I01ST en
UitgeverW. A. Van den Munckbof, Venray.
Zaterdag SI November 19O0.
S9ste Jaargang-
No. 4>0.
Voltaire's laatste dagen en...
zijn dood.
Mengelwerk.
Zijn Redder.
ifTn
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vknray 50 c.
franco por post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke uummers 6 c.
Prijs de,r Advertentièn
van 1 4 regels 20 c.
elke regel meer 5 e.
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2rnaal berekend.
In de laatste dagen weid in
sommige geschriften weder gewe
zen op den vreeselijken dood van
Voltaire.
Werken van bekende schrijvers
zoo o. a. een boek van pater Kret-
ten, waarin bet uiteinde van den
godsdiensthater beschreven wirdt,
werden tot dat doel aangehaald.
Op één werk, misschien wel 'i
volledigst, dat voor Voltaire s dood
verschenen is, werd echter, voorzoo-
ver ons bekend, in Nederland nog
niet gewezen. In de Duitsche en
Engelsche pers werd dit werk
daarentegen levendig besproken
Het is namelijk het onlangs
verschenen werk van Frédéric
Lachèvre, Voltaire mourant, En
quête faite en 1778 sur les circon-
stances de sa dernière nialadië
Dit werk is des te belangrijker,
daar de schrijver beschikte over
manuscripten die tot heden niet
bekend zijn geworden.
De laatste dagen van Voltaire
worden er op "waarlijk afschrikken
de wijze in geschilderd.
Nadat Voltaire den 10 Februari
1778 van zijn buitengoed Ferneij
uit Zwitserland te Parijs was
teruggekeerd, begon zijne «ver
goddelijking" in deze wufte stad.
Hij stapte te Parijs af in het hotel
de Villette, waar hij ontvangen
weid door zijne nicht Madame
Denis en den heer de Villette. die
bekend was als zijn zoon en bij
wien elk moraal ontbrak. Zijn huis
werd het middelpunt van Parijs.
De voorname wereld stroomde toe
om den ouden philosoof hare bewon
dering te betuigen.
Eu ook het geringe volk was
benieuwd den «beroemden tnan te
zien.
De Parijsche Academie zond
afgevaardigden om hem te begroeten.
Franklin en zijn kleinzoon bezochten
hem en deze laatste bad
hem knielend om.., zijn zegen Toch
was voor Voltaire het uitblijven van
het koninklijk tchtpaar en de
koninklijke prinsen, die hij bepaald
verwacht had, een bittere teleur
stelling.
Madame Denis, die als hoofd-
erfgename van haar oom gold, en
sinjeur de Vilette waren trotsch op
de gewichtige rol, die zij meenden te
spelen Daar hun naam overal bekend
was en hun salon niet leeg werd,
dachten deze kleine geesten, dat een
goed stuk van de verheerlijking van
hun gast voor hen zelt bestemd was,
Daarom verzetteu zij zich ook tegen
het bevel van dr. Trouchin om
Voltaire naar zijn landgoed Ferneij
terug te brengen.
Den 25 Februari had de 80jaiige
een hevige bloedspuwing. Hevig
verschrikt, stroomde alles toe de
kamer vulde zich met voorname
gasten men geloofde dat de dood
nabij was en daarbij moest men toch
tegenwoordig zijn. Maar de
vergoding
wees de naar
grijsaard terug.
Hierin werd hij ondersteund door
Madame Denis en mijnheer Villette.
Met nieuwe huldigingen liet hij zich
overladen. Om de wereld te toonen,
dat hij zich wel bevond, moest hij
allerlei geestige uien tappen, die dan
van mond tot mond overgingen.
Maar in werkelijkheid was Voltaire
aan 't einde zijner loopbaan. Om den
levensgeest er wat in te houden, nam
hij zijn toevlucht tot sterken koffie,
die, in overmaat genomen, natuurlijk
de noodlottigste werking teweeg
bracht.
De slaap verliet hem en hij ge
raakte nu eens in droevige stemming
dan weer in de hevigste opgewonden
heid, waarin hij vaak zijne omgeving
op stokslagen tracteerde. Men kon
den «groot^i.' man moeilijk meer aan
zijne vereerders toonen, en toch
moest dit steeds weer gebeuren. Op
een zekeren dag in de maand Mei
stelde de oude hoTma'arSchatk de
Richelieu een geheim middel voor,
hetwelk hij gewoonlijk innam om 't
gevoel van kracht te verwekken.
Een dame die van dit brouwsel
proefde verbrandde haar tong en
werd ziek. Voltaire weigerde het
middel in te nemen, maar men ried
hem aan toch maar een paar druppels
te nemen.
Eindelijk greep hij ongeduldig
naar 't fleschje en dronk het in één
teug leeg. 't Gevolg ervan was, dat
hij twee dagen lang krankzinnig
was. De schildering van den ver
schillende dagen durenden doodstrijd
van den eenzamen, wanhopigen
grijsaard, wien zelfs de noodzakelijk
ste verpleging ontbrak is aangrijpend
Wel verdringt zich nog steeds
buiten de menigte, die met fluisteren
de stem gedachten wisselt en meent,
dat de zieke de liefdevolste verpleging
geniet, wel vullen elegante dames en
heereti nog steeds de trappen en
salons van 't paleis, om te zien en
gezien te worden, maar de oude,
zieke Voltaire ligt verlaten in een
nauw kamertje en krimpt ineen van
pijnen.
Madame Denis, een overigens
afstootende figuur, heeft slechts ééne
zorg, om namelijk de brieven te
onderscheppen, die Voltaire nu en
dan nog aan zijn secretaris dicteert.
Zij vreest, dat haar oom soms nog
eenige verandering in zijn testament
kan brengen. Overigens bekommerde
men zich niet om hem.
Voor de buitenwereld werd zijn
toestand verzwegen, en men geloofde
dat zijn onuitputtelijke scherts nog
steeds dezelfde was. De secretaris van
Voltaire. Wagnière, misschien de
eenige, die iets voor hem gevoelde,
bericht, dat hij getuige was van de
meest afstootende scènes.
In de kamer van den doodzieke
was vaak zulk een leven, alsof er
een hoop dronken, vechtende boeren
oij elkaar waren. Men lette volstrekt
niet. op hetcreen de dokter voor-
grijsaard kwam weer bij ën na een [schreefnoch op het smeeken van
week kon hij weer opstaan. .den stervende, hem loc i niet te
Den raad van den geneesheer, dooden..
om nu rust te gaan nemen in Ferneij Aan (<n hmlci - it Gtieu-
met name Racie, gelukte het, de
kamer van Voltaire ie betreden. Hij
zag den grijsaard geheel alleen uit
net bed stappen, bibberend van
koude en zich beklagend over de
geringe zorg, ("lie men aan hem
btst< edde, Racle schrijft
«Ik zou vreezen wegens be Iriegerij
ie worden aangeklaagd, als ik
vei telde van de vreeseüjke ver
latenheid en den ellendiger} toestand
waarin mijnheer Voltaire gedurende
de laatste 20 dagen van zijn leven
verkeerde, Het hart zou sti'staan
van ontzetting."
Van zijn dokter Trouchin, wien
hij de handen drukt met de bede,
toch te verhinderen, dat hij steift,
verlangt Voltaire een zenuwarts
«Hebt medelijden met mij', zoo
roept hij, «ik ben krankzinnig,"
«Had ik uwen goeden raad op«
gevolgd, dan zou ik mij niet in
der.en ontzettend toestand bevinden
ik zoude naar Ferneij ter»» rgekeerd
zïj-.ï'êïr-mijn kop zoU i-aow eaiing
Ziedaar het einde van den gods
diensthater, Nb.
niet wild geworden zijn, want i«t
heb niets dan bedwelming gedron«
ken
Van zijn omgeving heeft Voltaire
een grooten afschuw. Madame Denis
komt niet meer op de kamer van
haar oom. Men heeft een vrouw
Roger als verpleegster aangenomen,
en haar de opdracht gegeven om...
goed te letten op de.'godslasteringen
die de «apostel der verlichting"
uitbraakt, opdat men den eventuee«
len wensch der familieleden, om hem
kerkelijk te doen begraven, gemak»
kelijk kon terugwijzen.
Voltaire onthaald zijne verpleeg»
sters vaak op stokslagen en werpt
haar alle mogelijke voorwerpen tegen
't hoofd. Steeds breekt hij uit in
schelden en vloeken en men be won»
dert »den woordenrijkdom en het
geweld zijner woede." Hij huilt van
pijn. Het. vuur verteert hem zijn
buik is als door een inneilijke vlam
verbrand, hij verlangt naar een
ijsbad. Naakt ligt hij op een bed,
want zijn gloeiend lichaam kan geen
aanraking meer verdiagen.
Hij bevuilt zich zelf op de afgrijse»
lijkste wijze. Zaterdag 26 Mei,
deu sterfdag van Voltaire, kwamen
de artsen Lorry en Thierry om 10
's avonds. In de kamer var. den
stervende vonden zij niemand. Zelfs
de bedienden hadden hem verlaten.
Een der doktoren naderde hem met
een kaars in de hatul en wreef hem
krachtig de slapen. De stervende
opende de oogen en zeide »laat mij
sterven."
Eenige oogenblikken later liet hij
een vreeseiijk geschreeuw hooren,
zoo afgrijselijk, dat vrouw Roger
van schrik meende te sterven, terwijl
een andere verpleegster in een
ziekte viel, die drie maanden duurde.
Trouchin zeif, die juist binnentrad
toen Voltaire stierf, zeide «Welk
een dood welk^een dood Ik zal er
slechts met afgrijzen aan terug»
denken."
In de societeiislokalen hel stadje W
heeischte een ongewone levendigheid. Dr.
van der Meer, de Esculaap van het stadje
zou natneljjk d en avond een zijner vrienden
ioiroduceeren. die. van een wetenschappe
lijke reis naar vei re landen tei uggekeerd,
eenige dagen in Wiidervank dacht te ver
toeven.
T»t gioot leedwezen van de Wilder-
vankeis wist de dokter echt-r van zijn
gast een vriend zijn t jeugd, weinig
anders mede te doelen als dat deze Athur
heet'e en zich kort na het voltooien der
studiën, bij een expeditie naar de binnen
landen van B 'rneu had aangesloten. Sedert
had bij niets meer van hem vernomen,
to'dat de jongman plotseling voor zijn
oogen stond.
Die verschijning van Athur was wel
geschikt om in het stadje opzien te baren.
Een elegant uiterlijk, een reeds wat ge-
biu nd gezicht, een klein blauwachtig lit-
teeken op het voorhoofd en daar de
barbier, om niet te toonen. dat hy niets
te weten had kunnen komen, zich uiterst
geheimzinnig uitliet óver den vreemdeling
die hij 's middags geschoren had, en dr.
van der Meer. zoodra men hem met vragen
overstelpte steeds beteekenisvol glimlachte
wanneer hij plechtig verzekerde, dat hij
niets anders te vertellen had, zoo ver
moeden eenige societeilsleden, dat de
vreemdeling wel een incognito reizend hoog
geplaatst persoon kon zijn.
In de sociëteit waren de leden dus in
ongewoon groot aantal bijeen. De gepen
sioneerde majoor Spronck, niet meer of
minder de praeses van de sociëteit, zat
op zijne gewone plaats aan de gioote ronde
tafel, twee stoelen in zijne onmiddellijke
nabijheid waren nog onbezet. De eene was
bestemd voor Dr, van der Meer, de andere
voor den met ongeduld verwachten gast.
Majoor Spronck was een joviaal oud
heer, met een gemoedelijk voorkomen. Hij
had veel beleefd, was een tijdlaig bij het
Indische leger gedetacheerd geweest, had
meer dan een expeditie, ook van weten-
schappelijken aard medegemaakt, maar
had een paar jaar geleden den dienst
verlaten en in de nabijheid Van bet. stad
je een klein landgoed gekucht, waar hij
thans in rust zijne dagen sleet.
Hy was een aangenaam measch en zou
zeer gewild in gezelschappen geweest zijn
wanneer hij niet een kleine zwakheid had
gehad, die nog al eens aanleiding tot
plageiyen gaf, zoodat do oude heer, als t
hem te erg werd, bij kris en kras bezwoer
dat hij nimmer meer een voet buiten zijn
buis zou zetten, om zich niet voortdurend
te moeten ergeren.
Gelukkig hield hij zelden zijn woord
dan tot den volgenden avond, en zijn on
deugende vrienden waten van oordeel, dat
hij de ongelukkigste rnensch der wereld
zou wezen, indien hij zijn lievelingsplaats
aan de groote tifel zou moeten missen.
Majoor Spronck namelyk verhaalde
gaarne van de avonturen, die hij op zijn
reis beleefd had. en daar de gewone lot
gevallen. die hij wellicht had geïnd hem
niet merkwaardig genoeg voorkwamen,
zoo sierde hij zijn verhalen met allerlei
aangrijpende ervaringen op, en hij verzon
dit alles roet'zooveel gemak, hij vertelde
het met zcoveel vuur. dat hij zelf ging
gelooven, wat hy verhaalde en ten slotte
bij de herinnering aan al de ervaringen
zeer geroerd en sentimenteel werd.
Wee hetn, die zich mocht veroorloven
om ook maar doQ geringsten twijfel te
openbaren, want in dit opzicht verstond
de oude heer geen spot.
Daar echter de grootste schat zelfs aan
fantasie rretm tijd ui'g^pu» raakte zo0
kwam majoor Spronck tot een zeker reper
toire, dat hij bij voegzame gelegenhsée*
al zoo menigmaal herhaald had. dat da
toehoorders eiodelijk en teu laatste «tocht»
de eerste woorden behoefdeu te vetaemau.
om met gemak de hintorie zelf la kunnen
verhalen.
Daar echter de oude heer by dergelijke
g legeuheden nooit vargat om zjju audi
torium met groote gulheid te onthalen.,
zoo vond hij doorgaans geduldige toe
hoorders.
V. oral één avontuur wat het, dat den
ouden heer regelmatig ia zoo'n «entiroeu-
teele stemming bracht, dat dar» »l««hta
door rijkelijke besproeiing mat het edal
druivennat, kon bekoeld worden, lhe
historie was de volgende:
Majoor Sproiick^hadjeen der meest on
herbergzame punten vaut,onze bezittingen
moeten bezoeken; destyda uitsluitend door
wilde volksstammen. Het expaditionoaire
korps, waartoe hij hehoo-'de, had in last
om een geschikt punt voor een neder
zetting te zoeken, ten einde de schatten,
die het delfstoffenrijk daar aanbood, uit
den schoot der aarde te halen. Hij en de
zijnen waren echter door de wilden over
vallen, toen zij zich van den hoofdtroep
afgezonderd.^en een weinig in het binnen
land gewaagd hadden; alleen had hy zich
met heldenmoed verdedigd de anderen
waren lafhartig op de vlucht gegaan.
En zoo kwam het, dat hjj door de neger»
gsrssgsa genomsc. gebot.dcn en voortge
sleept werd.
Ongelukkigerwijze behoorde de stam, die
hem in zijne macht had, tot de klasse der
kannibalen, >[en deze besloten hem bij een
feestmaal te verslinden. De patiënt had dit
hun voornemen reeds geraden; maar alle
pogingen om te ontvluchtenjmislukten door
de waakzaamheid van zijn bewakers. Reeds
lag hy gebogen op den grond en de bijl
van zijn slachter zag hy boven zich reeds
blinken, toen een blanke met getrokken
zwaard onder de wilden sprong, de naast-
bijzijnden neervelde, de banden van den
weerloze doorsneed en met hem de vlucht
koos. De inboorlingen, van hun eersten
schrik bekomen, vervolgden de vluchte
lingen onder een woest geschreeuw. Ge
durende de vlucht verloor hij den redder
zijns levens uit liet oog en alle nasporingen
bleven vruchteloos. En wat het meest
zonderlinge van de zaak was, de man
behoordo niet tot de expeditie.
Waarschijnlijk is mijn redder, dus
ging majoor Spronck voort, de ons ver»
volgende inboorlingen in handen gevallen
en een slachtoffer van zijn heldenmoed
geworden.
Op dergelijke wijze gaf de raajeor aan
de gevoelens, die hein tegenover den redder
zijns levens bezielden, zoo lang lucht, tot
dat door ontroering en tranen anderen
verzekerden ondeugend wegens een al te
krasse consumptie de stem hein begaf
en liij zwijgend afscheid nam.
Volledigheidshalve moeten wij de bic-
graphie van majoor Spronck besluiten met
de mededeeling, dat hij een dochter had,
die hare moeder vroeg moest verliezen en
eerst kort geleden van de kostschool wa9
thuis gekomen, een engel van schoonheid
en onschuld.
Hei rueisje had een ideaal, en dat ideaal
was een schiider, een knappe jongen, dien
het meisje eens by het uitgaan der kerk
uad loeren kennen.
En weldra hadden zy elkander bezworen
dat zij eikander zouden toebahooren, al
moest ook heel de wereld er aan te pas
komen. Doch toen hy van het eerste ge
schikte oogenblik 't beste gebruik maakte,
om haar vader het gewichtig geheim te
openharen, had hij haar kort en zakelijk
medegedeeld, dat er niets van kon komen,
daar hy andere planuen met haar had,
zoodat zij zich al die droombeelden van
iefde tot in deu dood" voor dergelijk
kunstonaarsvolk maar voor goed uit het
hoofd moest zetten. En daarmee basta.
Clara zoo heette de arme bedroefde
was radeloos: zij schreef haar geliefde,
dorstende