SHSLJ*" Weekblad voor V ENliAY, HORST en Omstreken. hlSkesia£l
Het nieuwe jaar.
Dit nummer
bestaat uit twee bladen
Oudejaarsavond.
Openbare Vergadering
Gemeenteraad te Maashees
Uit de donkere wouden van
midden Africa.
Zaterdag 29 December 1928
44e Jaargang No 82
PEEL EN MAAS
PER KWAK IA AL:
«toXrfnumm^'s t Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF. VBNRAT. Tel. No. 51
ment groote reductie-
De intrede van een nieuw jaar be
teeken t de aanvang van een nieuwen
kringloop der aarde om de zon. Wij
hebben hulpmiddelen noodig orn den
tijd te melen, gelijk wij gewicht en
oliemaat behoeven ter verdeeling van
de stoffen. Zooa[s eene wenteling onzer
aarde om hare as den tijdsduur van
een dag afmeet, zoo verdeelt de kring
loop der aarde om de zon den tijd in
jaren. Met het nieuwe jaar vangt dus
een nieuwe kringvaart aan van den
wereldkolos in ontzettende snelheid
door de onmetelijke ruimte.
Zoo schonk de goddelijke Voorzienig
heid het menschdom een harmonische
tijdsverdeeling met wisseling van dag
en nacht, met wisseling van jaarge
tijden door den stand der aardas.
Op de eerste plaats gedenken wij
thans het begin van den tijd, toen God
sprak»Fial lux," het worde licht,
zooals de eerste bladzijden der H.
Schrift ons zoo ontroerend en eenvou
dig verhaalt.
God is van alle eeuwigheid, oneindig
volmaakt, en gelukkig in Zich zelve,
Wiens oneindige liefde als het ware
deelgenooten zocht voor zijn geluk, en
engelen en menschen schiep in de
vindingrijkheid Zijner oneindige al
macht, die door een wonder van barm
hartigheid Zijn zoon den gevallen
mensch de hand liet reiken. Hem hier
op aarde een leven leiden deed als de
armste der armen, Hem het Offer van
zijn leven liet brengen, zooals nooit
een mensch gestorven is.
De gedachte aan de heerlijke Schep
ping van God in het begin van den
tijd, vervulle ons met huiverenden
eerbied voor de ontzaggelijke majesteit
van God, die het heelal op zijne vin
gertoppen draagt en van kinderlijke
dankbaarheid voor zijne groote goed
heid.
Zoo zijn de dagen van het scheiden
van het oude jaar en de aanvang van
het nieuwe wel in staat om den mensch
tot ernstige gedachten te stemmen.
Slechts een luttel aantal malen maakt
de mensch den kringloop der jaren
mede. Wat is dat aantal gering verge
leken met'den loop der vele eeuwen.
Maar welk een-geweldige waarde heb
ben die weinige jaren in verband met
het levensdoel des menschen.
De gewichtige vraag, die bij de jaars
wisseling tot ons komt, is: Welk goeds
neem ik van het oude jaar mede in
het nieuwe? Dat goede is niet naar de
waarde van goed en zilver te meten.
De waarde ligt boven het stoffelijke
het stoffelijke was hoogstens een middel
om ons te verrijken met dat onstoffe
lijke, bovennatuurlijke* goedde ver
diensten van onze goede werken in de
oogen van God.
Het jaar is goed geweest, als de
mensch mag terugzien op een rijken
oogst dezer heilige goederen, als hij
den tijd ^geheiligd heeft door dikwijls
in zijn onderhoud met God te zeggen,
dat hij leven wil voor het doel, waar
mede God hem schiepHem te eeren,
te dienen en te beminnen en daardoor
zijne ziel te 'zaligen.
Wie bij den terugblik op het afge-
loopen jaar niet tevreden kan zijn over
zich zeiven, omdat hij niet geleefd
heeft volgens dat levensdoel, maar zijn
leven als doel heeft aangezien, hij
moge het nieuwe jaar beschouwen als
een nieuwen glorenden dag, waarop
de tijd wordt gegeven om voel nog in
te halen, wat in vroeger jaren ver
waarloosd "werd.
Onderlusschen begint de wereld haar
nieuwen omloop. Zij wentelt voort met
duizelingwekkende vaart, tot zij een
maal niet meer wentelen zal en de
wonderbare orde, door den Schepper in
de natuur gelegd, gestoord en gebro
ken zal zijn. Dan zal de tijd, die
eindig is als wij, sterven gelijk al het
geschapene en geen jaar zal meer op
het andere volgen. De eeuwigheid is
niet meer met jaarkringen af te meten.
Dan verandert niets meer, zooals nu
in den tijd; maar de mensch zal een
ongewijzigd bestaan voortzetten zonder
einde: in een eeuwigheid van geluk
als loon, of eeuwig, eeuwig in het
oord der vergelding van het kwade.
Zij het nieuwe jaar voor ons allen
een Zalig Jaar.
Daar zal niet gemakkelijk iemand
te vinden zijn, die op het eind van het
jaar, op oudejaarsavond, niet een terug
blik werpt op wat voorbij is. Nog eens
tracht men uit de lange reeks van
voorvallen en gebeurtenissen, in het
verloopen jaar doorleefd, de voornaam
ste feiten op te visschen, om tegenslag
en voorspoed tegen elkaar op te wegen.
Zoo zal ook op den oudejaarsavond
van 1923 menigeen in den geest een
revue houden. En men zal zoggen:
Toen is dit gebeurd, toon is die ge
storven, toen is die verongelukt, loeu
is die zaak opgeheven, enz. enz. Als
zoo de herinnering eens is opgefrischt,
moest men ook eens achter iedere ge
beurtenis de vraag stellen: Hoe kwam
dat'? Wat was de eigenlijke oorzaak?
En op de debetzijde van 1923 zal men,
onder het hoofd alcoholisme, een groote
reeks gerangschikt zien staan van wat
leed gaf en verdriet.
Mochten allen, die de naastenliefde
beoefenen ook in maatschappelijke
werken, deze droeve bladzijde niet zon
der meer omslaan, maar ze eens goed
lezen en herlezen Onbevangen en eer
lijk oordeelend, zullen ze 1924 begin
nen met: Drankbestrijding uit naasten
liefde, en daardoor bijdragen naar
kracht en vermogen, om het debet van
den alcohol over 19.24 kleiner te maken.
Door naastenliefde zal men aldus veel
kwaad voorkomen, wat nog beter is
dan het later door naastenliefde te
moeten genezen.
van den
Donderdag 13 December
Voorzitter H. Rieter.
Secretaris P. L. Stevens.
Tegenwoordig alle leden uitgenomen
het lid J. Geurts.
Na opening der vergadering met den
Chr groet worden de notulen der
vorige vergadering voorgelezen en on
veranderd vastgesteld.
De Voorzitter stelt voor punl 3 der
agenda, verzoek van den heer F. Ver-
hev om toestemming tot overgave van
huur der gemeente-boerderij, het eerst
te behandelen, daar de heer Yerhey
over een uur ter vergadering is uitge-
noodigd, welk voorstel met algemeene
stemmen wordt goedgekeurd.
Na voorlezing van evengemeld ver
zoek wordt, na eenige bespreking met
algemeene stemmen besloten, de heer
Verhey van de huur te ontslaan, doch
de verpachting der boerderij zelf te
doen.
Aan de ordè is:
Punt 2 Nota van aanmerkingen reke
ning over 1922.
Door den secretaris wordt voorgelezen
de van Gedep. Staten ontvangen nota
van aanmerkingen d.d. 28 Nov. j.l. ge
vallen op de rekening dezer gemeente
over 1922.
Nadat de aanmerkingen elk afzon
derlijk waren toegelicht, waaruit blijkt,
dat deze van administratieven aard
waren, wordt besloten en B. en W. op
gedragen de nota te beantwoorden
volgens de gedane toelichting.
Punt 3 Nota van aanmerkingen be
grooting 1924.
De secretaris doel voorlezing van de
van Ged. Staten ontvangen nota van
aanmerkingen d.d. 28 Nov. j.l. gevallen
op de begrooting voor 1924.
Nadat ook deze aanmerkingen elk
afzonderlijk waren toegelicht, waaruit
blijkt, dat niet alle posten van ont
vangst en uitgaaf ter juister plaatse
waren geraamd en van een paar pos
ten alsnog eene specificatie gewenscht
was, wordt besloten en aan B. en W.
opgedragen ook deze nota overeen
komstig de gedane toelichting te beant
woorden.
Punt 4. Ingekomen stukken.
1 Voor kennisgeving wordt aange
nomen de mededeelinga, dat de in
de vorige vergadering genomen be
sluiten a, lot het aangaan eener geld-
leening groot f1500, voor bebossching
van gemeentegrond met renteloos voor
schot van den Staat en de geldleening
ter voorziening aan kasgeld de goed
keuring van Ged. Staten hebben be
komen, en b, dat ontheffing van den
Minister van Arbeid, Handel en Nijver
heid is gevraagd en verkregen, om
onbruikbaarmaking van vleesch en
vleeschwaren ter plaatse Ie doen ge
schieden.
2 Een verzoek van M. v. Mil te
Venray en H. Rieter te Maashees om
overgave en overname van pacht van
een gehuurd perceel gemeentegrond,
wordt met algemeene stemmen goed
gekeurd.
3 Een verzoek van het Bestuur der
R.K, Lagere Landbouwschool te St.
Anthonis, om eene subsidie, wordt be
sloten voor het jaar 1923 f30 toe te.
kennen.
4 Wordt vastgesteld het door den
ontvanger opgemaakte kohier der hon
denbelasting over 1923 ad. f'330.
5 In verband met een ingekomen
verzoek van Jhr. de Blocq van Schel-
tinga te Velperoord om aanpaehtig der
jacht op de gemeente-eigendommen
grenzende aan het landgoed »Laclaria"
zoomede naar aanleiding van het be
paalde in art. 120 de Jachtwet 1923,
stelt de voorzitter voor, eene bespreking
te houden van de verpachting der jacht
op de gemeente-eigendommen.
Na eenige bespreking, wordt met
algemeene stemmen besloten
a. Op het verzoek van Jhr. de Blocq
van Scheltinga afwijzend te beschik
ken.
b. In Januari a s. bij inschrijving
publiek te verpachten de jacht op de
gemeente-eigendommen gelegen ten
Westen van de lijn getrokken vanaf
de Duivenbosch, den oude Oplooschen
dijk, den dijk vanaf Chr. Jacobs langs
H. Rongen, II. Peelers, Theod. Jacobs,
G. A, Janssen M. Hendriks en verder
den zandweg met fietspad volgend tot
aan de Venravsche grens naar het
Roosendaal.
c. De al of niet verpachting der
overige eigendommen nader vast te
stellen.
6 Op een verzoek van Th. Hofmans
te Holthees tot in pacht neming van
het braak liggend bouwland nabij de
halte MaasheesSmakt, wordt goed
gunstig beschikt voor een pachtprijs
van f8 per jaar.
Op de vraag van den voorzitter of
nog iemand het woord verlangd, zegt
wethouder Grooymans, dat G. v. Mil
te Overloon wenscht aan te pachten
circa 2i/j II. A. omgeploegde heidegrond
gelegen achter het IJzerven.
De voorzitter zegt toe met het Staats-
boschbeheer te zullen spreken, omdat
deze grond onder Staatstoezicht staat.
Ten slotte wordt voorgelezen en voor
kennisgeving aangenomen een schrijven
van dankbetuiging van het Comité
voor het Nationaal Huldeblijk aan
H. M. de Koningin, aan de plaatselijke
en sub. Comité.
Niets meer te behandelen zijnde,
sluit de voorzitter de vergadering met
den Chr. groet.
Hoe eenzaam het leven in Africa
ook moge zijn, toch is het vol van
afwisselingen, somtijds vreeselijke ge
beurtenissen. Ik zal hier enkele voor
vallen aanhalen welke ik gedurende
mijn 3-jarig verblijf heb meegemaakt.
Het was de laatste dag van een
jacht-expeditie omstreeks 3 uur in den
namiddag. Ik had 2 negers uitgezon
den om wat vleesch te schieten voor
de lui die bij mij waren terwijl ik
rustig in het rusthuis te Bujabera zat
te lezen hoorde ik eensklaps een
twee... drie... vier schoten, tamelijk
dicht bij en daarna een gebrul wat
mij heel bekend voorkwam als dat van
een gewonden buffel. Ik "sprong op
want ik had al een geheele week ge-
loopen op de kans een buffel tegen te
komen, maar ik had er geen enkele
gezien wel honderden voetsporen maar
dat was alles en nu was er een of
misschien een hcele kudde heel dicht
bij. Ik nam mijn geweer en ging in
de richting van waar ik de scholen
gehoord, had. Toen ik een paar min.
geloopen had hoorde ik nog twee schoten
wat mij het idee gaf dal er een ge
heele kudde was ik liep verder tot de
plaats waar ik dacht dat de scholen
van daan kwamen maar ik zag geen
mensch en geen buffel Ik liep uog
wat verder toen ik me opeens boorde
toeroepen: mijnheer! mijnheer! klim
in een boom want er is een dollen
buffel achter die struiken.
De neger die mij waarschuwde zat
al reeds in een boom, en een beetje
verder zag ik er nog eentje in een
boom zitten. Ik dacht bij mezelf het
schijnt nog al gevaarlijk te zijn dat
die negers zelfs in een boom klimmen.
Om de waarheid te zeggen had ik
weinig zin om het zelfde te doen daar
het al doornboomen waren terwijl ik
rond keek zag ik een boom voor de
grond liggen recht tegenover de plaats
waar de buffel was, ik kroop er heel
voorzichtig naar toe liet geweer klaar
om te schieten, maar den buffel liet
zich niet hooren of zien. Na eenige
oogenblikken zag ik nog meer negers
toe komen snellen welke de geweer
schoten gehoord hadden, twee er van
kwamen in mijn richting, een er van
herkende ik als de hoofdman van de
plaats, de ander was zoo als ik later
hoorde zijn vader welke een lange
witte toog droeg. Ik waarschuwde hun
voor het gevaar, waaraan 'de hoofdman
onmiddellijk gehoor gaf door in een
boom te klimmen.
Die andere kerel begon te lachen
jelui zijn kinderen of vrouwen, kijk
eens wat een bloed dat beest al ver
loren heeft. Ik ga hem met mijn mes
de nek doorsnijden. Ik zeg wel vriend
je moet zelf weten wat ge doet maar
ik waarschuw u nogmaals want ik
weet wat een gewonde buffel is, en
waartoe hij in staal is. Hij keek mij
nog eens medelijdend aan nam zijn
mes en ging, ook de andere negers
waarschuwde hom om toch niet zijn
leven in gevaar te stellen. Maar hij
luisterde naar niemand, hij was als een
bloeddorstigen leeuw gaande voor zijn
prooi.
Hij had nog geen 30 passen gedaan
toen het onvermijdelijke gebeurde, den
buffel den man ziende in een wit
kleed naar hem toe komen werd
razend, sprongsop, en voor ik tijd had
om mijn geweer te richten hing den
neger al reeds in de vreeselijke hoorens
van het wilde beest, slingerde hem in
de lucht ving hem weer op en brulde
van woede.
Het is moeilijk om dat oogenblik
waar ik in verkeerde te weergeven. Na
enkele seconden echter richte ik mijn
geweer en deed het beest op de plaats
neerstorten, maar het was te laat wij
vonden niets dan een levenlooze massa
onherkenbaar zelfs voor zijn eigen
zoon.
Een hoorn nog" in den nek van den
man kwam er aan den'achterkant uit,
de ingewanden van den neger hingen
o%'er den kop van den buffel. Het was
vreeselijk om aan te zien. En dan de
zoon van het slachtoffer stiet een speer
in het doode lichaam van het.beest
om zich te wreken.
De vele vrouwen van den ongeluk
kige welke onderlusschen op het
ijselijke toonecl waren aangekomen
wierpen zich met vreeselijke klaag*
tonen op het doode lichaam van hun
echtgenoot. Na enkele oogenblikken
werden de laatste overblijfselen van
het doode lichaam in een doek gewik
keld en naar zijne woning overge
bracht.
Ofschoon negers dol zijn op het
vleesch van een buffel toch was er
niemand die er van wilde eten, ik
vroeg hun de reden, een groote kerel
kwam naar mij toe en sprak.
Mijnheerdenkt u dat wij ons ver
lagen om van een beest te eten, dat
hel menschenbloed nog aan de hoorens
en over het geheele lichaam heeft.
Zou u van het beest eten wanneer het
uw vader gedood had Wel ik moet
eerlijk bekennen dat ik deze lui geen
ongelijk kon geven. Het ergste was,
ik kon nog niet eens een man krijgen
om het vel van het beest te doen, wat
tamelijk waardevol is.
In den tusschentijd was ik weer
naar mijn rusthuis terug gegaan en
kon niets anders doen dan mijnboek
weer opnemen. Doch na enkele oogen
blikken kwam de hoofdman naar mij
toe met een koe welke hij mij als een
geschenk aanbood omdat ik hel beest
had dood geschoten. Ik nam het aan
en liet het onder de lui van de plaats
verdeelen. Toen vroeg ik den noofd-
man wat hij van het geval dacht. Hij
sprak als volgt Mijn vader hield heel
veel van buffelvleesch en in zijn jonge
jaren heeft hij er verschillende gevan
gen en omdat hij een Mahomedaan
was mocht hij van geen enkel beest
eten of hij moest het zelf den nek
doorsnijden, dat is de reden waarom
hij zijn leven in gevaar stelde en ver
loor. Tweedens won hij later zien dat.
hij meer buffels gedood had en dat hij
niet bang was. Maar liet hij er op
volgen mijn vader was niet de eerste
die door een buffel gedood werd en
zal zeer zeker ook niet de laatste zijn.
En hiermede geef ik hem volkomen
gelijk.
Want heel kort was hier ongeveer
op dezelfde plaats een zekere kapitein
Van Someren op jacht, ook hij wonde
een buffel doodelijk en volgt, het beest
op in de wildernis,na enkele minuten
hoorde hij van op zij een beest naar
hem toe komen. Hij had geen tijd
meer om te schieten het beest stiet
hem eer hoorn recht door het harten
beiden, man en buffel vielen dood neer,
dit. is een klein bewijs hoe gevaarlijk
het is een gewonde buffel op te volgen
in de wildernis.
En toch zijn er vele jagers in Africa
die dat gevaar niet in zien of liever
niet in willen zien. Maar ik ben er
van overtuigd dat een buffel en voor
al wanneer hij alleen is het gevaar
lijkste dier van Africa is. Ik heb een
ander geval gehad, ik ging 'smorgens
vroeg al de wildernis in, na een korte
tijd geloopen te hebben*ontmoette ik
een kudde waterbokken, welke hier
zeer talrijk zijn en waar ik op school.
Maar reeds na het eerste schot zag ik
een groolen buffel in front van de
waterbokken heel dicht bij, recht naar
mij toe komen. Ik kon niets anders
doen dan in een boompje klimmen,
wat toevallig juist naast me stond. Ik
trok mij op aan een tak welke ik juist
bereiken kon en ik was nog niet op
den tak toen het beest met dolle vaart
legen het boompje op renden en er
onder bleef staan.
Nu kon ik niets anders doen, dan
maar geduldig afwachten tot het beest
weg ging, want in mijn haast had ik
het geweer op den grond laten liggen.
En weet ge wat de buffel deed, hij
ging onder mijn boom liggen tot avond,
juist toen de zon onder was ging hij
weg.
Ik heb van menschen gehoord welke
een geheelen nacht in een boom moes
ten doorbrengen met een buffel er
onder.
Een anderen keer was ik op jacht
met een vriend van mij welke niet
schieten kon, maar eens heel graag
wild zou zien.
Dus wij gingen met "ons tweeën en
waren heel gelukkig daar ik verschil
lende beesten schoot. Een waterbok
wondde ik en liep weg, mijn hond
achter na, enkele oogenblikken daarna
hoorde ik mijn hond blaffen. Ik liep
wat ik loopen konFnaar de plaats toe,
maar toen ik dicht bij kwam zag ik
het juist verdwijnen, het ging al verder
en verder tot ik het eindelijk in de
papijras verloor.
Mijn hond kwam terug en ik ging
terug naar de plaats waar mijn vriend
was achter gebleven. Toen ik daar
aankwam was hij spoorloos verdwenen,
ik maakt mij niet ongerust omdat hij
van "daar goed fkon zien waar onze
boot was en gemakkelijk de weg terug
kon vinden. Ik liep nog een eind de
wildernis in, toen er een onweer o-
kwam, juist voor het vallen van dc
avond, en omdat wij nog een uur
moesten roeien voor we thuis waren,
ging ik maar gauw terug. Aan de boot
aangekomen wachtte mij echter een
teleurstelling, want mijn vriend was
niet daar en was nog niet terug ge
weest, zooals onze negers welke bij de
boot waren mij vertelde. Ik wist niet
wat te doen er waren 5 negers, ik
maakte er drie groepen van welk ik
in verschillende richtingen stuurde.
Ik nam de richting naar de plaats
waar ik hem hel laatste gezien had.
Daar aan gekomen liet ik den neger
welke bij mij was in een boom klim
men en mijn geweer afschieten het
welke ik na enkele minuten herhaalde.
Maar ik hoorde of zag niets, toen be
gon ik te zoeken naar alle richtingen
terwijl de regen bij stroomen neer viel
en de bliksem de donkere wouden
doorkliefde. Ik zocht zoo ruim twee
uur, roepende en schietende, maar
niets liet zich hooren. Toen ging ik
terug naar de boot, in de hoop dat de
andere negers gelukkiger waren ge
weest dan ik. Maar een andere teleur
stelling wachtte me daar. Ik was
radeloos want het was al meer dan
twee uur duister en de regen viel nog
steeds bij stroomen. Ik ging weer
terug, na ongeveer een kwartier stopte
de regen en kwam de maan er door.
Ik kon nu ten minste zien waar ik
liep. Maar eensklaps bleef ik als aan
den grond genageld staan ik zag een
buffel nog geen 10 meter van mij van
daan recht naar ons toe komen den
neger met rnijn geweer was achter
mij zoodoende had ik geen kans om
het beest neer te schieten wat voor
ons beteekende dat wij beiden verloren
waren.
Maar toen gebeurde er iets waar ik
niet op gerekend bad. Mijn hond,
welke achter mij liep, sprong op eens
naar voren en sprong het beest naar
de keel, het verschrok zoo geweldig
dat het zich omkeerde en er tusschen
uit ging. Ik schoot het- nog een schot
na maar miste waarschijnlijk. Ik liep
langs een omweg naar de boot terug.
Twee negers waren terug, maar had
den niets gevonden, wat mij bijna
wanhopig maakte. Ik ging weer terug
en schoot al mijn kogels weg, welke
ik nog over had, en wachlte of ilc mis
schien iets hoorde en jawel heel in
de verte hoorde ik roepen, wij trokken
er onmiddellijk op af en daar was
mijnheer doornat, koud, vermoeid. De
negers hadden hem gevonden zittende
in een boom en roepende om hulp.
Hij was geheel verdwaald eu toen
maar in een boom gekropen om voor
de beesten bevrijd te zijn. Dergelijke
gevallen zijn heel goed als ze afge-