HQ8S? en emstreken.
UitgeverW, A. Van deju Munckhof, Venray.
De Man met den Baard
3Gst .T aargang
No. 33
Zaterdag 39 Mei 1909.
PEEL
MAAS
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vknrat 50 c.
franco per post <35 c.
voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
Prijs der Advertentièn:
van 1 4 regels
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentièn, 3maal geplaatst worden 2maal berekend
20 c.
5 c.
Dit nummer
bestaat uit
TWEE BLADEN.
«Alleluja, de Geest des Heeren
heeft de aarde vervuld Komt, laat
ons Hem aanbidden, alleluja
Zoo gaal in zwellende geestdrift
het uitnoodigend lied der Kerk op
dezen vijftigsten dag na 's Heeren
verrijzenis op
"De Geest des Heeren heeft de
aarde vervuld". O daar is machtige
reden tot blij gejuich bij de erkenning
van dit volheerlijk feit.
Daar was stemming van rouwe,
diepe rouwe in de harten der leer
lingen en in de wereld rondom hen.
Ifi het smartelijk verloop der bloe
dige lijdensgeschiedenis was ook de
laatste sprankel van moed verdwenen
bij Jezus' getrouwen. Een schande
lijke vlucht in de laatste ure; een
sidderend zich verbergen voor allen
en voor een ieder, waren het gevolg
van des Meesters smadelijk onder
gaan in den kruisdood. Daar brak
een zonnestraal door in de wondere
opstanding van den goddelijken
Heer. Langzaam herleefde de moed
bij de talrijke verschijningen van
den Verrezene. Zou nu het oogen-
blik daar zijn voor den Messias om
Zijo rijk te stichten (Hand. d.
Ap. I 6)
En ziet, nauwelijks zijn veertig
dagen omgegaan, of weer staan zij
bij een wel niet zoo hopeloos droevig
als op deu eersten dag na Jezus'
dood, maar toch in bange onzeker
heid en sidderend verlaten-zijn. Zij
zagen Hem opgaan ten hemelO
dat was een majestueuze bevestiging
var. bun geloof, dat heerlijk opgaan
door eigen kracht. Maar het droeve
foit bleefzij w aren weer alleen
Hun meester was weg van hen. En
afgaande van den berg. genaamd de
Olijfberg, op welks kruin de stralen
de poezie van den ten-hemelstijgen
den Zaligmaker ben had omgevcD,
kwamen zij terug naar Jerusalem,
waar hen bet schrikwekkend proza
tegengrijnsde van der joden haat eo
der joden vooroordeelen. Er. midden
in die wereld stonden zij zonder
Meester, zonder hoofd in sidderend
alleen-zijn
O zeker Jezus had beloofd Zijn
Vertrooster, den Geest te zenden,
maar die Geest was nog niet daar
Wel waren daar vijandige joden,
spotzieke heidenen, een wereld vol
ongerechtigheid en boosheid. En zij
waren alleen
Hulpeloos en sidderend schoolden
zij samen in de zaal van bet laatste
Avoudmaal. De Geest moest komen
en hun geven troost, kracht, onver
schrokkenheid, moed, volharding.
De Geest moest komen en het bart
ontvlammen, het verstand verlichten,
den wil stalen, sterken tot een ver»
woeden en rusteloozen strijd. De
Geest moest komen. Zooals zij daar
zaten biddend en peinzend, sidderend
en verlangend, geleken zij verwonnen
vluchtelingen, en die Geest zou hen
maken tot wereldveroveraren. Zij
bleven daar in afwachting 7an die
herscheppende kracht van boven,
volhardend in het gebed mei Maria,
de Moeder dis Heeren.
Endaar kwam die Geest in vuur
en in stormwind.
Eigenaardige zinnebeelden van de
wondere werking, welke die Geest
moest stellen. Ja, het zou moeten
stormen in de wereld, voordat het
rijk van Gods Zoon zou gevestigd
zijn. De macht van hel heidendom,
de macht der vooroordeelen, de
macht der zinnelijkheid, de macht
van het ongeloof, van den trots, van
de hebzucht; dat alles verhief zich
in brutale sterkte tegen het geloof
aan en de liefde tot een Ge
kruisigde. Daar moest loutering des
vuurs. komen in de harten, in de
zielen, zoo jammerlijk besmet door
een algemeen en eeuwenoud hede.f;
voordat die harten zouden bereid
zijn voor een -onbertekten eeredienst'
van den Allerhoogste. De kracht
van den storm en de loutering des
vuurs moesten werken op het indivi»
du eD op zijn samenleving om beiden
te winnen voor Christus.
En de eerste wondere werking
dier herscheppende kracht van boven
openbaart zich in de Apostelen'.
Duizenden snellen samen voor de
zaal des laatsten Avondmaals. En
wat geschiedt daar? In plaats van
sidderende, bijeenschuilende, vluch
tende zwakkelingen verheffen zich
daar stoere Galileesche mannen.
Hooge ernst teekent hun ouvervaar,
de trekken: ongewoon vuur van
geestdrift straalt uit hun schitterende
blikken; hoogste wijsheid vloeit van
hun vrijmoedig sprekende blikken.
En die mannen, die eerst als
zwoegende visschers in een kleine
bezitting een armelijk bestaan leid
den, verheffen zich nu iu het fier en
onwrikbaar bewustzijn, dat de ge»
heele wereld hen toebehoort
Zeker tegen hun streven verhief
zich onmiddellijk de spot. (»Zij zijn
vol zoeten wijns'j zal zich laten
verheffen het wreedst geweld, de
felste en laagste vervolging. En zij
zullen ondergaan in de marteling;
maar spottend met der aarde mach»
teloos verzet; want de Geest, Die
hen bezielt, zal alles vernieuwen.
Wat nu geschuwd wordt zal door
allen worden aanbeden; wat schande
was, zal eere worden en op den
Caesars diadeem zal zijn verblinden»
de stralen werpen het zegevierend
Kruis van Christus
En de wonderen, nu gewerkt in
de Apostelen, zullen vernieuwd
worden in allen, die gelooven zullen
in den Christus. Zuiverheid, kennis,
lielde, kracht, onderwerping, zielen
adel zal het individu verheffen er.
zijn samenleving heiligen. In die
wereld vol koude zelfzucht zal een
algemeene onderlinge liefde allen op
het nauwst verbinden; zij zullen
worden één hart en één ziel.
Eén hart en één ziel Begeerens»
waardige PinUslergavVW verzuch
ten naar u ook onze uiten, «aai»
over het modem heidei mm zijn vet -
stijvende adem 'looien e
aanraking gaan liet "Worn, Geest
en Vertrooster en sto l ook in ons
het vuur u wer heilige iefde.
Die bede, helaas, is niet onnoodig
nu zelfs in de kinderen ar, Christus,
eigenbelang en partijincht alle op
rechte, eenvoudige, toeiew.jde liefde
afbreken j
Kom. Geesten 1 In schepper, en
stort in geesten de moge kennis
Uwer bovennatuurlijke] wijsheid.
Want in alles matst ons ami
verstand reusenvoorlgi.ig 111 ont
wikkeling, maar. hellas! slechts
binnen de grenzen va,, het nauw
omschreven stof. In otvermoetbaar
streven vervolgt ont hart de
werkingen van het s' I en in fijn
berekende combinaties 1 -werken wij
de natuur van dat stol. WU zoeken
„De wijsheid der Helk -nen en als
wij gekomen zijn aan h t einde van
ons streven moeten v ij ltjdelijs
toezien hoe die moeizaam verkregen
wijsheid, «vergaat in al naar trots
Ons arm hart en oor' men geest
hebben beboette aan uooger. aan
beter .- Kom, Geest, en leer ons, wat
Gij openbaart aan de kleinen
De dwaasheid van die kleenen
Is toch de Wijsheid Gods.
«Kom, heilige Geest en geef raad
aan onze wankelmoedigheid, sterkt
aan onze zwakte, vroomheid aan
onzen aardschen zin, vreeze des
Heeren aan onze schromelijke en
schuldige oppervlakkigheid'
Arme wereld, hoe hebt gij behoef»
ie aan die herscheppende nederdaling
des heiligen Geestes Arm men»
schenhartzoo jammerlijk misvormd,
tot uitputting toe verzwakt door de
zonde en de aardsche gezindheid,
hoe snakt gij naar die hervormende
kracht van boven Juist in onze
dagen, waarin feller dan ooit de
Christusbelijdenis wordt bestreden,
de Christustroiiwe wordt belaagd:
juist nu moet dringender dao ooit de
bede van onze lippen' »Kom. heilige
Geesl, en zend van uit den hemel
een straal van heilige verlichting
Jammerlijk, dat men zich met
beter voorbereidt voor het hoogfeest
van Pinksteren, niet ijveriger er op
toelegt om dit hoogfeest te vieren.
•t ls waarlijk niet voldoende op
heden zijn lichaam te sieren met
nieuwe ijdelheid in kleeding, zijn,
lichaam te bewaren voor alle inspan»
ning van slavelijken arbeid! Juist
omdat men zich daarmee tevreden
stelt, wordt ons verstand armer aan
kennis, ons hart armer aan liefde,
ons bestaan armer aan kracht, ons
leven armer aan hoogere wijding
Wilt gij bestrijden, die toenemende
armoede aan wat waarachtig on
alleen blijvende waarde heelt; dan
moet gij in krachtvolle overtuiging
en in smeekende volharding den
üeest des levens vragen om zijne
zegenende afdaling -Kom. heilige
Geest, en zend een straal uwer
verlichting.
Eens hebt Ge U toegewijde harten
Met Uwe gaven rijk vervubl;
Geef thans ook rust aan onze dagen,
Vergeving voor der zonden schuld!
JAN.
NB. Het versje is uit l)r. Schaep»
mans Aya Sofia.
Mengelwerk.
U vindt het zeker wel goed, dat ik
het licht een beetje temper?
De jonge man die in den anderen hoek
van het coupé zat, vroeg het mij op be
scheiden beleefden toon.
Ik vond het goed.
liet was niet de eerste maal, dat ik van
Oxford naar Birmingham reisde. In lezen
had ik geen trek. mijn beleefde,
maar weinig toeschietelijke reisgenoot
schc n niet op een gesprek gesteld te zijn
en dus trachtte ik ook maarniet het ijs
tusschen ons te breken, hoewel ik op mijn
Engelsch zeer trosch was en toch wel
weer iedere gelegenheid aangreep om mij
te oefenen.
Ik schoof behaaglijk in mijn hoekje,
hulde mij in de reisdeken en sloot dc
deur. Hoe lang ik zoo gedommeld mag
hebben, weet ik niet. Zeer verrast, ja zelfs
een beetje geschrokken was ik dan toen
ik na eenigen tijd de oogen opende en
ecu incu\>en fciégtuowt"trgéBOver n»C
zag.
Van waar hij zoo plotseling gekomen
was, was me "t eerste oogenblik niet
recht duidelijk. Misschien had de trein aan
een der kleinere stations gestopt zonder
dat het mij opgevallen was, misschien
was de man door de gang uit een ander
coupé gekomen. Lang had ik evenwel
niet den tijd om hier over na te denken.
Toen de nieuwe reisgenoot had gemerkt
dat ik wakker was geworden nam hij
beleefd zijn reispét af en wenschte mij
met een diepe, welluidende slem goeden
bond.
Ik beantwoordde den groet, kroop daar
na weer in mijn hoekje want ik gevoelde
hoegenaamd geen neiging om een gesprek
te voeren.
Maar de nieuweling intresseerdc mij om
een of andere reden, voornamelijk misschien
wel om zijn plotseling»en raadselachtige
tegenwoordigheid en ik keeje hem mei
half gesloten oogen aan.
Zijn gehecle verschijning maakte een
zeer goeden indruk en het was een ge
heel andere type dan men in Engeland
gewoonlijk te zien krijgtik peinsde erover
wat bij wel kon wezen, de hooggeplaatste
imbtenaar, een dokier of een geleerde,
een koopman. De lange goed onderhouden
donkere baard, de gouden lorgnet en het
kale, maar goedgevormde hoofd, dat hij
bij het afnemen der pet even ha 1 laten
zien dat alles te samen gaf hem in mijn
oogen iets waardigs, iets dat vertrouwen
wekte.
Mijn blik scheen hem niet ontgaan te
zijn hij schoof een paar maal heen en
weer trok eens aan zijn pet, stak eindelijk
de hand in den borstzak en haalde er een
sigarettenkoker te voorschijn.
- U heeft er toch geen bezwaar tegen
dat ik rook V
De blik met welke hij deze halve vraag
vergezeld deed gaan, was aangenaam. Bo
vendien bevreemde die vraag zelve mij.
Natuurlijk niet antwoordde ik
L* is immers volkomen in uw recht
en ik wees op de kaart dat in deze coupé
gerookt mocht worden.
I)c man met de baard lachte evenwel
beleefd.
-- I Iet rooken is geoorloofd, maar
ik rook altijd opium-sigarretten en wel
tamelijk sterkeen ik hoop, dat het u niet
zal hinderen.
Er reste mij niets anders, dan ontkennend
het hoofd te schudden.
En nu gebeurde er in het volgende
kwartier iets vreemds, waarvoor ik eerst
later een zeer verrassende verklaring heb
gevonden.
Ik was weer in mijn hoekje gekropen
en de man met den baard begon te roo
ken, de wolkjes naar het me toescheen
min of meer optzettelijk mij en den
anderen reisgenoot, die onbeweeglijk zat
en scheen tc slapen, in het gezicht bla*
zond.
Een gevoel van moeheid en matheid be
kroop mij reeds binnen een paar minuten.
Ik bewoog me verscheiden malen, om
eenigszins instinctief dit gevoel van me
af te schuddenmaar het was zonderling
ook mijn lichaam werd door mooiheid
bevangen. Ik zou nu wel graag gesproken
lu bben om wakker tc blijven, maar zelfs
het spreken viel me moeilijk.
De man met do baard rookte kalm door,
nam een tweede sigaret toen de eerste
op was en had naar het mij scheen
zelf eveneens met loomheid te kampen.
Een weeë zoetige geur hing er spoedig
in de coupé en ik proefde een onaangename
smaak die mij bijna onpasselijk maakte.
I oen wilde ik den man nog beleefd maar
beslist verzoeken met rooken op te houden
of een andere sigaret misschcn een van
de mijnen - aan te steken. Maar het was
laatik bezat niet meer de kracht om
mij op te richten en te spreken. Ik zag
nog dat de man met den baard eer. llcsch-
je uit den zak haalde en eeltige malen
met korte, snelle leugen daaruit dronk.
Toen ben ik in slaap gevallen. Later ten
minste herinnerde een reeks aangename
droombeelden mij eraan, dat ik vast en goed
geslapen moet hebben.
Ik zag bloeiende velden waarover ik
wandelde, gemakkelijk en aangenaam,
lichaam en ledematen nauwelijks voelend.
Toen ik ontwaakte ik weet niet hoe lang
deze toestand geduurd heeft meende
ik nog steeds tc droomen.
Plotseling schudde ik het loome gevoel
van »mc al en ging staan. Dc trein was
nog altijd in beweging. Ik zag op mijn
horloge, /.onlang had ik nog niet kunnen
slapen. Wc moesten Waldeck al lang
gehad hebben
Droomde ik nog? Of
Mijne beide reisgenooten waren verdwenen
de man met de baard en dc jongeman
in den anderen hoek.
1 egenover mij zat een andere eveneens
jongeman in een gele reisjas, glad ge
schoren en met dicht blond haar, het tvpe
van een jongen Engelsch man.
Het raampje van de coupé was geopend
en tie verfrisschendc maar vochtige nacht
lucht stroomde binnen.
Ik rilde en voelde een onaangename
gewaarwording in de maag en in het
hoofd. Ik sloot het raampje half en ging
weer zitten, nadenkend over het raadsel,
dat me onoplosbaar was.
Maar onmiddellijk werd ik in mijn
.•erpcinzing gestoord door mijn nieuwen
reisgenoot.
U, neem me niet kwalijk, mijnheer,
ei hij, ik heb u vermoedelijk wakker
t-maakt, toen ik het raampje liet zakken.
Maar ik kwam uit den restauratiewagen
en vond de atmosfeer hier zoo ondragelijk
dat ik meende een beetje tc moeten ven-
lillerrcn. L" heeft opium sigaretten gerookt
ik zie hel aan dit eindje hij stiet met
de punt van zijn laars tegen het eindje
van dc opium sigaret, die de man met
d< n baard gerookt had en toen heeft u
*eker slaap gekregen.
Ik was nog sleed» verward en beant
woordde de woorden van deu jonge i
Engelschman niet erg beleetd met dé
volgende vraag
Kunt u me misschien ook zeggen,
waar we ongeveer zijn?
De jongeman haalde zijn zilveren hor
loge uit den zak en zei:
We zijn in een paar minuten te
Birmingham.
Ja?
Zeker,-als we tenminste niet te laat
zijn.
Vreemd.
U bedoelt
Dc jongeman zag me verbaasd aan,
mijn gedrag moest ook wel een vreemden
indruk op hem maken.
Zoo u me nog even willen zeggen
toen u hier in de coupé kwam ik be
doel, hoe lang is u alhier
Mm, hij scheen zich even te be
denken, ongeveer een half uur.
En de trein heeft intusschen niet
gestopt
Neen, ik zeg u immers, ik kwam uit den
restauratiewagen. Ik hou er niet van aan
een gedekte tafel te blijven zitten als ik
gegeten heb.
En ik was alleen toen u binnenkwam?
Juist.
De jonge man glimlachte even en ik
kon hem dat niet kwalijk nemen, want