EG EST en UitgeverW. A. Van Munckhof, Venray. Pater Peeters. Salomon's leerling. Zaterdag* 7 November 19QS. 39ste Jaargang* No. 46. Mengelwerk. Wat doe je er an Nl*« Abonnementsprijs per kwartaal der Advertentiën: Prijs Neen., dat leven van 25 jaren werken in Nederland en België heeft meer verdiend, dan de ver melding van zijn naam tusschen het achttal priesters, dat Zondag 18 Oct. uit het missiehuis te Tilburg naar de verlaten missie posten der Philippijnen heentoog.. heeft meer verdiend, dan de aan haling van enkele woorden uit zijn gloedvolle afscheidsrede. Daarom nog deze weinige regels ingegeven bovendien door persoon lijke oprecht gevoelde dankbaarheid. Nu hij heengegaan is, nu treft ons meer dan tevoren zijn beeld, zijn karakter, zijn zielenadel. Wie hem eenmaal zagen, sprak, vergat nooit dat fiere gelaat, streng en eerbied voor den geestelijken stand afdwingend, dat ronde hoofd, breed gelijk de opvatting die hij had van het leven als mensch en priester dat hoofd ruim als de veelzijdige ontwikkeling. wier schatten huisdeu achter de rimpels van zijn denken en zorgen die strenge trekken om de lippen; die in schijn zich slechts konden openen voor terechtwijzing of verwijt en die toch, zoodra ze u begroetten, zich plooiden tot een lach, welke over dat strenge gelaat als zonne stralen van levenslust en blijheid tooverde en de oogen achter de zware brilleglazen deed stralen van vrindelijkheid, die uw hart stormen- derhand veroverde. Die oogen als 't er op aankwam konden ook flikkeren als bliksem stralen evengoed als zijn metalen stem, kon donderen wanneer onge» recbtigheid ot kwaden wil zich verzetten tegen zijn hart als priester of leider. Maar niet volmaakt schoon noemt de kunstenaar het beeld als er op het gelaat niet een glans van goedheid ligt verspreid.,, zoo zou er aan het beeld van dezen onzen vriend de schoonste trek ontbreken, indien ik vergat te spreken van zijne goedheid, zijn zielenadel. Wie kon als hij met zooveel deelneming luisteren en belangstellend vragen, als er verdriet was in uw hart wie telt,ze de zielen, die bij hem kw amen om het door leed geprangde gemoed uit te storten maar wie ook kon als hij de zielen opbeuren en raad geven om ze straks verlicht en opgeruimd, met nieuwen moed het leven weer te doen opnemen met zijn lijden en strijden voor God Maar ook als blijde dagen u v rooi ijk stemden, dan eerlijk gezegd, was er geen vriend die guller mot u kon meejubelen en uitvieren die vroolijkheid zijn humor en gezond gulle lach, duukt mij, moet u steeds in de.ooren klinken, als gij hem u voorsteltin een gezellig vertrouwelijk onder ons. Zoo hebben wij hem gekend, dezen vriend, zoo leefde hij de 25 jaren, die hij werkte voor de belangen van het Missiehuis. Ik meende eerst bier op te simmen wat hij gedaan heeft, deze edele priester voor Holland en België, voor Tilburg in het bijzonder vaoaf het jaar 1883, hoe hij werkzaam was eerst in de lakenfabriek op de Veldhoven, later in het nieuwe missiehuis op den Bredaschen weg, verder te Antwerpen en in het kort weer te geven, wat bij deed voor den bloei der congregatie in ons land, 't zij als professor, directeur, minister, overste en zielenleider. Maar daar» gelaten, dat ik dit voor de meeste lezers niet behoef te vermelden, zou hij in zijne nederigheid, dat soort van dank niet aanvaarden, verre van zich wijzen. Maar iets anders weet ik.., waar» mede ik onbevreesd voor afw ijzing, den cijns van dank dien ik toch wil betalen, kan brengen, en dat is door langs dezen weg den uitersten wil, het testament van uw vriend kenbaar te maken. Dit testament, het is niet ge» schreven, niet gedrukt, maar hij heeft het verkondigd met zijn metalen stem, luidop aan wie het maar hooien wilde, Zondag 18 Oct. op den jongeten dag van ziju w erker hier in Nederland, in het uur van vaarwel, toen zijn geestelijke veld» heer hem en zijn medegezellen het Christusbeeld op de borst hing. Toen sprak hij in de vervoering van zijn missionarishart, een woord van diep zielelijden toen slaakte hij een noodkreet waarmede hij de toe» komst inriep om hulp, om laving voor den smachtenden dorst naar zielen. Ziet sprak hij ongeveer, ziet wij worden gezonden naar een vreemd land, een nieuwen werkkring, naar de Philippijnsche eilanden En waarom niet naar de Hollandsche Missie, naar onze Oost Waarom wachten nog gansche scharen van jongelieden om gezonden te worden naar het uitgebreide Missieveld van Nederlandsch Nieuw Guinea? Waarom Omdat er niemand is, die hen huurt, die geestelijke werklieden, voor dat gedeelte van den wijngaard, dat zij 'tliefst zouden bewerken, om» dat de congregatie hun niet de rnid» delen kan geven noodig voor hun onderhoud. De Oost, »'t land van In8ulinde, dat zich daar slingert om den evenaar als een gordel van sma» ragd, dat is toch ook ons vaderland daar is aangewezen missieveld, daar is werk in overvloed op die opper» vlakte, twintig maal zoo groot als ons Nederland met veertig millioen bewoners. Daarheen te snellen isdehaite- wensch mijner ordebroeders, ook van ons die vertrekken naar de Philip pijnen. En dat zij niet gaan kunnen is dat onze schuld niet, van ons Nederlanders In geen land tei wereld misschien uit zich de mild dadigheid der katholieken voor het missiewerk moer als in ons kleine Holland, maar helaag zoo weinig gaat van die sympathie naar onze eigen overzeesche bezittingen. En nochthans van wie ons kunnen deze het licht der waar heid, de weldaad des gelo ds ver wachten Dat was zijn laatste wilsbeschik king, een beroep n.l. op de 11 oil an 1- sche liefdadigheid of beter gezegd een smeekbede om het kanaal waai langs de ondersteuningsgiften naar de missie stroomen te richtenaar origeloovige onderdanen, v.vi ons eigen vaderland, naar onze eigen Oost Indische bezittingen. Die kreet «Steunt uwe Oct men kon het den vriend Missionary aan» zien, dien kieet had hij willen roepen zoo luid en krachtig, dat iedefven in Holland dien had kunnen hoor en; met dien roep van aanbeveling sloeg hij de reisdeken om en beklom hij de koets, die hem en zijne gezelle: naar den trein zou voeren. Dat riep hij herhaaldelijk de laat» ste minuten voor de trein huin/rrliep, Hollanders zorgt voor uwe >i zeg! het voort, zegt hot dep het overal En als hij, de bijna vijftig, rge, zich zelf haast niet moer ke nend van vervoering, van vreu;? zeker ook van smart pi t zijner ordebroeders en rrtovr; «dor. om den hals viel en na et 'i ratste omhelzing den trein instapte «ie do acht helden langzaam wegvoerde, dan nog hoorde men als zijn laat» sten roep en bede: «Tilburgers, Ne» derlanders denkt aan uwe Oost, uwe Nederlandsche Oost Dat was zijn laatste woord... Ik herinner mij hoe onlangs op een bijeenkomst een zijner vrienden op hem toastend en zinspelend op zijne klankrijke stem, hem noemde den »tuba mirum spargens sonum", de bazuin met wondren klank. Geve-God dat Z.Eerw. door dezen kreet om hulp en ondersteuning voor de Missiën in de Oost in werkelijkheid de bazuin mocht zijn geworden die deu noodkreet der zielen van Iosulinde, onze katho» lieke Oost, mode ook van de mis» sionarissen rati het H. Hart, zal doen doordringen, in het oor aller Nederlanders en dal die bazuinstoot wonderen mocht doen van welbe» grepen en welgeordende liefdadig» heid. Dan zal het daghen in het Oosten, schooner als ooit een dag daar opstond in het heerlijk rijk van Insulinde. Dan zal het katholieke Nederland den plicht aan zijn vaderland, aan zijn Oost hebben ingezien en vervuld, Dan ook, maar dan alleen zullen wij aan onzen vriend en weldoener aan Pater Peeters gebracht hebben den schatplicht van dank en erkentelijk» heid voor wat hij deed aan U Til» burg, aan U Nederland. J. V. En daar heb je weinig tegen te protesteeren nog minder dan tegen de nieuwe spelling, die ons, naar mijn bescheiden meening den geheelen boel in de war zal zenden. Dat men De Vries en Te Winket verbetere, opperbest maar zoo'n algemeene revolutie enomvei- acht werperij van het bestaande ik een mispunt. Maar daar heb ik het feitelijk niet over. Ter zake Sterven moeten wjj. Is je tijd ge komen, asjeblieft instappen voor de eeuwigheid. Nu, dat is allemans lot hoe vervaarlijk vervelend het ook zij 't is natuurlijk. Maar wat minder natuurlijk, ja heelemaal onnatuurlijk is, dat is, dat de eene of andere sinjeur je eventjes een kogel door het hoofd blaast, of je het mes op keel of buik zet, of je op de een of andere wijze, buiten je wil of je weten naar de andere wereld expediëert en dan straffeloos blijft rondloopen. Als ik koerartenveoter was, dan gilde ik het uit moord anderhalf )'aaf itnrzKcn.eutrs z-Wi - r i of we' drie aan den en «el» Sinds de dood in de wereld is, zegt Milius in de N. L. K. ben je eigenlijk geen oogenblik zeker van je leven Dat is zoo, maar wat doe je er anf 't Is een axioma zoo pertinent zeker n anders dau vanals welke algebraïsche stalling ook. enz. enz. twee dagen wegens voorarrest. En toch de moorden met de vleet, die tegenwoordig plaatshebben vullen meer plaats in de koerant, dan het onschuldig «allerlei." Is dat niet treurig, in treurig En is bet niet, of de schurken eeen weddenschap hebben aangegaan om je op de meest wreedaardige wijze te vermoorden, precies alsot ze voor zoo'n romantisch eindje zorgden En dat getal moorden gaat steeds crescendo met een fortissimo in de 4e macht. Je zoudt er de kluts bij verliezen. Nu vraagt men «wat doe je er an? Dat de wet niet enkel krachtige maatregelen neme, zooals de officietld term luidt dat helpt geen zier. want iedereen weet dat zoo iets in zekeren zin synoniem is met minis- terieele «bekwamen spoedmaar de krachtigste maatregelen gebruiken d. i. een moordenaar, die vrij willig in koelen bloede moordt, sans pardon een kopje kleiner laten maken. Dan zijn we vooreerst verlost van eeu gevaarlijk sujet dat nog meer moorden kan, tweedens behoeven we geen be lasting te betalen om dat heerschap een onbezorgder, ouden dag te ver schaffen; en ten derde is de verontwaardigde publieke opinie bevredigd, omdat er recht geschied is, waar recht moest geschieden. Ten langen leste immers zouden de heeren moordenaars nog banger zijn zonder jachtakte een haas te schieten, dan een mensch in koelen bloede te vermoorden En dat nou gaat wat al te ver in 't vrije Nederland. En daarom »hangen" wat doet men er an. PEEL v 1 MAAS voor Vbnray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 o. Jan Dopper behoorde tot de meest wel» varende boeren van het dorp Dalum. Ook stond hij goed aangeschreven bij zijn mede- dorpelingen wegens zijn groote geleerd heid en ui'gebreide kennis van verschillen de toestanden in binnen- en buitenland. Vooial op de laatste qualiteit was Dopper met recht trotsch en als hem weer ge ruchten van dien aard ter oore waren ge komen wanneer hy gehoord had dat men 'm in de herberg en voor de kerk geprezen had dan zwol zijn borst van vreugde en streelde hij liefkozend de beide hoekdeelen, waaruit hij een groot deel van zijn wijs heid had uitgeput. Vertellingen over den Oosterschen sultan Haroen al Raschid (voor de jeugd bewerkt) en De wijsheid van Koning Salomon. 't Was een uitgemaakte zaak, dat na het overlijden van den burgervader, Jan Dop per diens plaats moest innemen. Door de dorpelingen werd een actie in dien zin op gezet, en duurde geen 2 maanden of bij Koninklijk besluit was de wethouder, Jan Dopper, burgemeester van Dalum. Nu eerst voelde hij zich in zyn element, als heerscher kon hy al die plannen ten die hij al in stilte in de eerste plaats op het voorbeeld van uitvoer brengen, gesmeed had en K~hoo,-H« daartoe te' overtuigen ven hei wolzijn onderdanen en te waken voor bun zyn belangen. Ja, te waken, dat had de groote Haroen ook gedaan en een week na zijn feestelijke installatie kroop Jan des avonds klokslag elf uur het bed uit, zonder zijn vrouw te wekken. Even voorzichtig begaf hij zich naar den stal om zich te vermommen. Weldra sloop hy, gekleed in de schunnige dagelijkscbo plunje van een zijner knechts de deur uit en het dorp in. Omzichtig langs de buizen gaand, be reikte hy weldra de hoofdstraat Dalum waa niet groot en ontwaarde heel spoedig voor het raadhuis op een bank deu nachtwaker Teunis. Dat viel tegen, de man sliep niet. Blijkbaar had bij den sultan pardon den buigemeestor niet gezien want hij bleef kalm zitten. Dat was al met zooals het behoorde, meende Doppei-Haroeu en daarover zou hy Teunis morgen eens duchtig onder liandeu nemen. Zyn weg vervolgend kwam de gebieder aan de herberg. Hier zou hij wel meer succes hebben want hy twijfelde er niet aan of de noodige drinkebroers zouden bier aan het opscheppen zyn, niettegenstaande be: sluitingsuur op tien bepaald wa3. Hij gluurde dus door derui'en, maar moest bekennen, dat hy in de gelagkamer niets meer zag. V el voelde hy iets. want pto-seling werd hy in den nek gegrepen en mei de woorden Ha leelyke dief, heb ik je eindelijk, achteruitgerukt. Het was Teunis de nachtwaker, die terdege waakte eu bet verdachte individu had zien passeeren en stilletjes achterna geslopen was. Toen de man zijn baas herkende keek hij wel wat beteuterd, doch weldra her stelde hij zich, in liet besef van zijn plicht gedaan te hebben. Dopper—Haroen ging eerst tegen Teunis aan het uitpakken, doch hield bij nader inzien zyn mond. Met een beteekenisvollen blik stopte bij Teunis een gulden in de band en deze snapte dat by moest zwijgen. Van het sultanneije spelen had Dopper al dadelijk genoeg en hy begreep dat hy meer bij bet daglicht zou kunnen praes» teeren. wanneer de menschen dadelijk konden zien. wie men voor zich bad. Het duurde niet lang of Jau kon zijn wysheiJ op een andere manier luchten. Een P ar dap-n r- zijr nachtelijk" ex-

Peel en Maas | 1908 | | pagina 1