f en Uitgever MuDckhof, Venray. Koloniën van weldadigheid. Zaterdag 17 December 3 910 31 stiJaargang No 51 Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Muziek als geneesmiddel. Meubelwerk. De brandwacht en zijn kind. PEEL Abonnementsprijs per kwartaal voor Vknray 50 c. franco per post 65 c. voor het bnitenland by vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. MAAS Prijs der Advertentiën: van 1 4 regel9 elke regel meer f letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën.. 3maal goplaatst worden 2maal borokend. 20 c. In vroegere tijden, bij minder ont» wikkelde t oestand der volken en onder de heerschappij van miuder-heldere economische begrippen omtrent armoedeen armenzorg, was bedelarij een bedrijf, dat eigen voorrechten bezat en zich verheugen mocht in de bescherming van de overheid en vaD particuliere vereenigingen. De na» deelige gevolgen van de practijk der bedelaars lieten zich echter op den duur zoo sterk gevoelen, dat er eeno omkeering kwam in de openbare meening en de openbare meening en de overheid zich geroepen gevoelde, om maatregelen tot wering der bede larij te beramen. Het moest eindelijk wel in het oog springen, dat het zeer nadeelig werkte voor de veiligheid en vooral voor de welvaart van een ianU, zoo een aanmerkelijk deel der bevolking leetde van gaven van het nijvere en arbeidzame deel. Het aantal bede» laars, voor het meerendeel vadsige luie, brutale liedeD, wien het aan goeden wil ontbrak, om door eigene inspanning in hun onderhoud te voorzien, nam natuurlijk zoo schrik barend toe, dat zij. indien de lief» dadigheid hun niet geDoeg in handen speelde, hun toevlucht namen tot geweld en allerlei ongeoorloofde middelen om machtig te worden wat bun goedschiks niet in voldoende mate. werd afgestaan. Men ging de armen indeelen in twee klassen valiedon en invalieden Valieden waren zij, die in staat ge» oordeeld werden om door arbeid zich het noodige voor hun bestaan te ver» schaffen, en de invalieden waren zij, die door geestes of lichaamsgebreken dat niet konden. De Invalieden kre» gen vergunning om in zekere, in hun bedelbrief omschreven, plaatsen te bedélen, èn de valieden, die zich aan bedelarij schuldig maakteD, werden streng gestraft. De eerste Fransche Keizerlijke Regeering was van oordeel, dat men de bedelarij niet als een misdrijf mocht beschouwen en te keer gaan, voordat men den bedelaars in den arbeid een middel van bestaan had aangewezen.' Bij gevolg werd er besloten, om in ieder departement een dépöt de mendicité of maison de travail op te richten, waar hun, die zich aanmelden, werk zou verschaft worden. Dat waren dus bedelaars» gestichten of koloniën van weldadig» heid. In den eigenlijken zin van het woord waren dat dus werkhuizen op groote schaal, waar eenieder, die verklaarde, dat hij geen werk kon vinden en bereid was, om zich eenigen arbeid te getroosten, kon worden toegelaten. In de werkelijk» heid is het echter en mot die gestich ten én met de eigenlijke werkbuizen geheel anders gelegen. Het decreet, dat de oprichting van een bedelaarsgesticht in ieder depar» tement beval, werd op verre na niet overal ten uitvoer gebracht. Men had de strafbaarheid van het bedelen aan de voorwaarde san het bestaan van zulk eene instelling verbonden; zoo» dat in de departementen, waar zij niet verrezen, bij voortdurin straffeloos gebedeld kon worden. De Code Pénal nam intusschen die bepaling in haar geheel over en maakte deze, bij hare invoering, ook in Nederland van kracht. Tijdens de Republiek hadden hier te lande wel diaconiewerkhuizan en andere inrichtingen van dien aard bestaan, doch de bedelaarsgestichten zooals de Fransche wet die onderstel de, waren hier onbekend. Men bad ook hier, evenals elders, allerlei strenge maatregelen getroffen tot verdelging van het ras der bedelaars, doch ook al met even ongelukkig evoig. De gewone straffen voorliet misdrijf van bedelen waren het brandmerken, om bij terugketst van den overtreder een berkenuings» leenen té lioBOOii, én ue verbanning, waarmede men beoogde, om op eene gepaste; onkostbare wijze van dat gespuis bevrijd te worden. Spoedig nadat generaal van deD Bosch de Koloniën van Weldadig heid had gesticht, sloot de Staat, om de voorwaarde, waarvan de straf» baarheid van het bedelen afhing, in het leven te doen treden, eeue over» eenkomst met de Maatschappij van Weldadigheid, waarbij bepaald werd dat bedelaars, voor rekening van het Rijk of van hun domicilie van on der stand in die Koloniën zouden opge» nomen worden, terwijl de Staat voor de vergoeding der daardoor veroor» zaakte kosten zou zorgen. Ommerschans en Veenhuizen wer» den meer bepaaldelijk voor dit doel aangewezen. Meer dan eens werd vervolgens bij Kon. Besluit ver» klaard, dat de koloniale gestichten te Ommerschans en Veenhuizen waren bedelaarswer'kbuizen voor het geheele Rijk, zoodat, zooals de Hooge Raad der Nederlanden heeft beslist, de voorwaarde tot strafbaar» heid van bedelarij, bij den Code Pénal vereischt, bestaat voor alle binnen het Rijk gelegen gemeenten. Deels om tegemoet te komen aan den ellendigen financieelen toestand der Maatschappij van Weldadigheid deels om een vrijer, eigen bebeer te krijgen, Dam de staat in 1851 de beide genoemde bezitltingen van gemelde Maatschappij over tegen eene aanzienlijke vergoeding. De wet van 29 Juni 1854, waarin belangrijke veranderingen, vooral tot verzachting der straffen van den Code Penal voorkomen, voegde aan de straf, op bedelarij gesteld, die in» tusschen verminderd werd, deze bepaling toe De rechter kan gelas» ten, dat landloopers en bedelaars, na het uiteinde der gevangenisstraf naar een bedelaarsgesticht of werkbuis Jzullen worden overgt acht. De last'ten tot overbrenging is uiplichtond ten aanzien van hen, di- reeds eenmaal wegens landlooperij o bedelarij zijn veroordeeld. Veroori lelde land» loopers of bedelaars, d e vreemdelin gen zijn, kunnen tei allen tijde op last der Regeering o er de grenzen worden geleid." (W: t deze laatsto bepaling aangaat, larin zal de Internationale Armen.org, naar wij hopen, spoedig gunsu. e verandering brengen.) De wetgever gaf dus aan de gestichten tevens he'. karakter van strafkolonie. Behalve Ommersch n3 en Veen» huizen, vinden wij i j het bezit dei- meermalen genoemde Maatschappij van Weldadigheid, koloniën te Frederiksoord, Willemsoord, W helmina's oord enz. Vooreerst wilde men door het vestigen .an een aan tal onvermogende F isgezinnen en personen in eene slree; die nog niet in bebouwing was gel acht, aan eeD deel der nog voor ai >eid goschikte armenbevolking, de gelegenheid openen om productu en arbeid te verrichten, om zich i iven aldus ie onderhouden, zondert; bedelen over tv gr an, Verder zag men mianu een g5» schikt middel om met betrekkelijk geringe kosten den woesten bodem bebouwd te krijgen. Men zou trach ten de bevolking, die zich vrijwillig of gedwongen daar vestigde, begin» selen in te prenten van arbeidzaam» heid, spaarzaamheid en zelfstandig» heid. Jammer dat ook hier wederom de uitkomst niet aan de schoone ver» wachling beantwoordle. Finantiecl had de Maatschappij met groote bezwaren te kampen groote som» men zijn er besteed en.... verspild. De reden zijn niet ver te zoeken Een omslachtig, kostbaar beheer, hoe eenvoudig ook ingericht, is on» onvermijdelijk. De bevolking, grootendeels uit steden afkomstig, is ongeschikt voor landbouwbedrijf. En daarenboven zijn velen aan het bedelen zoo gewend geraakt, dal zij er de voorkeur aan geven boven het in hun onderhoud 70orrien door eerlijk werk. Oulangs is de componist Max Reger tot eeredoctor van de Berlijn» scbe universiteit benoemd eu wel op grond daarvan, dat de muziek een genezende uitwerking op de zieken uitoefent. Voor deze opvatting brengt Albert Viselte in Monthly Musicai Record een nieuw bewijs, waar bij volgens de onlangs door dr. Vaschide en deu pianist Duprat in Frankrijk lane onderzoekingen, de uitwer» king van de muziek op den waanzin behandelt. In de richting van Villjuif wendden dc dokter en de musicus muziek in verschillende vormen aan als geneesmiddel voorde zielszieken. Verbazingwekkende veranderingen waren daarbij op do tot dien tijd uitdrukkinglooze gezichten derpatiëu- waar te nemen. Hei was, alsof de voorbijgegane vreugde van het vroegere loven op een oogenblik terugkeerde, opgeroepen door de macht der tonen. Een zioke verklaar de, dat de muziek hem nadenkend maakte, hem de herinnering aan enkele episoden uit zijn leveu terug» bracht en hem daardoor troostte een ander vond. dat de muziek hem tegelijkertijd kalmeerde en op» vroolijkte. Een meisje van 17 jaar, die men een nocturne van Chopin voorspeelde, zeide, dat de melodie haar terugvoer de in de dagen vao haar kinderjaren en dat baar dan de menschen rooi den geest kwamen, die zij had lief gehad. De muziek liet haar al het treurige van haar bestaan vergeten, en bracht haar bet geluk terug dat zij verloren had. Ook een ander meisje noemde de muziek een pijn» stillend middel als zij de weke toneu boorde dan leed zij niet meer, haar ziekte was verdwenen zij bevond zicb in een toestand van lief» lijke droomen, waarin zij dacht aan ai dc dingen die zij lief bad. Piet Verneuil, leidekker vao beroep, was te geijk sergeant van het korps pompiers te Coutances in Frankrijk en bij de inspectie ot plaatselijke plechtig heden verscheen hij met gouden strepen op de jas en twee zilveren medailles op de borst t'ie hij verdiend had door zyn leven voor de redding van zijn evenmensen te wagen. Maar op den avond, waarover mijn verhaal loopt dacht Piet noch aan zijn ambacht, noch aan de edele daden; bleek en onrustig zag hij den dokter aan die met het oor op de borst van een ziek kind naar de ademhaling luisterde. Nadat de geneesheer breedvoerig over behandelingen had uitgeweid, stond hij en opende do deur om te vertrekken Verpeuil volgde hem tot op de trap en vroeg met bevende stem, De toestand van don kleine is hopeloos, niet waar, dokter Hij is verloren hij zal sterven evenals zijne moe der, de longen zijn aangedaan. Neen, neen vriend, volsterkt niet Jarqeus is niet verloren, antwoordde de dokter, maar ik mag niet ontveinzen, dat een der longen aangetast is, maar dat geneest, dat geneest. Wat moet daarvoor gedaan worden? Eeu winter in het Zuiden doorbren gen dan komt alles in orde. Een winter in het Zuiden 1 Maar dokter daar valt niet aan te denken Dat onmogelijk. Ik begrijp u. maar we zullen zonder dat de zaak te boven zien te komen 'c zal wat langer duren maar dat is ook alles. Het noodzaakelijkste voor t oogenblik de boest te doen bedaren waardoor bet kind afgemat wordt... Nu moet ge van nacht ieder uur een lepel van den voorge schreven drank ingeven... Vergeet het niet, ieder uur. (ioed dokter. Op hetzelfde oogenblik weergalmde in de stilte van den nacht het geluid der groot klok., Eene rilling overviel Verneuil by luisterde hopende zich bedrogen te hebben, maar de sombere klauk duurde voort. Toen opende hij het raam, de lucht seheoo vuur te zijn en hij boorde zijne makkers loepen Brand, ried» hy: brnnd dotter en mijn kind. Maar hernam de geneesheer, mij dunki dat ge »nor een onkele maal wet eens... Bij Jacques kunt blijven, niet waart Ja, denk om hem ieder uur in te geren... Nu houd moed, morgen kom ik weer. En Verneuil kwam by hot bed van tiio kind en de klok luide voort. Met bevende hond vatte de brandwacht als onwillekeurig tiju gordel, helm en bijl van den wand. Ga je weg papa vroeg Jacpues met zwakke stem al hoestende. En bet geluid van den trompet die de pompiers opriep, drong schetterend in de straat. Een traau parelde in het oog van Ver neuil. hij veegde die spoedig weg, kuste de kleine en gezwind zijn gordel vastmakende verdween hij. Voor myu kind, riep hy aan de deur eener buurvrouw, ieder uur een lepel. Ik bid u, denk er aan ea bij wierp haar het recept toe. De brand had zijn toppunt bereikt toen Verneuil op de plaats des onheils kwam. Eene moeder schier krankzinnig van smart, stak wanhopig de armen uit naar de ramen waar haar kind achtergebleven en in de hoop het te redden trachtte zij aan de handen te ontkomen die baar vasthielden. Twee pompiers hadden reeds getracbt_ de^ noodlottige kamer te bereiken, maar beiden waren half gestikt en de haren en den baard verschroeit, vrachteloos moeten wederkeeren. En Verneuil dacht by bol zion der jammerende moeder aan zyn kiod datgiods met de brandende koorts lag te worstelen. Maar, sergeant waagde een der manschappen in te brengen, er zyn... Geef maar een ladder zeg ik, en gezwind i Na een kruis gemaakt te hebben, klom Verneuil opwaarts eo verdween in den vuurgloed. Eensklaps deed zich een verschrikkelijk gekraak booren, en er volgde een doffe slag een gedeelte van bet gebouw stortte in. De menigte uitte een kreet van schrik en eenige mannen in de brandende opening pringende verschenen weldra weder twee schijnbare lyken meevoerende. Verneuil verkeerde voerden dagen tusschen leven en dood. Toen hij weder by kwam. herkende hij den dokter die aan zijn bed stuud. En mijn kiod f was zijne eerste vraag. Dat wordt beter vriend, en gij ook. Ge zyt buiten gevaar maar het heeft moeito gekost het zoo ver te brengen, wam het hoofd is tamelijk gekneusd. Ik wil mijn kind omhelzen, hernam de pompier. Het is niet hier, want ge begrijpt wel dat in den toestand waarin gij verkeer de eene enkele kamer voor beiden onvol* doende was. Dan heeft men het misschien naar bet gasthuis gebracht. Neen vriend, verre van dat, Mevr. Signole, de moeder van het kiud dat gy gered bebt, heeft uw zoontje tot zich genomen en daar zy rijk is, beeft zij als blijk van erkentelijkheid voor het geluk dat zij u verschuldigd,is, een rente van drie duizend francs voor Jacques vastgesteld. Eene rente van drie duizend francs 1 Ja, en dat zal u veroorloven, zoodra ge hersteld zult zijn naar Arcacbon te ver* trekken, alwaar mevrouw Signole u twee kamers in haar villa zal afstaan en dat zal, ik durf 't te verzekeren, voldoende zijo om uw zoootje volkomen te doen herstellen. Zeker hebt ge dat alles zoo met die dame besproken dokter 1 Neen, Verneuil, neen eerstens is bet werk van God en vervolgens bebt gy bet te danken aan uwe toewijding eu moed.

Peel en Maas | 1910 | | pagina 1