Uitgever
en
Munckhof, Venray.
Diogenes.
Zaterdag- 15 Januari 1910.
31ste Jaargang
No. 3
Dit nummer
bestaat uit
TWEE BLADEN.
Mengelwerk.
Meineed.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
MAAS
Prijs der Advertentiên
van 1 4 regels
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, Biuaal geplaatst worden 2mual berekend.
20 c.
5 o.
Burgemeester en Wethouders
van Venray
brengen ter konnis van wie het aangaat,
dat de aangifte ter inschrijving voor de
Nationale Militie moet geschieden ter
Gemeentesecretarie tusschen den lsten
en den 31sten Januari 1910.
Zy, die ingevolge de Militiewet 1901
daartoe verplicht zijn, zijn in het bij
zonder da mannelijke personen die in net
jaar 1891 geboren zijn.
Voor de anderen zie men de bekend
making aangeplakt teu Raadhuize en aan
do Scholen op de gehuchten.
Venray den 12 December 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
H. ESSEIt.
De Secretaris,
STOOT.
Do lieei A. Bruramelkanip schrijft
in de Rotterdammer
Er gaat een gerucht, dat Diogenes
teruggekeerd is in het land der
levenden en een bezoek heelt ge
bracht aan onze Tweede Kamer.
Hij had zijn klassieke lantarentje
in de hand en zei dat hij een maD
kwam zoeken.
Een man want hij had vernomen
dat de werkwijze van de Tweede
Kamer in Nederland van zoo ave-
rechtschen aard is, dat zelfs Erasmus
met zijn bijtend vernuft er geen naam
voor zou weten te vinden,
Diogenes, aan het grenskantoor
door de douane gevraagd, wat soort
van bagage zijn lantaren was, en of
die ook aan invoerrecht moest wor
den onderworpen, had guitig geant
woord, dat de Nederlanders toch
zeker nog altijd een te verstandig
volk waren, om het gezond verstand
op de grenzen aan een bijzondere
belasting te onderwerpen.
Waarop» de tolbeambte. niet
■wetende, of dit een compliment of
sarcasme was, den vreemden snaak
met zijn flapperenden mantel onge
hinderd heeft latei, passeeten,
Het was twaalf uur in den middag
en lang niet donker, maar de lantaren
brandde helder; want, zei Diogenes,
ik heb gehoord, dat in Nederland
de heeren in de Kamer liefst bij
kunstlicht werken, den dag lot nacht
en den nacht tot dag makende.
Hij heeft veriolgens, naar men
beweert, een kaart voor de Presi»
dentsloge weten machtig te worden,
en van daar in zijn Grieksche toezicht
over de hoofden der Honderd laten
spelen, en toen binnensmonds de
volgende alleenspraak gehouden.
»0 gij honderd knappe beste man.
Beo, is er dan niemand onder u die
begrijpt dat gij zoo langzamerhand
de risée van Europa wordt
.Gij beweert dat ge samenkomt,
om in het belang des lands te han
delen en op het procesverbaal van
uwe vergaderingen staat met letters
als oliebollen Handelir.geu der
Staten Generaal. Maar ge doet niets
dan praten- Praten aan één stuk
door. Snmm'fen uwer praten drie
vier uur achtereenHebt ge ooit
j zoo iets van iemand onzer beroemde
Griekgcbe redenaars geboord
Dacht ge dat de .mannen van
Athene" naar zulk geratel zouden
hebben willen luistereo
»Maar ik zie dat gij zelf ook niet
luistert. Gij schrijft of leest, of
babbelt met uw buurman, of drentelt
naar de koffiekamer Eilieve,
waarom houdt ge dan vergadering
Een vergadering is toch geeu tijd
verdrijf en dan een Pariement...
"Wij Grieken hadden geen Pari e
ment; maar ik heb ook altijd ge
hoord dat zulk een inrichting het
deftigste en verstandigste college is,
dat in de nieuwere tijden in een
beschaafd land te vinden is. Heb ik
dat mis, en is het dus eigenlijk maar
een ochclatisch troepje, waar de
grootste schreeuwers het woord heb
ben en de kracht der longen de
kracht der argumenten vervangt
.Ik begrijp ook niet waarom gij
lieden zulk een brandende haast hebt.
Ieder spreker begint met de ver
zekering, dat hij, om des tijds wil,
kort, zeer kort zal zijn; ik krijg
daardoor den indruk dat gij Spoedig
gereed moet zijn en dus den tijd wilt
uitkoopen, om niet te laat klaar (e
komen.
Maar als dan zoo'n spreker eveD
van wal is gestoken, vergeet hij alles
den tijd, en zijn belofte van zooeven
en zet een boom op van wat ben je
me
't Lijkt wel een boomkweekerij in
het groot, als inen bedenkt, dat ge
met uw honderden zijt, en dat ieder
het recht heeft boomen op te zetten
als hij wil.
.Is er dan geeu man onder u, die
een systeem van vergaderen bedenkt
waarbij zulke rare dingen omnoge-
lijk zijn
.Ik ben maar Diogenes, maar ik
houd van eenvoud en gezand ver
stand. .Simplex sigillum veri" is
mijn lijfspreuk en daarom voel ik me
in mijn ton zoo thuis. Die voldoet
aan de eischen van den eenvoud,
zoowel als aan die van het gezond
verstand. Behangers en meubel"
makers heb ik niet noodig(datis
eenvoudig) en frisscbe lucht heb ik
uit den blauwen hemel volnp (dat is
gezond en verstandig tegelijk.)
Waarom staat er niet een man
onder u op. die zegü .Geachte
medeafgevaardigden, laat ons toch
eens eindelijk den knoop doorhak
ken. Pralen en breien moet samen
gaan. Laat ons ieder, die te lang
praat royaal afkloppen; en als er
dan zoo weinig tijd is en we allen
zoo'n brandenden haast hebben, den
beschikbaren tijd verdeeleu en ieder
prater tien minuten of een kwartier
geven. Dan zal er zakelijk gesproken
worden en niet enkele brutaaltjes
met het leeuweudeel van den tijd
gaan strijken.
»Ik hoor u wel eens spreken van
den nationalen lijd, maar ik geloofi
dat dat kortswijl, geen ernst is. Zoo
iets van de Sycofanten bij ons in
Griekenland, die vandaag beweren
dat het papier dat ze in de hand
hebben wit is en morgen dat hetl
pikzwart is. Die vergeten 'ik, op
zettelijk of bij ongeluk, vat ze
gisteren verteld hebben.
.Gij mannen van het Nederland,
sche Parlement, is daar geen man
onder u, die de koe bij de horens
pakt Geen Columbus die het ei op
tafel zet, zoodat het dooier d' slaap,
mutsen om hem heen om (It ooren
spaten zij uitroepen; Ja waarlijk, hij
heeft gelijk
Toen Diogenes dit gezegd had,
doofde hij den lantaarn uit, want hij
had vergeefs gezocht en verdween
even geheimzinnig als hij gekomen
was.
Men zegt dat hij hoofdschuddend
naar zijn land is teruggegaan, pein
zende over de vraag, of hei oude
Griekenland gelukkiger sou geweest
met een soort van Parlement als hut
tegenwoordige Nederlandsche en
dat hij er toe neigt om de vraag ont.
kennend te beantwoorden.
Als hij nu maar niet aai. den
Mikado van Japan of den Keiz- van
China, als die voor zijn ton kou en te
staan, vertelt wat hij bii hes 'jcht
van zijn lantaarnuitonzë Presidents-'
loge gezien heeft
Het is een droevige herfstmorgen. Als
dreigende reuzenarmen steken de ontzag
lijke schoorsteenen' de lucht in. De vuren
zijn uitgedoofd, verstomd is het dreunen
der hamerslagen, liet snorren der machi
nes. De werktuigen nog in de hand. om
ringen de arbeiders der fabriek twee hun
ner kameraden, Schumann en Fischer, en
luisteren met gespanoen aandacht naar
hen.
't Is zoo, kameraden, zegt Fischer
een nog jonge man wiens oogen van haat
wraakzucht schitteren. ik en Schu
mann zijn ontsbgen.
Schumann die veel ouder is dun zijn
makker, knikt met het grijze hoofd.
En dat alleen omdat wij ons Bonds
orgaan gelezen lie;>i>eo.
Kameraden is dat niet hemeltergend?
vervolgt Fischgr Niet genoeg dat
wy ons laten uitzuigen, terwijl hij zich
vetmest met ons zweet, wil hij ons nog
buiten de fabriek commaodeeren en ons het
blad verbieden
't Is streng verboden, dat moest
gij weten, zegt de meesterknecht.
Driftig richt Fischer zich op.
Van u kan men niet anders ver
wachten. Gij praat met de heeren mee.
Maar ik wend mij tot u, kameraden, ik
doe een beroep op uw rechtvaardigheids
gevoel. Niet voor mij, ik ben nog jong en
ongetrouwd en vind i.og gemakkelijk een
betrekking, waar men unnder tucht
huisachtig behandeld wordt, Maar hier
uw oude kameraad, evenals velen van u
vader van een groot gezin, werkt vijftien
in de fabriek en is nu weggejaagd
wegens het lezen van een stuk papier, dat
gemeen.
Hij verstaat net zijn woorden te kiezen
niemand heeft hem onderbroken en als hij
geëindigd heeft juichen de arbeiders hem
loe.
Op kameraden, vervolgt de spreker
laten we den fabrikant toonen. nat wij
de macht hebben om ons niet ongestraft te
laten beledigen.
Ja dat willen wij. Een voor allen
allen voor een. Hij of geen van ons.
De werktuigen vliegen over don grond
en de grove gestalten met do sombere ge
laatstrekken gaan de fabriek uit. Geen
woord wordt meer gesproken, als in de
natuur een somber dreigend zwijgen.
Ik ga roet Schumann den trotschen
meneer ons besluit moedeelen, zegt Fischer
tot. zijn makkers. Wij blijven allen
do fabriek of staken allen.
Eenige oogenblikkeii later stonden twee
arbeiders in het particuliere kantoor van
den fabrikant Steendert. een nog jongen
man op wiens voorhoofd moed en energie
geschreven stond Bij un binnentreden
had hij de telefoon in de hand en legde
die terzijde op zijo lessenaar.
Wat wilt pij hier oog i vroeg bij
koel.
Wij komen als afgezunten vao uw
arbeiders, antwoordde Fiseher.
Gij zy'. ontslagen en behoort niet
meer tot hen, antwoordde de fabrikant.
Toch wel mijnheer. Daarom komen
wy juist.
Ken hooneod trioropeerende lacli speelde
om zijn mond.
Do arbeiders eischen dal wij weer
worden in dienst genomen, of...
of vroeg Steendert kortaf.
Of zij leggen alten het wet k neer.
IIij wees met de hand i aat het venster
/ie, tiaar staan zij. zij wachten op
uw antwoord.
Dat ik nooit zal toegeven untwoord-
de de fabrikant trotscb.
Is dat uw laatste woord vroeg
Fischer toerend.
Zwijgend Wees Slceli'lëfl rAar'de dhttr.
Goed Schumann, wij gaan.
Aan de deur wendde hij zich nog eenmaal
om.
Dat is tnijn wraak, meneer Steen
dert. Ha, hoe verheug ik mij. Hoe zoet
smaakt de wraak...
D'et uit. ellendeling, of...
Steendert was eenige schreden nader
getreden, zijn geheele lichaam beefde van
opgewondenheid.
Och 1 lachte, Fischer hoonond,
oi mij er maar uit. Haha. het bevalt
meneer niet, dat hem eens tlink de waar
heid wordt gezegd.
Bleek als de dood stond de fabrikant
nan de schrijftafel. Zijn rechterband om
knelde een zware, spitshoekige pressepa-
pier.
Sla toch toe. spotte Fischer.
Dan kunt go u oen plaatsje in iet tucht
huis verzekeren.
/ijn zinnen niet meer machtig sprong
Steendert op Fischer toe, zijn opgei,eren
hand daalde neer en met een kreet
zmk Schumann, die zich op hetzelfde
oogenblik tusschen heiden had guwoipen,
op den grond.
Steendert hooide niet hit hoonend ge-
lach van Fischer, niet het woedend ge
schreeuw der arbeiders daar buiten, star
met glanslooze oogen keek hij naar den
levenlooze, daarna wankelde hij n-mr een
stoel, en viel daarop neer.
Groote God. wat heb ik gedaan,
jammerde hij. Hen mersch gedood.
Ja, nu is het tuchthuis mijn plaats...
Zoo zat hy onbeweeglijk eenigen lijd,
toen schreden gehoord werden en de heeren
van het gerecht, die den fabrikant als
een achtenswaardig man kende en zelfs
met hem bevriend was.
Niets weet ik, niets, kwam net
toonlo -s van de lippen vu» Steende it..
Anders was er niets uit den gebroken
man te kiijgen, en koezeer het den rech
ter ouk leed deed, zij waren verplicht den
fabrikant gevangen te nemen.
De rechter van instructie en verdediger
gaven zich alle moeit*, klaarheid in de
zaak te brengen. Zij kenden hem reeds
sedert lang en achtten hem hoog negens
zijn rechtschapenheid, en na deze giu*e
lijke misdaad. Zijn arbeiders en Fischer
waren meermalen in verhoor genomen
Vooral de mededeeiiog van Fisober, dat
de beschuldigde zonder grond of reden de
vreeslijke daad heeft gepleegd, waren
zeer in het nadeel vuu hem.
Ook dat vermocht hem met uit zijn ver-
dooving te wekken.
Veroordeel mij naar recht en ge
rechtigheid was alles wat hy zei.
Eindelijk is de dag aangebroken, waar
op zijn ztk vuor het gerecht zal dienen.
Bijna alle arbeiders van den beklaagde
zyn daar. Medelijdend kijken zij naar hom
op de bank der beschuldigden. Hij was
wel is waar streng, maar rechtvaardig en
heeft menigeen onder hen in den nood
geholpen.
Alleen Fischers gelaat straalt van ge
heimzinnige vreugde. Hy kan nauw'ijks
zijn vreugde verbergen, bij de gedachte
uat de geha e in het tuchthuis komt.
De behandeling der zaak begint. Fischer
wordt als eenige getuige gehoord. Hij
herhaalt zijn verzwarende getuigenissen
tegen den fabrikant.
Nu stond de verdediger op en zei.
Het zou nutteloos zijn na het be
zwarende getuigenis van Fischers op ver
mindering van straf en bet nemen van
verzachtende omstandigheden aan te drin
gen. Al bewijst ook de schuldige uitgetart
te zijn, Fischer zegt het tegendeel en bij
is de eemge getuige, die gehoord kan wor
den. I)it weet de getuige zeer goed uit
wraakzucht liet hij zich tot een meineed
verleiden. Doch mijne heeren er is nog
een tweede getuige van het tooneel.
Leugens, en niets dan lengens,
schreeuwde Fischer daar tusschen.
De voorzitter dreigde Fischer uit de
zaal t'i laten zei ten. jnditjn te;
ongevraagd het woord voerde.
De verdediger hernam Aan een
toeval beeft deze getuige het te danken,
dat hij nog gezond voor ons staat. Niet
uit liefde voor den armen kameraad, neen,
uit lage wraakzucht, wil bij den beschul
digde m het tuchthuis brengen. Deze straf
moest Fischer reeds als meineedige treffen.
Hij was het die den beklaagde sarde en
uitdaagde tot moord.
De verdediger heeft gelijk, Fischer
is een lage schurk, riepen eenige arbei-
^De president der rechtbank maande
tot stilte aan.
Kunt gij die zware oescbuld»gmgen
tegen getuige oc.k bewijzen vroeg de voor»
zit ter aan den verdediger.
Zeker, meneer de president. Den
eigenlijken getuige kan ik niet brengen,
want bet ie een dood voorwerp n.l. de
telefoon van den "beklaagde- Hier echter
hij wees met de band op een achter
em tiHenden teiefooobeambte - bier
j de geinige die graag door tl ton worden
gehoord.
Aller «ogen wendden zich naar den man
jie' naar oen verdediger toetrad. .Na een
korte he.aadslagirg werd besloten den
telefooi.lwambte in verhoor te Deinen.
Ik t, i,l men ochtend dienst vertelde
hit op een eenvoudige wijf. Onwiikeu-
luisieit men wel een» naar de gesprek
ken de ambtseed bindt ons immers de tong,
Ik h-.d zoo Juist de heer Steendert telelo-
eisch verbonden en bad ook reeds zijn
stem geboord. Hij sclieen. rooals menig
maal geschiedt, de telefoon uit de hand te
hebben gelegd. De koopman Heenk- met
wde 'k hem bad aangesloten, ra die ach
de onderbreking niet kon verklaren, belde
ooderlusscheu af. Keeds wilde ik de ver
binding met Steendert afbreken, toen ik.
een hevige woordenwisseling vernam. De
stem van Steendert is mij bekend en de
ndere welke ik hoorde, moet die van
Fis8cher geweest zijn. Ik heb het
geheele gesprek woord vtor woord ge-
slenographeerd.
Hy nam uit tyo portefeuille een papier
en reikte het den president over.
Ik beb, besloot hy tot nu toe
"ezwesen «ijl het mijn ambtsplicht was,
maar "toen ik liet geval in de bladeD las,
heb ik met toestemming mijner overheid,
den verdediger van den heer Steendert de
zaak uiteengezet.
Fischer was ondertuaschen doodsbleek
geworden. Hy deed een poging om de
vlucht Ie uemen, doch werd gegrepen en