Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Geïllustreerd Zondagsblad De Rauzebank failliet. Fulco van iern Dit nummer bestaat uit twee bladen Belangrijke uitbreiding zonder prijsverhooging. Geillustreerd Zondagsblad FEUILLETON. Gemengd Nieuws ?~.atardag IS December 1923 44c Jaargang No BO ABONNEMENTSPRIJS PER KWARTAAL voor VENRAY 65 c. franco per post 75 c. voor het buitenland (bij vooruitbetaling) f 1,30 afzonderl. nummers 5 c. PEEL EN MAAS Uitgave van FIRMA VAN DSN MUNCKHOF, VBNBAY. Tel. No. 51 PRIJS DER ADVERTENT1EN t—8 regels 60 cl elke regel meer 7"/« cl Advertentiëo bij abonne ment groote reductie- VAN HET Wij kunnen onzen lezers tot ons genoegen mededeelen, dat ons Geïl lustreerd Zondagsblad met ingang van deze week, belangrijk wordt uitgebreid. Het aantal pagina's zal van twaalf op zestien worden gebracht en zulks zon der verhooging van den reeds zoo lagen abonnementsprijs. Zij, die reeds abound op het Zondags blad zijn, zullen dit goede nieuws onge twijfeld met instemming vernemen. Wij vertrouwen evenwel, dal degenen, die nog niet lot de geregelde lezers van het Zondagsblad behooren, hierin aanleiding zullen vinden, een abonne ment op deze goed verzorgde en aller goedkoopste uitgave te bestellen. Des- verkiezend vrage men vooraf gratis proefnummer aan. Wie zich abonneert, ontvangt de vóór 5 Januari nog te verschijnen nummers gratis. Men zende daarom terstond onderstaand bestclbiljet aan onze ad ministratie. DE UITGEVERS. personen van H. A. Völker en L. van der Steen, als de Raad van Toezicht vertegenwoordigd door de Heeren P. J. N. Sopers en J. C. v. Beek, vrijuit gaan. Al deze heeren droegen verantwoor delijkheid. Zijn daarom min of meer verant woordelijk voor de catestrofe van de Iïanzebank. Te meer verantwoordelijk nu blijkt, dat ze met meer of minder schuld, meer of minder bewust, het publiek het goede Roomsche publiek hebben om den tuin geleid en velen grof benadeeld zijn. 't Staat aan hen, dit met hun gewe ten in orde te maken, zoo ze wellicht door getergde crediteuren niet persoon lijk kunnen aansprakelijk worden ge steld. Maar.... Erger is, dat door deze vloekwaardige zaak schade is gedaan aan het goed vertrouwen van eenvoudige menschen. Schade is gedaan ook aan het goed geloof van trouwe Christenen. Velen toch der eenvoudigen van har ten vereenzelvigen een instelling, die met den steun der Katholieke Overheid tot stand komt, of althans v%n die zijde min of meer wordt aanbevolen, met het Roomsch Katholieke geloof zelf en zien zich nu in hun eenvoud, ondanks dat bitter bedrogen. De eenvoudigen redeneeren niet lang, denken niet wijd na, maar trekken dadelijk hunne conclusie en dra komt den man over de lippen »Och wat., dén pot nat BESTE MUL JET Ündergeteekende verzoekt een abon nement op het tegen 58 ct per kwartaal, franco per post 85 ct. Woonplaats: Naam: Aan Bureau »Peel en Maas" Ven ray. Met begrijpelijke nieuwsgierigheid namen we kennis van het voorloopig rapport der deskundigen omtrent den geldelijken staat der Iïanzebank, schrijft cle Noord-Limburger. En hoe verder we lazen, hoe heviger onze verontwaardiging werd. Dit rapport toch maakt melding van zaken, die te voren geen publiek eigen dom waren en wat meer ishet wordt ondanks den vrij grooten omhaal van woorden duidelijk, dat nöeh Directeur Verberk, noch het accountants kantoor Nijst, nóch het bestuur in de 31 Vervolg van het Tweede Blad. Daarenboven vergezelt mij mijn getrouwe Walter, of laat ik liever zeg gen, ridder Walter, en ik behoef dus niets te vreezen. Wat zegt gij, vraagde vader Ara- brosius; ridder Walter? Ja, mijn wapenbroeder, mijn vriend, heeft den ridderslag door de hand van den dapperen Joscelijn ontvangen. De oogen van vader Ambrosius na men een buitengewone glans aan. Hij opende onwillekeurig zijne armen en Walter wierp zich aan zijne borst. Ook gij mijn zoon, zijt mij ten vreugdeik zegen het oogenblik waar op ik ii aan de goedheid van Graaf Dido heb aanbevolen. Gij zijt mijne zorgen immer waardig geweest, en zelfs de avond mijns levens wordt door u in een liefelijken lentemorgen her schapen. Wat toch zal ik den Heer wedergeven voor al het goede, dat Hij mij bewezen heeft. Zoete tranen vloei den den grijsaard langs het eerbied waardig gelaat, en zijne bevende lippen verrieden, dat zijn hart een stil dank gebed tot den Allerhoogste opzond. Hij bedwong echter spoedig zijne ontroering en zich tot Fulco wendende, vervolgde hiJ De man, dien gij hier voor u ziet, heeft zoowel mij als uwe zuster, de Welk een zware verantwoordelijk heid drukt op de verantwoordelijke mannen, is niet onder woorden te brengen. Moe voorzichtig men zijn moet om een instelling, ook maar half te laten schuilen onder de vleugelen onzer Moeder de II. Kerk, leert deze droeve historie. En voorzichtigheid en omzichtigheid is dus wel geboden voor allen die de leiders zijn van ons Roomsche volk, want op menigen anderen tempel staat de Roomsche vlag, die niet harmonieert met het interieur er onder. Als allen dat weten, ook de eenvou digen uil het volk, kan dat zoo'n kwaad niet, maar vaak juist omdat allen dat niet weten, wordt die vlag uitgestoken en dan wreekt zich dat vroeg of laat, tol ontoerekenbaar nadeel van het goed vertrouwen en het kin derlijk geloof der armen van geest. De N. V. Credietvereeniging „De Hanzebank" te *s-Hertogenboseli failliet. De Arrondissementsrechtbank te 's llertogenbosch heeft in slaat van faillissement verklaard de N. V. Cre. dietvereeniging »De. Iïanzebank" te 's Hertogenbosch, zulks op verzoek van de Zuiderbank en de bewindvoerders van de Hanzebank. Tot rechtercommissaris is benoemd jhr. mr. E. van Meeuwen en tot kura- toren mr. G. M. J. Kolfschoten en mr. C. M. van Leeuwen, advokaat en prokureurs te 's-Hertogenbosch en 11. A. Tromp te Sint Michiels Gestel. De rechtbank overwoog dat de bewindvoerders en het bestuur der Iïanzebank het bij de rekwesten geslelden als juist hebben erkend dat de verzoekers van de Zuiderbank wel stellen, dat ruim 15.000 krediteuren vertegenwoordigend een vordering op de Hanzebank tot een totaal bedrag van 16 millioen, deels hun vordering aan hen hebben gecedeerd, deels hun hebben gemachtigd hun belangen als crediteuren der Hanzebank te behar tigen, maar niet hebben gesteld, welke bepaalde krediteuren hun vorderingen hebben gecedeerd, noch van welke krediteuren zij als gemachtigden op treden, zoodat de vraag gewettigd is of hun verzoek wel ontvankelijk is dat wel de mogelijkheid wordt ge steld, dat tengevolge van, naar net verleenen der voorloopige surséance, gedane cessies de belangen der kredi teuren, die niet cedeerden, werden benadeeld en een faillissement in het belang is der krediteuren maar niet, dat hangende de surséance de staat van den boedel zoodanig is achter uitgegaan, dat volledige betaling van al hare schulden is uitgesloten. Overwegende dat hoe die vragen ook worden beantwoord in ieder geval het faillissement op het door de bewind voerders ingediend verzoek moet wor den uitgesproken. De rechtbank neemt den inhoud daarvan als feitelijk juist aan, gelijk ook het bestuur der bank heeft gedaan. Daaruit volgt, dat hangende de surséan ce de staat van den boedel zoodanig is achteruitgegaan, dat het vooruitzicht is verdwenen van volledige betaling van alle schulden bij het eindigen der su rcéance. In liet verzoek tot faillietverklaring der Hanzebank, ingediend door mr. J. van de Mortel te Tilburg, mr. dr. J. van Best te Eindhoven en mr. W. van der Eerden te's-Hertogenbosch (Zuider bank) werd nog ,o..a. het volgende gezegd dat rekwestranten van oordeel zijn, dat na het verleenen der voorloopige surséance van betaling aan de Hanze bank thans voldoende is komen vast te staan dat de Hanzebank nimmer hare verplichtingen ten aanzien harer krediteuren volledig zal kunnen nako men, noch denzelven integrale betaling zal kunnen verschaffen dat bovendien de belangen der kredi teuren door de tallooze, na de verleen de surséance van betaling plaats gehad hebbende cessies, ernstig kunnen wor den benadeeldin ieder geval de krediteuren het risico loopen indien deze cessies van kracht zouden worden bevonden dat hun vorderingen op uitstekendste diensten bewezen. Be schouw hem in dit uur als uw redder! Zonder hem zoudt gij nu misschien reeds in eene akelige gevangenis zijn geworpen, waarin zelfs uwe vrienden u niet ter hulp konden komen, en uwe vrijheid zoudt gij slechts ten koste van het leven uwer zuster verkregen heb ben. Fulco sidderde; hij ging naar den onbekende, drukte diens handen in de zijnen en gaf slechts door een veel be teekenend zwijgen hem zijnen dank te kennen. De onbekende scheen die stille harte- taal te verstaan ten minste hij voegde er bij Hetgeen ik heb gedaan, edele Heer, vereischt geen dank. Ook gij zoudt de onderdrukten in uwe bescherming hebben genomen. Laat ons liever de Voorzienigheid zegenen, die mij op uwen weg gevoerd heeft, en mij tot llaar werktuig heeft gebezigd, om het goede te doen zegenpralen. Mag ik ook den naam van mijnen grootmoedigen redder kennen vraag de Fulco op biddenden toon. De tijd, die niet ver meer af is, zal u dien doen kennen, laat u dit voor het oogenblik genoeg zijn. Geloof intusschen dat er geen smet op mijne wapenen kleeft, en hij, die mij hiervan zou verdenken, zou ik openlijk lot een tweegevecht op leven en dood, met welke wapenen hij zou verkiezen, uit dagen. Verre zij van mij die booze ge dachte, hernam Fulco door den hevigen toon verrast, waarop zich de onbekende uitdrukte. Die u hiervan in mijne tegenwoordigheid zou beschuldigen, de Hanzebank nog meer in waarde zullen dalen dat immers het onderpand voor de krediteuren tengevolge van voormelde cessies dreigt geringer te worden dat het, naar rekwestranten wil voorkomen, niet in het belang is van de krediteuren van de Hanzebank dat deze toestand langer wordt bestendigd dat in ieder geval het vooruitzicht is verdwenen op volledige betaling van alle schulden bij het einde der suréance dat voldoende is komen vast te staan, en uit hel bovenstaande volgt, dat de Hanzebank verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Komt er pl.in. 50 pCt. uit (le Hanzebank. Een financieel artikel in de Tel. komt tot de conclusie, dat het verlies der Bossche Hanzebank pl.m. 44 pCl. bedraagt doch dat dit percentage sinds de surséance nog toegenomen is, wijl het bedrijf niet rendabel is in den tegenwoordigen vorm. Indien deze conclusie juist is, zou er dus pl.m. 50 pCt. uit het faillissement te wachten zijn, zegt de M. Ct. Wering van besmettelijke veeziekten. Verboden strook langs de oostelijke grens. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft met ingang van 12 December 1923 het vervoeren of doen vervoeren van herkauwende dieren en varkens alsmede van een hoevige dieren verboden binnen een kring in de provinciën Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg, omvattende eene strook langs de Duitsche grens en van deze grens tot aan grenspaal 6 langs de Belgische grens. Dit verbod is niet van toepassing op j eenhoevige dieren welke, blijkens een ambtelijke verklaring, van den burge- 1 meester der gemeente van herkomst, geregeld in jgrensverkeer gebezigd worden. De Minister heeft bepaald dat, wan neer bijzondere redenen afwijking van het bedoelde verbod noodzakelijk maken, zoodanige afwijking kan wor den toegestaan door den betrokken Commissaris der Koningin onder de door den betrokken Inspecteur van den Veeartsenijkundigen dienst aan te geven voorwaarden. In verband met deze beschikking is vanwege het Departement een schrijven tot de Commissarissen der Koningin gericht, waarin er op wordt gewezen, dat met het oog op den smokkelhandel welke in de aan Duitschland grenzen de streken geregeld wordt gedreven, reeds herhaaldelijk van verschillende zijden is aangedrongen op het in het leven roepen van een streek als in deze beschikking vervat. Een zoodanige maatregel, welke in November 1920 wegens het van uit Duitschland drei gende mond- en klauwzeer was geno men, is in Maart 1921 weer ingetrok ken. Verschillende bezwaren, welke voor de grensbewoners aan een zoo danige strook met verboden veevervoer zijn verbonden, deden den minister echter aarzelen, zonder hoogst ernstige motieven, wederom tot toepassing van zou ik rekenschap van zijne woorden vragen. Voor het overige zal ik uw geheim eerbiedigen, en gij zult mij dit ontsluieren, en wanneer gij mij die gunst waardig keurt. Thans is het tijdstip genaderd, zeide de onbekende, om met goed ge volg list en geweld te keer te gaan. Bedenk het wel, edele Heer, men heeft met den laatsten wil van uwen achtens- waardigen vader den spot gedreven, men heeft de eenvoudige, voorheen zoo gelukkige dorpsbewoners, diep ongeluk kig gemaakt, en de bloeiendste plaat sen, door ongehoorde heerendiensten uitgezogen; men heeft den eerbied uit het oog verloren, dien men aan de jonkvrouw verschuldigd was; men heeft haar met onheuschheid, wat zeg ik, met verachting behandeld. Men heeft u naar het leven gestaan, om zich daarna van uwe goederen meester te maken. Al die slechte daden eischen wraak, en de man, de booswicht het gedrocht, dat al die duivelsclie plannen beraamd heeft, is Heer Hensberg. Gij hebt hem thans in uwe macht, en kunt den eerlooze naar verdiensten voor zijne euveldaden straffen. Fulco had terwijl de onbekende de misdaden van Heer Hensberg opsomde, meer dan eens met krampachtige vin gers zijn zwaard omklemd, en zijn gelaat was dan eens doodsbleek ge worden, dan weder had het zich met een gloeiend rood overtogen. De wraak vertoonde zich zoo aanlokkelijk voor zijne oogen. Heer Hensberg, had zijne zuster verguisd, zijn vader misleid, zich met het bloedgeld der armen ver rijkt. Met volle teugen zou hij zich op zijn slachtoffer kunnen wreken, en niemand zou hem van wreedheid kun nen beschuldigen, daar de onverlaat nog slechts een klein gedeelte van het leed zou gevoelen, dat hij anderen met zooveel helsche vreugde berokkend had Hoe verleidelijk waren die denk beelden niet? Maar Fulco was te edel van ziel om lang bij die beelden, den christen onwaardig, te verwjjlen. Hij schudde weemoedig het hoofdde strengheid en bitterheid die nog een oogenblik geleden op zijn gelaal zetel den, maakten voor eene zoete gerust heid plaats, en terwijl hij met de hand over het brandende voorhoofd streek, zeide hij Hoe zoet en streelend de wraak ook zijn moge, toch zijn de vruchten, die men er van inoogst wrang en bit ter, en het naberouw zoo folterend, dat ik bij de gedachte, mijn eigen rechter te moeten zijn, inwendig sidder en beef. Neen God heeft gezegdaan mij is de wraakdat recht heeft dus een goddelijken oorsprong en mag door geen menschen ontheiligd worden. Ver van mij dus die gedachten. Ik heb zulks eenmaal als knaap aan mijne moeder beloofd, toen ik nog schulde loos aan hare zijde speelde, en later heb ik die belofte op de groeve der onvergetelijke vrouw vernieuwd, en zij zal mij tot mijn laatsten snik dierbaar blijven. Ik neem vader Ambrosius tot getuige mijner woorden, ik laat het aan zijne beslissing over of ik anders kan en mag handelen. Gij hebt als een braaf christen gesproken, zeide vader Ambrosius, en dit antwoord had ik van u verwacht. Geene wraak zij onze leus! Door zacht moedigheid en vredelievendheid komt een zoo ingrijpenden maatregel over te gaan. Thans doen zich evenwel om standigheden voor, welke het in het leven roepen van een dergelijke strook dringend noodzakelijk maken. In den laatsten tijd komen in Duitschland namelijk in toenemende mate gevallen van longziekte voor. Het overschrijden der grens dezer ziekte, welke van 1883 tot 1887 onzen veestapel teisterde, doch na laatstge noemd jaar hier lande^niet meer voor kwam, zou een ware ramp zijn, zoodat alles in het werk dient le worden gesteld om dit te voorkomen. En aan gezien ook ten aanzien van den in- en uitvoer van een-hoevige dieren de voorschriften aan onze Oostgrens veel vuldig worden overtreden, is tegelijker tijd voor deze diersoort het verbod toepasselijk verklaard behoudens ten aanzien van een-hoevige dieren, welke geregeld in grensverkeer worden ge bruikt. In verband hiermee verzoekt de Minister den Commissarissen der Koningin dringend op eene nauwkeu rige handhaving van den betreffenden maatregel te doen toezien en hierop bij de betreffende kennisgeving aan de betrokken burgemeesters in hun gewest met nadruk te willen aandrin gen. Een erfenis-kwestie. Te Arnhem was een oude dame overleden, nalatende een zoon en een dochter als hare erfgenamen. Bij die dochter was de erflaatster gedurende jaren in huis geweest en daar had zij hare verzorging genoten. Zij had daar voor eenige vergoeding betaald en haar daarenboven gegeven een bedrag- van f 11.000. Voor dit bedrag zou ze dan ook recht hebben op onderhoud en verzorging ten huize van hare dochter gedurende haar verdere leven, hetwelk evenwel niet heel lang meer duurde. Bij de verdeeling der erfenis kwam .zoon in verzet tegen het feit, dat op de bovengenoemde wijze reeds te voren f 11.000 aan de nalatenschap was onttrokken en hij eischte voor de Rechtbank te Arnhem, dat deze som geheel of gedeeltelijk in de nalaten schap zou worden teruggebracht. De Rechtbank heeft echter die vordering ontzegd. Na ingesteld hooger beroep heeft het Gerechtshof te Arnhen thans ook in die zaak eene uitspraak gegeven, waarbij werd beslist, dat de in deze gewraakte betaling van f 11.000 niet als een schenking was le beschouwen, maar was bedoeld als eene vergoeding voor hetgeen door de erflaatster gedu rende 25 jaren te weinig voor kost en inwoning was betaald en voor hetgeen zij in de toekomst nog als zoodanig noodig zou hebben, dat zij nu wel in den tijd voor het storten van gde f 11.000 een bedrag van f 600 per jaar had betaald en de zoon dit een alles zins voldoende vergoeding vond, doch het Hof deze meening niet kan deelen, rekening houdende met den stand en het fortuin der partijen. Het voormelde vonnis werd dus bevestigd en de eischer in het ongelijk gesteld. (A. C.). een zondaar eerder tot berouw, dan door geweld. Gij toont, een ware af stammeling van uw doorluchtig geslacht te zijn, en geve de Hemel dat de over erfelijke deugden zoo bijzonder in u en uwe zuster zichtbaar nooit door vreemden invloed mogen verbasteren. Maar laat ons thans op onze hoede zijn, want de verrader slaapt nooithij sluipt zoowel rond in ondoordringbare bosschen, als in de paleizen der rijken en in de hutten der armenwij heb ben dan ook bij voorbaat dit huis door eenige vertrouwde krijgslieden doen bewaken, die ons, indien zich eenig gevaar opdoet, onmiddellijk zullen waarschuwen. Maar niet overal om geven ons getrouwe wachters, op en om het kasteel zelfs sluipt menigeen met een loerend en ter nedergeslagen blik rond, die door goud omgekocht slechts de gunstige gelegenheid afwacht, zijn meester van alles een getrouw ver slag te geven. De nacht spoedt ten einde, daarom niet langer gedraald en spoedig ons ontworpen plan ten uitvoer gebracht. Ik heb, sprak de geharnaste man, mij van den sleutel van de tuindeur meester gemaakt, en indien wij die eenmaal bereikt hebben, zal het ons niet moeilijk vallen, langs de kleine deur aan de oostzijde in het kasteel te komen. Zijn wij daar gekomen dan zal het zeker het beste zijn dat de edele Heer Fulco en ridder Walter zich zoo lang in de kamer van vader Ambiosius ophouden, tot het oogenblik van han delen zal aangebroken zijn. Wordt vervolgd.

Peel en Maas | 1923 | | pagina 1