VENRAY 101ST is Lees dit GRATIS. UitgeverW. A. Van dei Munckhof, Venray. Zaterdag 3 December 1910 31ste Jaargang No 49 Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Drie groote plagen. Verdelging van Ratten. Mengelwerk. Ellende. PEEL EN MAAS Abonnementsprijs per kwartaal voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummer» 6 c. Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 o. 5 o. Die zich met ingang van 1 Jan a s. op PEEL EN MAAS abon- neeren, ontvangen de nog voor dien datum verschijnende num mers Burgemeester en Wethouders van Venray, brengen ter openbare kennis, dat ter Ge meentesecretarie ter inzage ligt een ver zoek met bijlagen van Antonius Johannes Jacobus Pools, leerlooier alhier, om ver gunning tot het plaatsen van een zuiggas motor met Pierson generater in zijne leer looierij en huidenzouterij, kadastraal bekend in sectie E no. 2545. Op Dinsdag den 6 December 1910, des voormiddags te 11 uren, zal gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en mondeling en schriftelijk tóe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij, die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengenoemde tijdstip, op de Secretarie der gemeente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen Venray-den 21 Nov. 1910. Burgemeester en Wethouders voorn. H. ESSER. De Secretaris STOOT. Niet alleen Egypte in de voor oudheid heefl afschuwelijke kwalen gekend, aldus schrijft de E. Niet enkel het Denemarken van Hamlet leed aan bederf. Ten huidige dagen ligt gansch Europa ten prooi aan drie voornam melijke schrikkelijke kwalen die heeten zedeloosheid, overdaad en moordzucht. Die afschuwelijke mousiers hebben hunnen zetel opgeslagen te midden der beschaving van onzen tijd. Zij grepen het maatschappelijk lichaam zoo diep aan, dat hun ontbindende invloed teuds ongeneesbare wonden teweeggebracht heeft. De zedeloosheid was nimmer zoo algemeen, zoo toegelaten, zoo be» schermd als heden. Vroeger bleek zij het droeve gevolg van den overvloed en tierde, schandale woeker en giftplant enkel aan de hoven en bij de genieters die, van den arbeidszegen verstoken, door den duivel dei- traagheid tot allerlei wanb'edriivén worden gestuwd. Thans zijn al de standen aangerand en heeft de zedeloosheid een burger» recht, dat schudden en beveD doet in de samenleving verworven. Er zijn geen plaatsen van volks» vermaak meer, of het zedenbederf spreekt er zijn ontbindend woord. Zie de schouwburgen, de cinema's. Het maatschappelijk leven huldigt de zedeloosheid. Er wordt algemeen geld geslagen op de onzedelijkheid kinderen zijn niet meer vrij over straat te komen zonder dat hun onschuld beleedigd worde door zoogenaamde 'kunst, waaraan alle esthetieke schoonheid vreemd bleef. Ja er is iets rots in Europa. De dronkenschap is de tweede kwaal die onze samenleving ont- j zenuwt en bederft. Elk jaar maakt de drankduivel meer en meer slachtoffers. Zij vullen de gevangenissen en krankzinnigen» gestichten Zij vermenigvuldigen die ontelbare kleine martelaren op de wereld, die hun leven lang de schuld van vaders overdaad in hun verzwakt gestel bij overerving boeten. Men mag in algemeenen zin zeg gen dat de groote welstand door het volk thans genoten, te eenemaal aangewend worJt tot zijn verderf, tot zijn ongeluk. De verbetering in zijn maatschap» pelijken toestand, de langere rust» tijd, het hooger loon, die de werk» man had kunnen aanwenden tot zelfverheffing, tot ontwikkeling zijner geestvermogens en meer be» paald te lezen en reizen, heeft hij al te vaak gebruikt tot het beoefe» nen, indien wij het zoo mogen zeggen, van een6 ondeugd. De gemakzucht baarde de karak» terloosheid en aldus werden plicht en wet onder de voeten getrapt, en de zedeloosheid, in den echt inzonderlijk, haast tot een maat» schappelijke deugd verheven. Overdaad en zingenot hebben in bloei en moord hun natuurlijke op» lossing gevonden. De statistieken dienaangaande doen ijzen. De moorden zijn vertien» dubbeld, zelfmoorden en kinder» moorden vooral. Zooveel menschenbloed gutst uit wouden, zooveel wraakroepende moorden ziet men bedrijven, zoovele verholen moorden gepleegd, dat het gerecht niet meer toeslaan durft. Als was de hand die beteugelen moet, moede, meer en meer plich» tigeD laat zij ontsnappen, of legt toch voor hen eene onheilvolle toe» gevendheid aan den dag. Zoo tradeD wij onze nieuwe eeuw binnen, prat op enkele gedruisch» makende uitvinding, op de door» vlogen lucht of verbeterde en ver» snelde betrekkingen van werelddeel tot werelddeel. Maar tevens zuchten wij onder het meer en meer prangende juk onzer driften.- onze toekomst wordt door zedeloosheid bedreigd, onze mensche- lijkheid door moordzucht, onze wel standen door overdaad. Zullen de volgende tijden in deze omstandigheden de huidige eeuw als eene van vooruitgang willen bestem» pelen? Er is eene redding, maar die wordt meer en meer over 't hoofd gezien, omdat zij gegrondvest is op plicht en opoffering omdat zij het gelooven ea betrouwen op hoogere macht eischt, en idealen schept die onzen materieelen tijd loochent. Zoolang het broos bestaan als de eindbestemming van den mensch wordt aangeduid zullen de mensche» lijUe daden den stempel dragen van zedeloosheid en lage verzuchtingen. De daad ltaD niet edel zijn als het betrachte doel tot de aarde zinkt. Onder de knaagdieren is er zeker wel niet een soort, die meer ge vreesd is dan de ratten. "Waar ze zich eenmaal ophouden is niets veilig voor haar wraatzucht en rooverij veel meer dan ze veror beren, sleepeu ze g. Waar vroeger de zwarte ra tb a eet. plaag waren, zijn deze verdrev. door haar krachtiger soortgenoot»: de bruine ratten, die, naar men vermoedt, voor ruim een eeuw voor t "teerst uit Oost Europa iu ons lar.d verspreid zijn. Op voedsel zijn ze niet kieskeurig; eigenlijk eten ze al, wat uit hot plant en dierenrijk met ra 'gelijkheid kan gegeten worden. Zelf-insecten en muizen, ja hun eigen nan. irgenooten worden niet gespaard. Kippenhok» ken bezoeken ze, om ea ren, en de kuikentjes, ja de kipp»bijten ze aan. Vette varkens eten ze soms stukken uit het lichaam. De bruine rat trekt, z remmende, gaarne jonge eenden n ganzen onder het water, om zo a voedse! te gebruiken, Een rat neer ook elke plaats var. oponthoud voo lief, waar maar wat voor haar te h den is, Zij graaft gangen in velden en tuinen dikwijls dicht bij het water zij houdt zich op zolders, in kelders, in provisiekamers en verd- r in alle mogelijke doelen van een uis op in stallen en schuren, bij t ïsthoopen G3 niet hot minst i groote stedèn. Ze planten zich zeer snel voort 2, 3 of 4 maal in een zomer brengt het wijfje 4 a 10 jongen ter wereld, die gedurende de eerste dagen blind zijn. Eozoonemen do lastige knagets niettegenstaande allerlei vervolging op voor hen geschikte plaatsen, soms zoo sterk toe, dat zij een ware plaag worden. Haar slimheid is spreekwoordelijk, zoodat het niet zoo gemakkelijk gaat ze in vallen te iok- keD. Vele vijanden hebben ze niet onder de dieren ze worden door de meesto zelfs gevreesd. Groote katers bijten de ratten wel dood, maar de katten laten ze onaan geroerd. Groote roofvogels hebben geen kans ze te overvallen, want ze leven te veel op verscholen plaalsin de middeleu die wij kunnen aanwen den, om ze te vangen of te dooden zijn vele, maar zijn slechts weinige, die duurzame resultaten geven. Wo illen enkele middelen aan de hand doen, waai bij er wel zijn, die met succes aangewend zijn. In huizen schuren en stallen kunnen enkele jonge ratten in vallen gevangen worden Vergiftiging b.v. met phosphor» pillen geeft gewoonlijk beter succes; alleen dient gezorgd te worden, dat ze niet onder het bereik van huis» diereu kan komen Ook. beeft men wel gebruik gemaakt van koolzure bar.yt, met meel dooreen gekneed, en dan in tamelijke groote brokken, gelegd en de gaten waar ze te voor» scbijükomen. Dan heeft men de saccharine strychnine haver, die ook met goed gevolg tegen muizen gebruikt wordt. Verder nam men in plaatsen, waar zeer veel ratten voorkwamen, het volgende middel te baat in de nabij» beid daarvan groef men gaten van vier 7oet diep en 3 voet wijdte en bekleede deze van binnen met gladde tegeltjes. In die gat-n bracht men wat spek of iets anders, wat de ratten bij voorkeur eten. De ratten springen er din in eu kunnen tegen de gladde tegels niet opkruipen. Om het naar boven klimmen voorgoed te beletten is het goed die gaten van onder iets wijder te maker, dan van boven. Het gieten van een groote hoeveelheid, water, liefst kokend, in gaten, waar de ralten geregeld uit te voorschijn komen, wordt ook wel toegepast. Dc lanlstc dagen was hot vriezend weer geweest, vandaag echter viel al uren een tijne regen en dc bevroren straten werden met een glinsterende gladde ijslaag bedekt welke het gaan zeer moeilijk maakte. Bijna niemand waagde zich dan ook op straat, hoewel dc klok van de fabriek even met schrillen klank het avonduur aankondigde en dan in de S... straat altijd zeer bedrijvig was. Eindelijk kwam een klein vrouwtje om den hoek van een smal zijstra'ajte. Ondanks het koude weer en den sner penden Noordoostenwind was ze slechts dun gekleed. Een lichte sjaal omhulde hare slanke gestalte, ze had het^ hoofd in buitensporig grooten korf aan den arm. Ze moest eens mooi geweest zijn, maar ontbering en zorgen hadden hnn sporen op haar gelaat achtergelaten. Voor de deur van een winkel bleef dc arme aarzelend staan. Toen ging ze met een zucht binnen. De winkelier, een stevige man met welgedaan gezicht, onderbrak nauwelijks een oogenblik zijn bezigheden om vragend op te kijken. Nog maar een mandje kolen, smeek te de vrouw met zachte stem. De man richtte zich met een toornig gelaat op. Kolen, een mand kolen Weet je wel wat ze tegenwoordig kosten l En toen de vrouw zuchtend zweeg, ging hij voort Dus moet ik je ook nug kolen borgen en al vier maanden haal je op den pof, waar moet dat heen 'r Waar haal ik het geld vandaan om zelf te betalen dat kan je. niet schelen. We hebben u altijd betaald, meneer, zoolang mijn man gezond was en als hij weer beter is zuil ge zien. dat we eerlijke lui zijn. Eerlijke lui, dat zegt iedereen. Ik heb de boeken eens nagezien vrouw Beijcrs en ben geschrokken van mijn eigen goed- geefschcid. Maar om het maar <*ens kort te zeggen, ik geef voor geen cent meer. Een zwakke blos kwam op het blecUt gelaat der vrouw. Zij deed een stap nadel en legde de hand op den arm van den winkelier. Ter liefde Gods meneer, nog maar een beetje kolen. Mijn man is zoo naar, vandaag. Ik ben al tweemaal bij den dokter geweest, gisteren ook al. maar hij is er nog niet geweest. En mijn man ijlt, klaagt en lijdt zoo'n kou. Ik wil zelf wel honger lijden, als ik hem maar een warme kamer kan geven. De winkelier bleef ongevoelig. Wie in de S... straat een winkel houden wilde, moest zich met geen gevoelskwesties in laten. De ellende is daar zoo groot, en de nood leert zoó hartroerend bidden. Daarbij heb ik op 't oogenblik niet eens ko'.en zei hij. De koopman heeft vergeten ze me vandaag te bezorgen. Waarom ga je niet naar hot armbestuur? ?t Is vandaag geen bedeel ingsdag. Enfin dan moet je maar zien wat jc doet, zeidc hij en wendde zich tot een binnentredende klant, blij dat hij van de vrouw af was. Vrouw Beijers verliet zuchtend den winkel. Langzaam ging ze voort, langs de stille straat. Ze lette niet op den fijnen regen, die als een net van kleine pareltjes op haar omslagdoek bleef hangen. Wie had voor vier jaar gedacht dat het zoo zou loopen. Daar in de verte is de herberg „de Gouden Adelaar", in de achterkamer van dat café hadden ze hun bruiloft gevierd. Ze was bij haar groot moeder opgevoed en had het goed gehad. De beide vrouwen leefden onbezorgd en gelukkig en hadden door voor een w inkel te naaien, hun brood verdiend. Willem een der knapste machinisten van de fabriek woonde tegenover hen en zoo hadden ze elkaar leeren kennen. En spoe dig daarop werd op eenvoudige wijze, maar daarom niet minder opgewekt hun bruiloft gevierd. Alsof ze er op gewacht had. haar lieve ling verzorgd te zien, was de grootmoeder kort daarop overleden, smartelijk had haar dit verlies gctrolïen, maar toen het jonge paar een dochtertje geschonken werd, het evenbeeld der moeder, kende hun geluk geen grenzen. Helaas 't zou spoedig anders worden. Het kindje werd ziek. Met b« sc hreide oogen lag de jonge moeder nacht aan nacht geknield bij het wiegje en smeekte God om het behoud van haar lieveling. En de hemel ontfermde zich over haar, het kindje werd beter. Ja meer nog, er kwam een jongetje bij. Zij voelden zich gelukkig, en afgunst op menschcn. die meer bezaten dan zij. kwam niet op in het hart dier eenvoudige menschcn. Toen het voorjaar kwam. tref een nieuwe smart dit gelukkig gezin. Terwijl hij aan den slijpsteen stond, in dc fabriek trof een stuk ijzer Beijcrs tegen de borst. Van toen af was zijn kracht gebroken. Een slepende ziekte tastte hem aan en liet hem niet meer los. Zijn werkbank stond dikwijls leeg en dit gebeurde steeds vaker, steeds langer, totdat ten slotte de fabrikanten hem met een kleine tegemoet koming naar huis zonden. Dit wn? echter, een druppei op een gloeiende plaat ripoedig' waren dc ipaar penningen verteerd en stukje voor stukje verdween het huisraad naar de lommerd. En Beijers werd steeds zieker, dc nood steeds grooler. Als ze thuis kwam, zou de zieke van koude huiverend liggen te klagen. Als de winkelier maar ccn beetje kolen wilde geven om de kamer te verwarmen, had ze gedacht en was er op uit gegaan. En nu Verschrikt stond de vrouw stil, waar moest ze nu hulp zoeken 1 Daar hoorden zc paardenhoeven op de straatkeien klinken en het zware gerol van wielen. Zc zag uit den stofregen ccn zwaar geladen kolenwagen tc voorschijn komen, door twee paarden met moeite voortgetrokken. Toen nog een en nog een Het hart der jonge vrouw beefde van hoop. Toen de eerste wagen voorbij was, bemerkte ze dal twee dunne strccpcn van tukjes kolen zich op dc straat afteekenden. Daar waar de bodem van den wagen met den zijkant samenkwam, viel bij iedere schok van den wagen eer* handvol van dat zwarte goedje er tusschendoor. Dat zou ze zoodra de wagens v »orbij waren, oprapen zich met den door God haar toege zonden buit naar huis begeven. Daar opende zich naast haar een huis ft-ur. Op dc sloep verscheen een kleine, haveloos gekierde jongen met ccn zak. Een oogenblik keek hij naar de voerlieden, wier zweepslagen hij wel kende. Torn hij wist dat de mannen niet naar hem keken, schoot hij behendig achter den wagen, raapte ijverig de verloren steenkool in den zak voor de volgende wagens ze in het slijk verreden. Vrouw Beijers keek met starende oogen naar het wreede doen van den kleinen dief. Onrustig en besluiteloos keek ze den wagen na. Daar vlak voor de fabriek, ver dween de knaap, nadat hij zijn zak haif gevuld bad. Hij vreesde voor den portier die dreigend uit zijn hokje naast de poort naar hem keek. Bij d<- fabriek maakte den weg een kleine bocht om op het fabrieksterrein te komen. Aan weerszijden an den ingang stond ccn hardstecnen paal. Bons De eene wagen was met haar voorwiel tegen een -der palen aan gereden. Hierbij vielen vijf stukken steen kool van den wagen, grooter dan dc andere. Daar lagen zc tusschen de wielen en glommen met vol zwarten glans in de avondschemering. Begeerig bukte zich de ongelukkige er naar. uit dc geopende poort reed op het zelfde oogenblik een equipage. „Terug" riep de voerman van den kolenwagen haalde om voor dc koets van zijn patroons uit te wijken, de paarden met een ruk aan den teugel achteruit. Daar weerklonk een lichte smartelijke gil. De wielen van den kolenwagen rolden over het lichaam van de vrouw, haar korf perste krakend in elkaar. Men had de ongelukkig tusschen de paardenhoeven uitgehaald on en in het

Peel en Maas | 1910 | | pagina 1