an
Uitgever W. A. Van den Munckhof, Venraj.
GRATIS.
Y
rlJ
Zaterdag- 12 Maart ÏOIO.
31 öte J aargang-
TWEE
Mengelwerk.
No. 11
MAAS
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venp.ay
franco per post
voor her buitenland by vooruitbetaling
afzonderlijke nummers
20
Prijs der* A.dvertenti<jn
van 1 4 tegels
elke regel meer o
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst worden 3maai herukond.
])it nummer
bestaat uit
BLADEN.
die zich met ingang van 1 April
a. s. op PEEL EN MAAS abon-
neeren, ontvangen de nog voor
dien datum verschijnende num
mers
De winkelier en het
crediet geven.
Dat zelfs de redactie van een
middenstands orgaan heelemaal geen
hebben kan op een der meest
belangrijke middecstandsvraagstu'.i-
ken, dat bewijst het jongste hoofd
artikel van De Middenstander, waar
in een kruistocht tegen bet crediet
geven gepredikt wordt.
Aldus het R. N. weik blad daarna
aldus voortgaat
Toch ligt het voor de hand en de
voorbeelden tot bewijs zijn voor 't
grijpen, dat bij contante betaling de
middenstander zijn matter, wel op
rollen kan om plaats te maken voor
warenhuis en labrieksdepot. Let
maar eens op de bakkerij.
Bovendien is bet geheel en al in
otrijd met de moderne begrippen van
geldverkeer, om waar 't vermeden
kan worden, heele reeksen kleine
betalingen in contanten te doen.
Waarom zou een winkelier met
zijn vertrouwde klanten niet per drie
maanden of per halfjaar kunnen af
rekenen, tot hun en tot zijn gemak
Hot is hier al meer ge/.egd, een
strijd tegen slechte helmiers, D-gen
slechte betaalgewoonten, <>p bezadig
de wijze gevoerd, kan veel mistru
ken uitroeien, maar de contante
betaling 70or den middenstand als
hét ideaal beschouwen, doet alleen
iemand, die het leven en het bedrijf
der middenstanders niet begrijpt
Bij tientallen zijn de argumenten
voor het credietgeven te vinden, er
tegen is er eigenlijk maar één: dat
bet zoo lastig is voor iemand die
zaken doet zonder voldoende duiten.
Maar als het dat niet was, dan
kou morgen ook elkeen gaan winke»
len met geen ander bedrijfskapitaal
dan 't benoodigde om zijn waren in
te slaan en een winkel te huren.
De middenstander kan en mag
het credietgeven niet beschouwen als
een bij toeval ingeslopen misstand.
i inzien dat hij op die
j voor de hand liggende invoering van
contante betaling te ontkomen, zoo:
lastige plannen zijn gaan beramen
als die voor de oprichting van rmd»
densiandscredietbanken en voor de
mogelijkheid der beleening van open
boekschulden
Als bet credielnemen zich op
schadelijke wijze uitbreidt, de oe»
talingstermijnen zich steeds meer
uitbreidt, de betalingstermijnen zich
steeds meer verschuiven, dan is het
zaak dat daartegen maatregelen
worden genomen bij onderling over»
leg.
Ook is het mogelijk dat verschil»
lende groepen van winkeliers als de
meerderheid dat noodig acht, den
normalen termijn van credietgeven
beperken.
En ten slotte is het dringend
noodzakelijk dat een algetneene
organisatie zich richt tegen ben, die
den credietgevenden winkelier tot
slachtoffer van hun kwade praktijken
maken.
Maar met algemeen afschaffen van
't crediet geven, ontneemt men den
iddenstand een van zijn meest
belangrijke functies en 't zij
herhaald bereidt den weg voor
warenhuis en depot.
Jan Steen en zijn
nakomelingschap.
Jan Steen was een beroemd schil»
der. Zijn voornaamste schilderstuk
ken ste'.len voor slordige nuishou
dingen, waar alles dooreen loopt,
menscben en dieren. Het is in één
woord een groote warboel. Zoodat
zijne werken spreekwoordelijk zijn
geworden.
Van een huishouden, waarin
ruw toegaat, pleegt men immers ge
woonlijk te zeggen nu. dal is me
ook 'n huishouden van Jan Steen.
Ja, mijnheer Jan Steen heeft veel
navolgers, die zijn zaakje op denzelf»
den voet. voortzetten.
Wel riet op een schilderij, maar
in hei dagHijksche leven.
Wanneer ge zoo eens in vele onzer
stads en dorpswinkels komt. en ge
gaat daa» eens de administratie en
üoekhoti ling na. dan zuil ge al
spoedig ontdekken, dat doorgaans
de beste navolgers van mijnheer Jan
Steen onze winkeliers en kleinhan»
delaren zijn. Deze uitdrukking moge
velen wel wat hard klinken, zij
bevat nocbthans niets meer dan de
zuivere waarheid.
De administratie in vele onzer
kleinbedrijven is ellendig, en van een
geregeld boekhouden heeft men niet
het minste begrip.
En dat is in de eerste plaats toe
te schrijven aan eene onverschoon»
1 kleii
van de winkeliers
ihandelaren zelf.
hij moet leeren
wijs een bemiddelende functie in» i bare slordigheid, een -grove onver
neemt en oeconomische schomme» schilligheid
lingen op groot of ook op klein
gebied helpt uiibalaDceeren.
Dat is zijn kracht en zijn ver»
dienste.
Het zou trouwens toch ook wel
heel mal zijn als alle zakendoende
middenstanders zoo met blindheid
geslagen waren, dat ze, om aan de
al te goed, wat een uitgave en wat
een inkomst is.
En die uitgaven en inkomsten
geregeld van dag dag op 'l ver
schillende bladzijden no eeren en bij
't einde van den dag, de week, de
maand of't half jaar ai «lie uitgaven
en inkomsten bij elkaar optellen en
de 2 tolaal verkregen bedragen met
elkaar vergelijken (balans opmaken)
ziedaar in grove trekken het geheele
geheim van het boekhouden voor
den kleinhandel.
Er zit dus absoluut geen moeilijk
heid in, als men maar w il.
En daarom noemen wij als eerste
en voornaamste raiddel om ver«
betering in den bestaanden toestand
te brengen: den goeden wil der
betrokkenen zelf.
Ontbreekt die wil, dan is al het
andere werk om tot goede admini»
stratie in zaken te geraken vergeef»
sche moeite en dan moest de midden
stand niet klagen, dat 1»ij verdrukt
wordt, want dat is het doodgewoon
zijn eigen schuld.
Wij voor ons hebben dan ook
nooit het geringste medehulen gehad
met ?«kenrr?-30*!rr., r,
failliet of achteruit gingen, omdat in
hun zaak de grootste Jan Steen
huishouding heerschte.
Maar waar wij wel medelijden
mee hebben, dat is met de nakome»
lingschap, de kinderen.
Want ziet, deze menschen weiger»
den niet alleen -«.elf goede orde en
administratie te leeren. maar ze
lieten ook toe, dat hunne kinderen
in diezelfden slordigen boel opgroei»
den en met hunne jeugdige vingers
naar hartelust konden grabbeleu in
de winkellade.
En niet alleen de ouders lieten dit
toe, ook de openbarq overheden, die
in dit geval zeker handelend hadden
moeten optreden.
liet ontbrak dien kinderen am
de gelegenheid om in eene betere
omgeving te komen.
Dagelijks zagen zij het slechte
voorbeeld rondom zich.
Voor de kinderen waren geen
vakscholen, waren ge-Mi handels»
schoieu, waren geen cursussen.
Voor die kinderen was niets.
Eens van de lagere school af,
waren zij vrij van den band, en als
zij twintig jaar geworden waren,
konden ze kwaiijk meer bet ABC.
En voorzien van een dergelijke
«kennis'' gingen zij de wereld in
gingen zij zaken beginnen en w«
zien dagelijks rondom ons. wal voor
zaken
Zaken van twaalf ampachten
En dertien ongelukken.
Men verwijst in onze dagen met
zooveel voorkeur naar Duitschland.
zaken willen inrichten, voorwaar "'i rm**st naar boven omtr ...i men.
i -v- i i vrrsch.- lucht t< scheppen cn dat was
met den middenstand in Nederland w(., h|.( K,.ViUirl^..
zou het heel wat beter gesteld zijn. jni t-r die bloedgierige beesten dan in hem
En als dan de middenstanders zelf
door hun krachtig optreden in ver»
eeniging het bewijs geleverd hebben,
flat. zij al het mogelijke willen doen
om «Ie Jan Steenachtige huishouding
hunner zaken te koeren, dan is hei
ook aan de overheid om hier ernstig
in te grijpen, en dan zou voor de
overheid geen beter oorbeeld te
volgen zijn dan liet Duitsche, waar
reeds in de prilste jeugd op de
scholen en op cursussen, liefst tot
boekhouden, administratie en orde
van zaken wordt ingeprent. V.
En men zegt. dat (laat' zoj
en ondernemingsgeest
j waarbij wij zooverre tt)
n energie
jheerschen.
achteren
Want menigeen hunner kan wel
boekhouden, en kan ook goed boek»
houden, als tie goede «il maar aan»
wezig was.
Waot, waarachtig, het boek«
houden is zoo moeielijk niet.
Ieder handelsman weet toch maar
slaan.
Maar
mag er d in ook wel
bijvoegen dat de Duitseler over 't
algemeen een goed er. juist begrip j
van boekhouden en administratie er
op nahoudt. En zou mei hier naar
dat voorbeeld in Duiticbland de
SLOT.
Vlug nadert het werk zijn voltooiing, de
opening is er hij kruipt er door en hij
staat buiten, een trilling gaat hem door
het lijf een beving van blijdschap en hoop.
Hij is vrij., ja vrij... zonder boeien of ijzeren
yoetklyistcrs éi hij. Maar vrij ?Tep minste
voor cen oogenblik is 'fiij' vrij en"géfukt
het hem, den valschcn, vraatzuchtigen
haai te ontkomen zooals hij aan de
wapens der bewakers ontsnapte, dan
keert hij terug uit hel rijk der dooden. en
van 't zwijgende in dat der levenden,
dat der talen dat hem juist zoo tegen-
lachtte, cn wereld ver hem voorbij vlood.
Hij komt in het vrije leven, blijde, geestes-
sterkende leven...
Eindelijk na veel angst en inspanning
staat hij aan den gespleten grauwen rots
oever der Zuidzeeën ziet bezorgd vol vreeze
naar de wijde grijze vlakte van hert uit
gestrekte water. Konden zijne spiedende
blikken hem slechts over dien onveiligen
stillen vloed heendragen, ginds naar dat
groene redding brengende vaste land,
waar de onder de palmen verscholen
hutten, der Papoea's slaan.
Hij luistert scherp alleen een zwakke
golf komt murmelend, langzaam aanrollen
weer legt hij zijn oor op den grond
tot luisteren, het verneemt verder niets.
Maar daar dat zwarte monster, dat suizend,
klapwiekend nadert? Hij beeft, zijn oogen
pogen de duisternis te doordringen. Eerst
nu onderscheidt hij een vliegenden hond
die donker en zwaar de lucht dooi lladderi.
Hij huivert, rilt in den zwoelen nachlgloc
als stond hij aan den rand van een graf
En toch het graf zou slechts de verb
sing uil dit ellendig hol brengen, wnnni
«ie ontvluchting mislukte. Maar zijn vlucht
zou slagen.
Het was een bekwaam zwemmer en
duiker, en in vertrouwen hierop had hij
het gevaarlijke avontuur aangedurfd. Hij
bond den ijzeren stang met een strik om
zijn lijf, greep het lange mes. en ging
langzaam, moedig in het lauwwarme water
af. Het was helsch duister, alleen zacht
geklots wees hem erop, dat het strand
nog nabij was.
Opeens dook hij snel en vastbesloten
naar beneden cn besloot den zeeboezem
'onder het water te doorkruisen. Het was
pikdonker, geen ster vermocht wat licht
te doen stralen op het duistere water. Hij
zwom door, daar voelde hij een voorwerp
langs zijn lijl" afdrijven. Hij voelde zoo
zacht kleverig en glad aan: het was een
visch.
De gedi.chtte aan een haai vloog hem
door het hoofd. Een slag met de staart
van het dier vestigde zijn vermoeden.
Hij dook dieper, zood.il hij vlug onder
den rood witachtigcn buik van t zeemon
ster terecht kwam. Hij greep zijn mes
en stootte met geweld het wapen in den
buik van het monster.
een mens* h bespeurden. Maar hij moest
wel, wilde hij niet «len c rstikkingsdood
sterven. Nauwelijks had hij k 1 watervlak
boven beroerd *>f een geweldig groote
haai kwam op hem afschieten
Richard zag het donker monstrueuze
lijf, de lange vinnen, de valsche oogen in
den breeden kop puilen 't zeemonster
nadert dicht hij, bliksemsnel slaat het met
den staart op en neer. Met inspanning der
laatste krachten was Richard zelf weer
ondergcduikeld en zwom moeizaam onder
den visch door naar den oever, dien hij
weldra genaakte.
Xa weinige seconden had hij het strand
bereikt en kroop mooitcvol tegen een der
rotspunten op. Maar het op bloed beluste
ondier wilde zijn buit niet laten ontsnappen
zwom ijlings hem na en richtte zich half
tegen de rots op, zoodat zijn grauwe lijf
voor een deel op den kantigen rot soever
lag. Met valsche oogen zag het monster
den vluchteling na cn opende zijn vreese-
lijken muil, om den jongen man te verzwel
gen. Deze greep rasch den ijzeren stang
van zijn hals en stiet hem met wilde
vertwijfeling en woedende wanhoop tegen
den kop van het vraatzuchtige ondier. On
der dof, akelig gorchclen glijdt dc haai van
den steenen kant af en valt terug in den
donker gekleurden stommen vloed dien t
zeemonster in den smart van den doodsstrijd
tot witte schuim geeselde cn sloeg.
Richard zonk bevend van vreugde, met
betraande oogen op het vrijheids biedende
land neer -n i'vhfzn,jubelde oen geheim
zinnige 'stem
Gered, bevrijd, vrij. Dc hel ontkropen,
den dood ontvlucht
Langs de eenzame eentonige, rotsige kust
stapte hij diep ademend, hijgend, zonder
onnoodig geluid verder, totdat hij de hut
van een l'apoea Koeli bereikt had. Alles
was hier nog in diepen slaap vredige
stilte heerschte alom hij naderde geruis
loos, zijn hals rekkend, zijn arm steunend
op een knoesligen stok. Geen kreet, de
zwakste niet verbrak de doodschc stilte,
alleen het gefladder der nachtvogels deed
hem bijwijlen sidderen...
Hij zwierf om eenige stroohutten heen,
maar niets bewoog er zich, de bewoners
lagen naast elkander neergebukt cn waren
diepe rust. Hij sloeg zijn oogen weer
naar de zijde van het strand en daar be
woog zich ietsNeen een boot was aan
het strand vastgemeerd. Hij had het wel uit
kunnen jubelen maar stilzwijgend kalm over
leggen was thans zaak. I lij sprong naar een
der hutten terug nam vliegensvlug wat mais,
sleepte een ionn«-ije met drinkwater mede
en ir >k behoedzaam naar h*-t bootje aan
het donken eenzame strand.
Htj betaste de lm *1 Zt' was sterk ge
noeg brak de ketting los cn gleed '»f,t
krachtige, zacht in het water plassende
roeislagen de wijde onzekere zee op. De
diepe stomme, zwoele tropennacht omring
de hem, millioenen van sterren schitterden
het strak zwarl-blauwe uitspansel
heel in dc verte meende hij een licht
stipje tc ontwaren, dit was het lichtje dat
brandde op de plaats die vroeger zijn hel
was... doch nu was hij vrij...
Hij zwalkte rond, niet wetende waarheen
tc stevenen, cn immer verder nfrociend van
het vervloekte dooden eiland. \'u. Het
koele bronwater uit het vaatje frischtehem
heerlijk op, terwijl het maisdeeg zijn
lichaam voldoend voedde. Na een korten
maaltijd, ging hij weer met nieuwe moed
aan de riemen.
Richard roeide dat het zweet hem bij
stralen van het voorhoofd gutste en zijn
ademen moeilijk ging piepend ging zijn
borst op en neer. Evenwel was hij gehard
aan zwaren arbeid, iedcren dag had hij
op het eiland zwaar, vermoeiend moeten
werken onder mishandeling en uitjouwing
der onmenschelijke oppassers en hij hield
toch het zware vermoeiende steenkappen
in de mijn uit, ja jarenlang, en den korten
strijd met de riemen tegen de zee zou hij
ook wel volvoeren, nu het zijn eigen leven
gold. liij spande thans zich in voor zijn
vrij levensbehoud. Want mocht zijn ont
vluchting te vroeg opgemerkt worden cn
hij ingehaald, onverbiddelijk werd hij
De visch sloeg woest wild om zich heen
i schoot weg, een rooden bloedstreep j j»éfusilïeerd...
den donkeren, grauwen vloed achter- j Altijd verzonken de eilanden met de
latend, dit gevaar was hij ontkomen, koraalriffen al dieper en ijler in de verte
De noodige lucht ontbr«k hem, zijn j weg en verdween welhaast uit zijn oogen.
hoofd gloeide
hamerden, als
zijn polsen klopten en Eenzamer en stiller werd bel om bero
dreigden ze t« springen, heen Ocfc g - n v' ,.£e" g cd r.\j tfq