uur hier vandaan.
Dan zou ik toch te laat aan den
spoortrein komen, zei ik, en mij
per rijtuig naar Amsterdam te laten
brengen, duurt mij te lang; dit zou
ook geheel en al het doel missen,
want ik zou in het nieuwe jaar in de
stad komen en mijne familie te bed
vinden het spijt mij I
Y- Mij ook, mijnheer, maar wat er
aan te doen Er zit nu niets anders
op dan vannacht bij Jasper Klink te
blijvenu weet, ofschoon hjj maar
eene herberg doet, heeft hij altijd nog
twee kamers beschikbaar voor oude
bekenden. Kom, kijk nu maar niet zoo
treurig, laten wij 't ons, terwijl het
buiten sneeuwt en hagelt, hier eens
recht genoeglijk maken. Maar wat
uwe uiteenzetting over opfokken van
kuikens gelezen. Dikwijls hoorde ik
hier en daar al van koude kunstmoe
ders, nooit echter heb ik daar het fijne
van kunnen te weten komen. Het fok-
station te Beekbergen levert hiervan
geen teekeningen meer; ze zijn althans
op de lijst van teekeningen doorge
haald. Misschien kunt u mij hierover
inlichten. G. te O.
ANTWOORD In koude kunstmoe
ders, die véél kleiner zijn dan andere,
wordt de lichaamswarmte der zich daar
in bevindende kuikens opgespaard en
verwarmen de dieren dus ^zich zelf en
elkander. Als het heel koud weer is,
zooals in dit voorjaar, dan komt er
niet veel van terecht. In de kuiken
ruimte wordt dan een kartonnen huls
gelegd, waarin een op de kachel ver
warmde kei of steen. De kartonnen
huls is ter bescherming van de kui
kens tegen verbranding aan den steen
wat ook bereikt kan worden door den
steen in een wollen lap te wikkelen.
Deze z.g. koude kunstmoeder is nog
een overblijfsel nit den crisistijd, toen
er niet aan petroleum te komen was.
De heer P. Sweens uit Crefeld heeft ze
ontworpen en er ook mee gewerkt. Dat
de teekeningen (niet beschrijving) door
Beekbergen van de lijst der teekenin
gen zijn doorgehaald, vindt z'n oorzaak
waarschijnlijk in het feit, dat ze nu
totaal overbodig zijn, en ook, omdat
men er beslist ellende mee beleeft, als
men er niet den heelen dag bij staat.
Toch zal ik u eene teekening met
beschrijving zenden, dan kunt u zich
er eenig idéé over vormen. Alleen bij
voortdurend zacht weer en uiterste zorg
door den fokker kan er succes bereikt
worden. Maar 't blijft altijd hoogst
riskant, 't Gezondene ontving ik na
inzage gaarne terug. Hoe gaat het in
Oostrum met de broederij Hier zijn
de uitkomsten tot nog toe beneden peil
ofschoon het iets beter begint te wor
den. 't Is me ook wel een mooie Lente
Ik moest dat woord eigenlijk niet met
'n hoofdletter schrijven, maar 't staat
er nu eenmaal
Rhode Island Reds.
VRAAG: In »de Bedrijfspluimveehou-
der" zag ik een rapport over den leg-
wedstrijd te Beekbergen en het viel me
op, dat de Rhode Islands daar zooveel
eieren leggen. Ik heb ook Reds, maar
ze doen het slecht, ofschoon de ver
zorging en de huisvesting toch in orde
zijn, meen ik. Ook dunkt me, dat ze
veel meer voedsel noodig hebben dan
andere kippen. Hoe is uwe meening
daaromtrent? Gaarne vernam ik dat in
Peel en Maas. H. te H.
ANTWOORD: De Rhode Island Red
(Red beteekentrood en Rhode Islandis
de streek, waarvan ze afkomstig zijn)
is een ras, dat hier te lande nog pas
in z'n opkomst is. De dieren leggen
groote, bruine eieren, terwijl ze als
slachthoen ook waarde hebben' De on
derhoudskosten zijn werkelijk aanzien
lijk, vooral ook, omdat ze laat legrijp
zijn. Sommige stammen zijn heel wei
nig broedsch, andere daarentegen veel
te veel. Het grootste bezwaar is, dat
men in Nederland nog zoo weinig
goede slammen aantreft.
Zij, die voor de tentoonstelling fokken
letten speciaal op de kleur, terwijl 't
getal eieren toch de hoofdzaak moet
zal mijnheer gebruiken
Laat het een glaasje heete grog
zijn, want ik heb verwarming noodig;
dat weer maakt mij zoo huiverig, alsof
ik de koude koorts had, zeide ik ril
lende.
Dat geloof ik wel, sprak de hoef
smid, dat weer gaat je niet in de
kleeren zitten, en dan is mijnheer
«Doeblenburg" voorbij gekomen vroeg
hij aarzelend.
Natuurlijk, antwoordde ik, het
was mijn weg; maar heeft dat met
het veroorzaken van koorts iets te
maken
Och Peter, hou toch je mond met
je malligheid, riep de waardin, met
een ernstiger gelaat dan ik van haar
gewoon was, je hebt altijd liefheb
berij om van zulke akelige dingen te
praten, je zoudt somtijds maken dat
een mensch kippevel kreeg.
Wel nou komaan, zeide de hoef
smid, mag een fatsoenlijk man in eene
herberg niet pralen wat hij wil Ik
zeg nogmaals, ik zou voor geen hon
derd gulden op dezen avond voorbij
het goed «Doeblenburg" loopen. Hij
zag mij, terwijl hij deze woorden sprak,
met zulk een onheilspellenden blik
aan, dat ik het bij iedere andere ge
legenheid in lachen zou uitgeschaterd
hebben, kwam mij het onaangename
voorval, dat mij wedervaren was, door
hem niet opnieuw voor den geest.
Ik zeg maar, vervolgde hij zich
fluisterend naar mij overbuigende, het
is daar op «Doeblenburg" op oude
jaarsavond niet pluis niet pluis,
mijnbeer! of mijn naam is geen Peter.
zijn. Het is een opmerkelijk verschijn
sel, dat juist de mooiste dieren dikwijls
slechte legsters zijn. Geen wonder dus
dat men onder de Reds zoo weinig
productieve stammen aantreft. De be-
drijfspluimveehouders doen daarom
verstandig, hoofdzakelijk éénkleurige
hoenders te fokken. Gebr. Welleman
en nog eenige andere vooraanstaande
fokkers in ons land verbeteren de pro
ductie hunner Reds door valnestcon-
trole en door aanschaffing van prima
fokmateriaal nit Amerika en Engeland
Deze afstammelingen zijn het, die op
de legwedstrijd zoo'n schitterend figuur
maken, wat de eierproductie aangaat.
De kleur is daar als bijzaak beschouwd
en de gewone fokkers rondom ons,
kijken daar meestal het eerst naar.
Vandaar, dat het slechts louter toeval
is, wanneer er eens productieve hennen
uitkomen.
Goede stammen Reds zijn merk
waardig weinig broedsch.
Een mooi boekje voor een prikje.
De Nederlandsche Pluimveefederatie
heeft eene prachtige brochure uitge
geven, getiteld: «Kippen houden op de
boerderij" en geschreven door den
heer G. J. Westerink, rijkspluimvee-
teeltconsulent. 't Is een uitgave van C.
Misset te Doetinchem en is ook ver
krijgbaar bij den Pluimveehoudersbond
van den L.L.T.B. (secretaris L. G. H.
Simons te Swalmen) en van den N.C.B
(secretaris P. J. van Haaren te Tilburg
Wie zoo verstandig geweest is, zich bij
deze organisatie's aan te sluiten krijgt
het, meen ik, gratis, in elk geval voor
'n paar centen. Ik vind het zoo'n
practisch boekje, vooral voor de groo-
tere kippenhouders, dat ik niet nalaten
kan, er eenige kernspreuken uit aan
te halen, in de hoop, dat vele lezers
het dan zullen willen aanschaffen, 't
Is 52 bladzijden groot, flink formaat,
en opgevroolijkt en verduidelijkt door
vele nieuwe teekeningen en foto's.
Ziehier eenige nuttige wenken eruit:
1 De wintereieren betalen het kip-
penhok. Zij moeten de kippenhouderij
tot een loonend onderdeel van het
boerenbedrijf maken.
2 De 4 grootste vijanden van kippen
zijn a. bacteriën (besmettelijke ziekten)
b. ongedierte (luis, muizen en ralten)
c. tocht en d. bedorven lucht.
3 Groote, zindelijke en versche eier
bedingen de hoogste prijzen.
4 De legwedstrijden bewezen, dal
een kip 50 eieren, doch ook 250 eieren
per jaar kan leggen.
5 De vraag, welke kippen het beste
leggen, is niet door aanwijzing van
een bepaald ras te beantwoorden.
6 Alleen stammen en dieren, die
bewezen hebben voordeelig te zijn
gedurende een reeks van jaren, komen
voor de boerderij in aanmerking.
7 Ochtendvoer is in het najaar en
den winter het eenige middel om eieren
te krijgen van jonge hoenders.
8 De droogvoedermethode is voor
de boerderij de aangewezen wijze van
voederen.
9 Een kwartier per dag aan de
kippen gewijd, is wel besteed.
10 Eieren mogen nooit gewasschen
worden.
11 Ziekten voorkomen is beter dan
genezen.
12 Domme menschen houden geen
- Maar wat is dat dan toch voor
eene geschiedenis, gij maakt me nieuws
gierig, riep ik zoo bedaard mogelijk.
Jaspar, jij zult 't wel weten, kom ver
tel me eens, wat is er dan vroeger op
Doeblenburg gebeurd? of wat heeft er
op oudejaarsavond plaats? Je zoudt me
waarlijk verplichten met mij er iets
van mede te deelen.
- Och, mijnheer, zei de goedhartige
dorpswaard, met een veelbeteekenenden
blik op zijne vrouw, die zooveel had
te beduiden alszij wil er liefst niet
van hooren. Het kasteel is voor langen
tijd geleden, ik geloof dat het vanavond
juist tien jaar is, voor een groot ge
deelte afgebrand; en bijgeloovige men
schen vertellen daar allerlei fabeltjes
en ijzingwekkende geschiedenissen van
welke zoo kinderachtig zijn, dat het u
vervelen zou, ze aan te hooren.
De smid schudde zijn hoofd als een
razende en deed mij vreezen dat hij
zich een ongeluk zou toebrengen, dronk
zijn «sneeuwballetje" uit en stond toen
op om zijn klein smokertje aan te
steken, zonder welk het hem niet mo
gelijk scheen iels te zeggen of te doen
Wel verduiveldzeide hij, ik zou
je er dingen van kunnen vertellen,
mijnheer, dat je haren er van te berge
rijzen. Heeft mijnheer, toen hij ér
voorbijging, geen akelig zuchten ge
hoord
Jawel, antwoordde ik lachend,
maar dat was natuurlijk van den feilen
noordoostenwind, welke door het ber
kenhout blies.
Wordt vervolgd.