UitgeverW. A. Van den Munckhof, Venray.
Moeilijke rekensommen.
Roomsche drankweer.
GBATIS.
Zaterdag* .Juni 19G9.
30st.e .Taargang
No. 23
Dit nummer
bestaat uit
TWEE BLADEN.
Mengelwerk.
Een ontmoeting met den
duivel.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Venray 50 c.
franco per post ö5 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers c.
Prijs
van 1 4 regels
der Advertentiën:
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend.
c.
5 c.
In mijn tijd, zoo schrijft een in
zender in de Residentiebode, reken
den wij op school alle mogelijke
gebeur telijkheden na. die in de
rekenfantazie van Dhr. Boezer «aren
opgekomen.
Daar was niettegenstaande het
fantastische, toch maar heel weinig
vermakelijks in. Het eenige troos
tende was, dat het «uitkwam".
Op het oogenblik zijn al die deelt
jes van Boezer waarschijnlijk dooi'
nieuwere cijferaars gewogen en te
licht bevonden en vervangen door
verzamelingen van hun eigen reken -
raadseltjes, waaraan de schoolplich
tige jongens met wat meer moeite
het oude pleizier beleven, dat het
«uitkomt."
Daar de rekensommen, die ik wil
voorstellen, even weinig vermakelijk
zijn als de bovengenoemde, zou ik er
ook graag een itjsljé bijdoen mei ae
juiste uitkomst.
Maar tot mijn spijt moet ik aan
de cijfergrage lezers zelfs die vol
doening ontzeggen.
Niet om buiten concurrentie te
blijven, maar eenvoudig, omdat ik
het zelf niet weet. Dat had ik nu
eigenlijk niet moeten zeggen, maar
ik wil eerlijk blijven. En is imuiers
ook geen reden om den moed op te
geven.
De een is gevatter dan de ander en
de kinderen weten tegenwoordig
meer dan vroeger de groote rnen-
schen. Je kunt dus nooit weten,
misschien krijgt een van de lezers
mijn moeilijke sommen toch nog uit.
Iemand meteen vuilen mond slaat
op zijn werkwinkel dagelijks vuile
taal uit. Wanneer daar zes andere
knechts met hem werken en ook een
paar leerjongens, hoeveel dood/onden
maakt dat in de wtek Hoeveel
per maand
Als een kind door een ander ver
leid in zonde valt en allengs geheel
bedorven in de zonde voortleeft
zonder schaamte en zonder berouw,
hoeveel van de zondeschuld uit dat
verloren menschenleven komt dan
op rekening van den verleider
In de buurt van Neckar Steinbach
moet laatst het volgende zijn voor
gevallen, Een drinkebroer had zich
tot laat in den nacht zoo «te goed"
gedaau, dat hij bij het naar huis
iaveeren langs den weg terecht kwam
en op de keien insliep.
Een werkman, die vroeg naar de
ijzergieterij giug, vond hem ver
stijfd van kou eu droeg hem op zijn
rug naar de werkplaats. Toen de
zatlap daar uit dien staat van ver-
dooving bijkwam en wakker werd
en deu vreemden man voor den
smeltoven zag met zijn roetgezicht
en zijn blooto armen en schouders
en zijn geweldige vuurpook, dacht
hij onder de aarde te zijn afgedaald
en riep vol ontzetting Genade,
mijnheer de duivel, ik ben gisteren
in een roes gestorven,
Hoeveel glazen had hij meer
moeten drinken om den duivel in
persoon te zien
Hoeveel bedronken lui komen
percentsgewijs in plaats van in
ijzersmelterijen via grachten en
slooten aan het adres van den duivel
terecht
Hoeveel verkeerde gedachten,
slechte begeerten en schandelijke,
woorden borrelen er per maatje
jenever op uit de maag van een
slokjesman
Te Louisville in Amerika pleegden
in Augustus 11. 2 «schoolmeisjes van
veertien jaar" zelfmoord door het
innemen van vergift, wegens on
gelukkige liefde.
Dat er tusschen 20 en 30 wel eens
een haar in de boter koir t, is minder
pleizierig, maar goed te verklaren.
Om zich echter als schoolmeisjes
zulke dingen in het hoofd te halen,
moet men op een rare school zijn en
om nog wel in gezelschap zoo maar
de eeuwigheid in te stampen, moeten
er al rare romannetjes gelezen zijn.
En de zorgzame, vaakzanr'.
liefhebbende ouders Ja, wie rekent
dat allemaal na.
Hoeveel draagt de school zonder
godsdienst bij tot het bederven der
jeugd?
Hoeveel de ouders, die er hun
kinderen heensturen
Hoeveel wordt er op een slecht
dagblad en een slecht boek gewon
nen door den uitgever, door den
schrijver, door den duivel? Wat
blijft er na aftrek van die baten,
over voor den lezer
Tot aanmoedigen nog iets, dat
lichter is op te lossen.
Pater Benelictus XIV zei in zijo
tijd, dat «de onwetendheid tie wortel
is van alle kwaad, vooral bij wie van
handenarbeid leven.
De Paus spieekl van onwetendheid
i>i-1 ei-ki 1 in geloofszaken, maar van
gemis aan kennis in het algemeen.
Voltaire, een man, die het liegen
in cere hield en daarom bij alle
vijanden des lichts hoog stond aan
geschreven, zei en dekreteerde
«Men moet het volk regeeren
maar niet beloeren, dat laatste is
het niet waard
Voltaire was een vrijdenker en de
Paus was een Paus,
Waarom is een rechte lijn de
kortste tusschen twee punten en de
Paus geen domper 1
Waarom is een kromme lijn geen
rechte en zijn mensehen, die wijsheid
uitventen, soms zakkenrollers
Als men het jaarverslag van So»
briëtas, de organisatie die alle ka»
tholieke drankbestrijdersvereeniging
omvat, doorbladert, is de eerste
indruk een zekere duizeling bij die
eindelooze reeksen van cijfers en
namen.
Men ziet de geheele Roomsche
drankweer voor zich als ee;. 'y slag*
orde geschaard leger. Bataljons na
bataljons, regimenten na regimenten
trekken u voorbij. Als in ieder leger
is ook hier de infanterie het talrijkste
wapen. Maar .de hulpwapens onU
breken evenmin. Onder d<_- aanvoer»
ders van lageren en hoogeren rang
zijn vele bekenden, die ook op an»
dere terreinen der soc rle actie
ijverig werkzaam zijn is er niet
veel waars in de klacht, dat altijd
en voor alles op dezelfde menschen
beslag wordt gelegd
Zal het niet voor zeer elen, ook
onder hen, die aan drankbestrijding
«doen", een openbaring zi n te ver»
nemen, dat de Roomsche rank weer
in Nederland 304 afdeel lagen van
het Kruisverbond telt, daf iet aantal
Mariavereenigingen 201 b< Ir aagt.
Weet men dat het Kru sverbond
over do 30,000 leden telt, 'e Maria»
vereenigingen bijna 2/,0.)0 leden
sterk zijn, en dat, als. mei dejeug»
dige strijders meetelt, die i Jongens
en Meisjesbonden en in do St, Anna
vereenigingen zijn georganiseerd er.
opgenomen, de sterkt va het ge*
heele leger de 100.000 te boven
gaat
Hon der (ld ui zen d georganiseer dé
strijders! Wij zeggen georganiseerde
want buiten bet leger der roomsche
drankweer zijn er Goddank nog velen
wij zeggen niet dat zij er goed
aan doen er buiten te blijven die
in den strijd tegen het alcoholisme
dezelfde overtuiging deelen, een
goed voorbeeld geven en op zijn tijd
een woord van pas spreken.
Uit het jaarverslag blijkt van
stage en loffelijke werkzaamheid,
door Sobriëtas en hare onderdeelen
aan den dag gelegd Verblijdend is
met name het aandeel, dat steeds
meer de onderwijzers in den strijd
nemen.
Er blijven intusschen nog won»
schen te vervullen over; zoo zal
meet' dan een vragen, waar de ver«
eeniging van aitsen drankbestrijders
blijft, die door haar groot en recht»
matig gezag zooveel kan doen, om
het bes°f der noodzakelijkheid van
don strijd tegen het alcoholisme in
alle lagen en kringen der maat»
schappij dieper en vaster te doen
doordringen.
Intusschen al is men bereid en
verplicht de werkzaamheid van So»
briëtas te loven en zich te verheugen
over deu vooruitgang van het sociaal
zoo gewichtige werk der drankbe»
strijding, toch geve men zich niet
aan een te groot optimisme over.
We willen dit zeggen: meteen
leger van honderdduizend man onder
zoo superieure aanvoering kon men
verder zijn, dan we zijn-
Waar het aan ligt
Wij gelooven hieraan, dat er
onder het leger te veel afdoelingen
zijn, die aan de rustende schutterij
van vroeger doen denken; dat sleur
en slender te gemakkelijk de men»
schen doen terugvallen in nietsdoen
en verzuim; dat de praktijk Ju iet
altijd in overeenstemming is met de
theorie.
Bijv. nagenoeg allen zijn hel er
over eens, dat aan kinderen geenl
alcoholische dranken moeten worden
gegeveu Iloe dikwijls wijkt men
hiervan niet af. Er is een feestje,
een verjaardag, een blijde gebeuite»
nis, men vindt het zoo hard, de
kinderen memandal te geven; een
goedhartige oom of tante doet een
goed woord voer de «schapen" en'i
eind is, dal van den regel, dien men
den eenig goeden weet, wordt afge»
weken.
die zich met ingang van 1 Juli
a. s. op PEEL EN MAAS abon-
neeren, ontvangen de nog voor
dien datum verschijnende num
mers
Wederom kwam het gezelschap bijeen
boven bij den waard Panz, het vrooïijke,
luimmige gezelschap bestaande uit den
mijnbaas, den wijnhandelaar, Sepp, den
schermer, den antiquiteitenkoopman en
nog eenige andere heertjes, allen broeders
van dc natte gemeente. Midden onder hen
zat Kaspar, de vuurvreter die ook immer
het hoogewoord voerde.
Het ging over kruit en lood, over boog
schieten en schieten met hot geweer. En
dikwijls opeens wanneer het er heel jolig en
lustig toeging op de banen en in de gelag
kamer bij den waard der schutse, mengde
zich Hans Bokspoot, de zwarte Hellebaas
onder het gezelschap, zcide Kaspar op
geheimnisvollen loon. In Meran bijvoorbeeld
bij het schieten bij Hansen dook hij op
een goeden middag heel onverwachts op,
en een buks had hij als een mestgavel
en negen en twintig maal achtereen schoot
hij roos, allemaal midden door alsof er
door heen geblazen werd.
En gejuicht heeft hij er zoo helsch wild,
dat de Merancr kerktoren er van waggel
de als een vermolmde staak
En men kon de stuartkerel maar niet
wegk rijgen! l'rins Johann had zijn rozen
krans al voor don dag gehaald en gebe
den hadden allen met hem, maar niets
verjoeg den „zwarte". Eerst toen gardiaan
der kapucijnen gekomen was moest de
„zwarte" wijken. En toen hij wegging
liet hij een stank na, alsof een zak vol
brandende zwavel boven ons hing.
Loop heen Kaspar je moet ons niet
voor zoo uilskuikensdom dat we aan die
oude wijvenklets van jou zouden geloof
slaan, weersprak - de mijnbaas zoo iets
gelooft in onzen tijd zelf geen luierkindje
meer. De zwarte sinjeur komt geen kijkje
meer nemen in levende lijve bij ons en
zeker durft hij onder Christenmenschen
niet te verschijnen.
Wat wil je mij nu vertellen, klelspra-
ter, jij bent nog niet eens ontgroend! Jij
wilt een ouden vos, die duizend maal
meer dan jij in de wereld gezien en
ondervonden heeft, nog leeren, schreeuw
de Kaspar, terwijl zijn gezicht vuurrood
werd en zijn oogen wild in de kassen
rolden, wat zeg je er dan wel van, wan
neer ik vertel dat ik den „zwarte" zelf
ontmoet heb.
Een luid, schaterend gelach ging door
de zaal.
Beleedigd stond Kaspar op en maakte
aanstalte om te vertrekken.
Dat wilden de stamgasten toch niet heb
ben, daarom bonden zij zich gauw in en
zetten teleurgestelde.gezichten op.
Maak je toch niet dik, Kasper, zei de
antiquair goedig, wij gelooven alles van
jou haarfijn, wantje zijt veel te waarheid
lievend.
En de geschiedenis met den duivel
moet je ons vertellen viel Ham <le mos-
selboer in, heb je echt Hans den Bokspoot
gezien
Niet alleen gezien maar zelfs een
ernstig dispuut met hem gehad
Wat een ruzie Hoe heeft zich dat
dan toegedragen
Kaspar vertel op, wij watertanden
schreeuwde het dooreen.
Nu voelde Kaspar zich gevleid. Hij stak
met veel omslag zijn pijp in brand, pafte
enkele zoo dikke rookwolken uit, dat het
er veel van had, of heel zijn baard vuur
gevat. Eindelijk begon hij.
Het is al een goede twintig jaar ge
leden dat men mij op elk schietconcours
zag, in alle hoeken en gaten, waar maar
te schieten en te winnen viel was Kaspar
ook, en ontbrak ik maar eens op een
wedstrijd op het appel, direct klonk het
Waar is Kaspar de kruisboogKomt
Kaspar niet Stuur gauw iemand om
Kaspar. Van Keizcrschietwedstrijden heb
ik dan ook geen enkel overgeslagen. Zoo
ging ik dan ook op stap naar Bozen. Mijn
buks op de schouder drukte zoo zwaar
als een rolboom, de zon brandde mij als
een hoefijzer in het vuur, ik zweette als een
bevroren aardappel in de braadpan, en
mijlen ver in den omtrek was geen
herberg of bosch te hespeuren. Zoo sjokte
ik maar puffend en hongerig door. Dat ik
onder al die reisongemakken geen enkel
vroom schietgebedje bromde, zonder ander
zuchtjes laat zich hegrijpen.
üp eens, toen ik de Lange Lindelaan
een paar honderd uur achter Morenland
verwenseht had komt heel onverwachts
een zonderlinge type van een kerel op
mij aan zetten Reeds stond hij voor mij
een verdacht persoontje, lang en dood-
mager als een boonenstaak, die al drie
jaar heeft staan te verdrogen, jijgt een
leerachtig geel gezicht als de kleur van
een tabaksbuidel, een neus als een flinke
scherpe driehoek, oogen grasgroen, gelijk
dat van een kikker. Hij droeg een groen
kleed had een steek op zijn haarbosch
waarop een roode veer pronkte, vuurrood
gelijk zijn mond, wanneer die open ging.
Bij iedere schrede kraakten en schuurden
de beenderen tegen elkaar onder een
allerakeligst geluid, juist het open- en
dichtslaan van een oude kraakdeur.
Het is van daag een negerhitte, knar
ste hij wie ben jij waar kom je vandaan
cn ga je heen.
Jk liet mij niet in met dezen fijnen mijnheer
cn daarom hing ik hem het doel der reis
cn mijn afkomst niet aan den neus.
Ik hen reiziger in oud ijzer en beenen,
ik ga vandaag naar de markt te Meran.
Daar ging hij ook heen cn hij zeide mij
een beetje gezelschap te willen houden.
Ik ben altijd met mijn eigen gezel
schap tevreden geweest, hernam ik hierop
en bovendien weet ik niet wie jij bent.
Ik hen ovenbaas van Hitshuizen, dat
is diep in hel henedenland, antwoorde hij.
De kerel kwam mij hoe langer hoe
meer verdacht voor. Ik keek heet nauw-
keuiig naar zijn voeten. Hij had heele
kleine schoentjes aan, en achter de lis
kwam warempel de bokspoot er uit kijken.
Nu had ik er genoeg van. Om mij echter
ter dege te overtuigen, maakte ik een
groot kruis op mijn voorhoofd. Toen liet
hij een verschrikkelijken schreeuw, juist
als wanneer men een bok plaagt en met
een geweldigen sprong wierp hij zich
over de heg aan de andere zijde van de
baan. Daar spookte hij een wijle rond
waarna hij weder bij mij kwam.
Wat scheelt jou kameraad, vroeg
ik hem onverschillig.
- Ik ben over een steen gestruikeld
loog hij.
Haal je meer van die ezeldomme
streken uit, hernam ik lachend, ja, maar
wat maak je toch voor grimassen met jouw
hand in het gezicht? Het is of je een weg-
geloopen gek zijt.
Wij gingen een tijdje zonder den mond
ook maar eens tot spreken te openen, on
zen weg, hij spuwde maar en wat hij uit
spuwde was als helsch vuur, dat sterk naar
zwavel riekte. Na een poosje viel mijn buks
hem op.
Zeg, makker, wat heb je daar voor
moois, nieuwsgierigde hij.
Mij viel tegelijkertijd een idee in en ik
antwoordde
Kent gij dat werkelijk niet Wel,
dat is mijn tabakspijp.
Het moest al een duivel, dom als een
varken, geweest zijn, die een buks van
geen pijp kan onderscheiden, viel de mijn
baas Kasper in de rede.
Het was ook een stomme zwartkop,
heet Kasp-r zijn tegenstander toe. maar
ai
'20