KoTr^r, 67°occ. Weekblad voor VENRAY, HORST en Omstreken. Opening der Staten-Generaal Troonrede Kans op vrede Fokveedag te Cuyk. Een Urker visscher. Zaterdag 21 September 1918 89e Jaargang No. 38 AnONNKMKNTSPRIjS ADVERTEOTKN PER KWARTAAL van 1—4 regels 20 c. voor hetbuitenland EJ~ „"L" r', lEonS!tbnummlrS905c: Uitgave van FIRMA VAN DEN MUNCKHOF, VENRAY. worden 2 maal berekend! Dinsdagmiddag heelt H,M. de ko ningin in persoon de nieuwe zitting der Staten-Generaal geopend. Met den gebruikstij ken schitteren den en luisterrijken hofstoet begaf de koningin zich van het koninklijk paleis naar de Ridderzaal, waar de opening plaats had en waar H.M. hij aankomst door een commissie uit de beide Kamers werd ontvangen en naar den troon geleid. Hier las de koningin de volgende Te midden van U, leden der Staten- Generaal, is het mij eene behoefte openlijk uiting te geven aan de zorg en de smart, die de buitengewone nooden van mijn volk, waarmede Ik zonder ophouden medeleef en mede gevoel, in Mij opwekken. Te grooter is de dankbaarheid, waarmede Ik jegens God vervuld hen, nu voor ons land de vrede be waard bleef. De nog steeds woedende wereld oorlog blijft van ons geheele volk zware offers eischen, die naar Ik vast vertrouw, ook verder bereid willig zullen worden gebracht. Niettegenstaande gerezen moei lijkheden, tengevolge waarvan de economische toestand een voortdurend ernstiger karakter aanneemt, bleven onze betrekkingen met alle mogend heden van vriendschappelijken aard. De verplichtingen, die op een neutralen staat rusten, zal Ik met onveranderlijke nauwgezetheid en vastberadenheid blijven nakomen. De beproefde eensgezindheid der natie geeft Mij steun bij mijn on- wrishaar voornamen, onze onafhan kelijkheid tegen iedere aanranding tot bet uiterste te verdedigen. Dit belet niet, dat getracht zal worden, de lasten der mobilisatie, •onder vermindering der weermacht te verlichten. De voorziening ia het uit de tijds omstandigheden voortvloeiend gebrek aan noodzakelijke levensbehoeften blijft het onderwerp van mijn voort durende zorg. Ik ben er op bedacht, de daartoe strekkende maatregeieD zoo weinig drukkend mogelijk ie doen zijn en te streven naar zekerheid van de rechten naast de plichten der ingezetenen. Reeds thans zal volle aandacht worden geschonken aan de maatre gelen, die na den oorlog zoowel hier te lande als in de koloniën zullen moeten worden getroffen, om de zoozeer ontwrichte handel en nijver heid de voorlichting en steun te geven die alsdan zij behoeven. De toestand van 's lands schatkist wordt steeds meer zorgwekkend en vordert dringend zooveel mogelijk beperking van uitgaven. Daarnevens zullen ingrijpende maatregelen tot versterking van middelen niet kunnen uitblijven. Instelling van een departement van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen en een ander voor arbeids- aangelegenheden ligt in Mijn voor. nemen, De uitvoering van het gewijzigde artikel 192 der Grondwet zal in den •geest van onderling vertrouwen en toenadering, die de herziening heeft gekenmerkt, ten spoedigste en met kracht worden ter hand genomen. Zonder dat deze uitvoering wordt vertraagd, zullen, ter wille van de billijkheid, onverwijld de noodige vooratellen worden ingediend tot wegneming van de steeds toenemen de ongelijkheid in bezoldiging van openbare en bijzondere onderwijzers. Aan de in 1913 tot stand gekomen verzekeringswetten zal zonder ver traging uitvoering worden gegeven. Voorstellen tot aanvulling van die wetten zullen U vervolgens worden gedaan. De opbouw der sociale wetgeving zal worden voortgezet. Regeling der collectieve arbeids overeenkomst zoo wat de publiek rechtelijke als de privaatrechtelijke zijde betreft zal worden ter hand genomen. De uitvoering van waterstaatswer ken, daaronder begrepen de droogleg ging der Zuiderzee, zal met kracht worden voortgezet en ondernomen. Het ontwerp der Indische be grooting, dat U zal worden aange boden, is dit jaar voor het eerstin Indië in openbare behandeling voor. bereid. De goede verzorging van de geestelijke en stoffelijke belangen der iniandsche bevolking heeft mijn voortdurende aandacht. Met stipte eerbiediging van de godsdienstige overtuiging der iDge» zetenen, wordt dankbaar de steun aanvaard, dien het Westersoh parti culier initiatief biedt en met name de booge beteekenis erkend van den arbeid der christelijke zonding. Tegen drank- en opiummisbruik zal de strijd krachtig worden voort, gezet Ruimer deelneming van de inge. zetenen aan de behartiging van de locale belangen en uitbreiding van autonomie en zelfbestuur zullen zoo wel de eigen geaardheid der bevol» king tot haar recht doen komen als de vrijwillige saamhoorigheid met het moederland sterken. Deze strekke tot hechten grondslag voor de krachtige economische tn militaire weermacht, waarvan de vorming zooveel mogelijk zal worden voortgezet. In de West-Indische koloniëo wordt mede de druk der tijdsom. standigheden gevoeld. Naar sterking van haar draagvermogen zal worden gestreefd. Bij het toenemen der binnen- en buitenlandsche moeilijkheden ver» trouw Ik des te vaster op Uwe medewerking. Met de bede, dat God ons volk in eendracht moge sterken en door de zware tijden tot betere dagen moge vceren, verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend. Wederom doen vredesgeruchten de ronde, en het schijnt wel dat deze geruchten thans meer grond van waarheid hebben dan vroegere. Ieder onpartijdig waarnemer van het vreeselijk oorlogsgebeuren moet tot de overtuiging komen, dat zooals de zaken nu staan, een militaire overwinning der Centrale mogend» heden tot de onmogelijkheden be» hoort. Na het geweldige Duitsche offensief van 21 Maart j.l. leek het een oogenblik of de Geallieerden in het Westen definitief verslagen zou» den worden, maar sinds Foch opper» bevelhebber werd en op 18 Juli en 8 Augustus op meesterlijke wijze het initiatief aan zich trok, is het blaadje ten eenemale gekeerd. In Duitschland zelf begint men meer en meer te beseffen dat de militaire kansen slecht staan en de agitatie van de AI» Duitschers is sinds de laatste maan» den sterk verslapt. De duikbootoorlog heeft zijn doei gemist, de hulp van Amerika is danig onderschat en als de oorlog tot het voorjaar wordt ge» rekt, zal de kracht der Entente door de hulp uit de Nieuwe Wereld nog veel grooter geworden zijn, terwijl Duitschland zijn hoogtepunt reeds lang achter zich heeft. Veel zal met het oog op den vrede afhangen van den vorm en van den inhoud van het vredesvoorstel. Op twee punten zal het vooral aankomen; op België en op Elzas Lotharingen. De tijden dat de Al.Duitscbers op de inlijving van een deel van België konden hopen, zijn voorbij. Duitsch» land heeft reeds ts kennen gegeven, dat België ::jn onafhankelijkheid zal behouden, maar het zal op dezen weg nog verder moeten gaan. Voor een ieder staat het vast, dat de inval in België in strijd was met de geboden van het volkenrecht, de Duitscbe kanselier heeft dit trouwens in zijn rede van 4 Augustus 1914 erkend, en hij beloofde toen ook, dat België schadeloos gesteld zbu worden, zoo» dra het (Duitsche) militaire doel zon bereikt zijn. Als ze ook deze laatste belofte zouden inlossen, zou onge» twijfeld reeds veel gewonnen zijn. Indien zij zich bereid verklaarden, alle id het ongelukkige België aan» gerichte schade te herstellen, zou een groote stap in de richting van den vrede gezet zijn. Het tweede netelige punt betreft ElzaB Lotharingen. Frankrijk eischt het gebied, dat bet in 1871 bij den vrede van Frankfort moest afstaan, terug. De Duitsche keizer heeft her» haaldelijk verklaard, dat er nimmer een gedeelte van Elzas Lotharingen aan zijn vroegere bezitters zal wor» den teruggegeven. Zou hier geen middenweg tussehen de veruiteen» loopende standpunten te vinden zijn 1 »Wij vei langen vurig naar vrede" schreef reeds Pasehen 1916 een al» Duitsch blad. En dit verlangen zal zeker aanzienlijk in kracbt.gewonnen hebben, en daarom is het te verwach» ten, dat Duitschland tot concessies bereid zal zijn. Gld. Aangemoedigd door het groote succes van verleden jaar heeft hel Bestuur van den Bond van Fokver» eenigingen in Oostelijk N.-Brabant besloten ook dit najaar een fokveedag van het roodbont Maas-, Rijn- en fj8elvee te organiseeren-, Deze fok» veedag zal gehouden worden te Cuyk op Woensdag 2 October des voor» middags te 10 uur. Reeds zijn 2o0 inschrijvingen in» gekomen. Zulk een onderneming onder de tegenwoordige omstandig» heden te organiseeren getuigt van durf, van energie, van een opgewekt leven op het gebied der rundveefok» kerij. Andermaal wil genoemd Be» stuur toonen over welk uitstekend fokmateriaal het land van Cuyk be» schikt. Wij vertrouwen, dat een druk bezoek den Bond van Fokvereeni» gingen eenigszins zal schadeloos stellen voor de vele kosten, moeiten en zorgen, welke het houden van een fokveedag met zich brengt. Niemand zal zich een uitstapje naar het mooie land van Cuyk met zijn prachtig veeras beklagen. -De Vissobery Courant" schrijft het vol gende •Onze lezers weten, wat er op 7 Augustus 1918 gebeurd is. hoe eeo Duitsche duik boot de kleiue viscfcsehuit «Krommenie 1". een noteaopje met drie man bemauriog, in da Noordzee bij Doggersbank met granaten beschoot en boe de schipper op dat buikje door den Duitscber werd doodgeschoten. De Duitscbe duikboot verdweeo na die heldendaad. De vermoorde schipper was T. Bakker van Urk, de zoon van Evett, den door de Duitschers zoo geëerden zeeheld van 1873". Naar aanleiding van dit bedroevig feit wil ik het volgende verhalen vaD een reis, die ik jaren geleden voor eenige lokale studies deed naar het eiland Urk. Toon Bakker was juist, jarigden lOden Juli en hy werd 35 jaar op dien dag. Zyt gy Evert Bakker vroeg ik aan een kracbtigen grijsaard. Jawel; die ben ik. En is dat uw zoon Ja, dat is Toon. Ik voelde voor deze mannen onmiddellijk sympathie. Trouwens ik beb de Neder- landsche teevisschers lief en de Urkers in bet bytonder. Dat is een droef geval geweest, ge- passeerden winter, zeide ik, en Toon Bak ker antwoordde Dat was het wel, ik was dicht by de eeuwigheid mijnbeer zal het wel in de krant hebben gelezen Ik wist er alles van. Het was in Fe bruari van dat jaar gebeurd. De botter U.K. 52, die op de Noordzee in de nabij heid van bet Haakvnarscbip aan de kor lag. werd op een Donderdagnacht door het naar Dordrecht bestemde Duitsche stoom schip -Taygeta" overvaren. Ze waren met drie man op den botter, hun lantaarn brandde, en toen het reusachtige schip recht op hen aankwam, ontstaken zij fak kels, riepen en schreeuwden. Doch het baatte niet. Een verschrikke lijke stoot, en weg zonk de botter 1 En de drie opvarenden gingen mee* Toen Toon Bakker weer boven kwam voelde hy zijn dertienjarig neefje, wiens vader het vorig jaar verdronken was, op zijn rug. Eu Toon zwom in dat koude water op de duistere zee, die door geeu maan werd verlicht, rond, totdat hij een kluif» fokspaal te pakken kreeg. Dat stuk hout hield beiden boven water; zij dreven misschien een half uur daar op Gods genade heen, toen Toon's broeder met de U.K. 53 ter hulp snelde. Toon's broeder bad de kor met toebehooren, die stellig een waarde van eenige bonderdeo guldens vei tegen woordigde, losgegooid, om zyn broeder te helpen, en ontdekte de drenkelingen nog net bijtijds Maar de knecht Jelle Hakvoort kwam niet meer boven en zyn vrouw en kinderen hebben bem en het was zoo'n goed man en vader I nooit weer gezien. Ik vroeg of dat stoomschip geen ver goeding moest geven, en vernam, dat de zaak in banden van den advocaat was ge steld. Maar zoo'n geding dnart gemeenlijk lacg heel lang. Het huisgezin van Evert Bakker en dat van Tood Bakker moesten vaa den botter leven; bet vaartuig was weg. Betreurenswaardige toestanden 1 Evert Bakker moest op zyn ouden dag nog bard werken, om aan den kost te komen; hij was 70 jaar. Daar is geen rykdom op Urk. Een flink Amsterdamsch koopman bezit meer dan al de Urker visschers samen. Eo ik wil maar zeggen, dat bet zoo droevig is, te moeten hooren, dat een brave Urker visscher zoo verschrikkelijk moet tobben op z'd ouden dag, terwijl hy een held is, die de Neder- landsche vlag eens met glorie heeft laten wapperen op de Dnitsche kust. Het was op Woensdag den 17 December 1873. Evert Bakker voer als schipper op de schelvi8chvangst ten Noorden der Oost Frie8che eilanden voor rekening van een Duitsche reedery, En op den bewusten morgen lag hij onder den wal van Nor» derney, toen zyn reeder by hem aan boord kwam en zeide Schipper 1 Daar is een stoomschip in □ood; ga de schipbreukelingen redden 1 Het was erg genoeg. Er ging een vliegen de storm. En daar in de verte, op het Rif van Norderney was het stoomschip ge» strand. Het was de »Urania", die van Hamburg kwam. Mijnheer 1 zeide Bakker, toen bij boven kwam en naar de witte schuimkop» pen keek, waarom gaat de reddingssloep niet Ze is omgeslagen, schipper 1 Hier liggen zooveel Norderneysche sehuiten waarom gaan die niet Ze zyn sterk en kloek gebouwd 1 Ze durven niet, schipper 1 was het antwoord, gy moet bet doen 1 De Urkers zyn stoutmoedige zeelieden, doch waaghalzen zyn ze niet; vooral niet, als zij een buisgezin hebben, En Evert Bakker verwonderde zich, dat de Duitscbe .reeder er een Nederlander wilde voorspan» nen, terwyl deze Norderneysche visschers Duitsohers wareD, en de bemanning der •Urania'' oit Duitschers bestond. Maar een echte Urker verandert, als by een medemensch in doodsnood ziet. We zullen 't probeereo, mynheer, zei schipper Bakker, zoo u meegaat. De reeder was er bly om; het ging nem aan zyn hart om die arme scbipbreukelin» gen. Doch zelf meegaaD bij deinsde er toch voor terug. Opdat u, zoo wy den tocht niet kunnen volbrengen, getuige zy.t, dat bet reddingswerk onmogelijk was. Dat was de taal van 't gezond verstand; de reeder wist er niets tegen io te brengen en ging mee. Evert Bakker stond aan 't roer; ze waren met bon zes Urkers. Er werd weiüig gesproken; de zee stond schrikwekkend hol, eo onder de somber jagende Decemborwolken zette het vaarttrg koers naar de »Urania". De schuit bad het hard te verantwoor den; zy kraakte in haar roodbont als een schuur, die op invallen staat. Het ging de waterbergen op en af en daar in de diepte, waar de golven als muren rondom het vaartuig oprezen, hingen de zeilen slap. De reeder werd bang; bij was bleek van schrik. En^bij smeekte den schipper terng te keereo. Doch de schipper schudde bet hoofd. Het is te vroeg, mijnheer 1 zeide by bedaard. We mogeo het niet doen; we hebben de schuit nog oodor onze voeten, ginds ligt het gestrande schip. Hij was onvermurwbaar. Daar aan den wal bad hij aan zyn huisgezin gedacht, doch thans werd bij aangegrepen door den hartstocht, menschen te redden. En deze edele hartstocht verdrong al het andere. Zij Daderden de »Uraoia". Het was Dog maar een stuk schip, het achterschip was reeds weggeslagen, en er was nie.ts over geschoten dan een hopeloos wrak, waarop twaalf menschen stonden, bibberend van de koude en van den doodsangst. De kapitein stond er ook. Hy had zich ten deele ontkleed, in de hoop misschien, om straks, als het dek onder zyn voeten wegspoelde, zich door zwemmen te redden. De schuit trachtte het wrak op zyde te komeo, maar de golven namen baar op en smakten baar tegen het wrak aan. Toon ging er een jammergeschrei op. De schipbreukelingen zagen, dat de boeg van de schuit was beschadigd, en xy durf den niet hopen, dat de visschers een nieuwe poging zouden doen. Doch de gezagvoerder troostte hen. Het zyn Hollanders, zeide by, die komeo terug 1 Eg de Nederlandsche kwamen terug. Het touw werd overgeworpen en de Urkers scbroeuwdon Maakt vast 1 maakt vast 1 Doch de schipbreukelingen deden het niet zij waren verstyfd van de koude, versuft, en de schuit dreef voorbij. lo dit hachelijk oogenblik sprong schip* per Bakker op, eo zeide We zollen bet nog eens met Gods hulp beproeven En zoo bet weer mislukt, zal ik met bet touw overspringen op het wrak. Maar ge zult me zweren, mij niet in den steek to laten, zoolang ge de schuit onder je voeten hebt. Eo zijn maat, tot wien bij dit zeide, be loofde bet den schipper met een handslag. Doch d8ze uiterste poging was Gode «y d*nk 1 niet noodig. Want toen de schuit opnieuw was bijgedraaid, eo het touw werd overgeworpeu, was er een jougeo van 14 of 15 jaar op bet wrak, die nog zooveel besef had, bet touw om den.maststomp te leggen. Zij werden allen gered twaalf man. En de hond, een dier als een kalf, sproDg over den rng van schipper Bakker ook in de schuit. Zoo keerden ze dan terug, maar toen Bakker onze driekleur heesch, zeide de reeder met verbaziug Dat'is de verkeerde vlag schipper, het moet de Duitscbe zijn 1 De Duitscbe hernam Evert. Er bestaat voor mij vandaag maar ééa vlag dat is de Nederlaodscbe 1 Eu geen andere zal er waaien van de streng, mijnbeer I De schipper had gelijk de reeder voelde het. Het is goed 1 zeide by, laat ze maar wapperen 1 Eo zoo zyn de zes Urkers met de twaalf schipbreukelingen, terwyl de vroolyke kleuren der vaderlandsche vlag uitwapper den op den vliegenden storm, teruggekeerd □aar het eiland. Het stond er zwart van bet volk. De meD8cben vroeger e.kander Wie zyn dat toch en er wrd g e» aotwoord Weet ge dat niet Het zyn Neder landers ge kunt bet zien aan de vlag Nu denk ik weer aan de onbarmhartige dnikboot, die den zoon van Evert Bakker doodschoot. By redde de Duitscbe schipbreukelingen met gevaar zijns levens. Moest dit zyn loon zijn, dat zyn geliefde zoon, zwalkende op de vrye zee om een schamel stuk brood te verdienen voor zyn gezin, in zijn vreed zaam bedryf werd gedood door een Duitsche granaat

Peel en Maas | 1918 | | pagina 1