Uitgever
Munckhof, Venray.
De Belofte.
Zaterdag* 26 September 1908.
29 ste .Taargang*
No. 4O.
w w
Nogmaals over bijgeloof
en overdrijving.
Brood uit den mond nemen
Mengelwerk.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vbnray 50 c.
Prijs der Advertentiën:
Een soort van bijgeloof bestaat
hierin, dat men woorden, teekenen
of zaken ook gewijde zaken
een kracht toekent, welke zij niet
hebben van God, van de natuur of
van eene kerkelijke zegening.
Zoo is er bijv. in omloop eene
groote strook bedrukt papier »de
lengte Christt", waarop nog wel
ketterij staat en halve godslastering
en dat door niet weinige vrome
zielen met zorg wordt bewaard.
Het is goed voor schier alle kwalen.
Schrijver dezes had ooit de groot
ste moeite moeite om een nonneke
te bewegen het prul zoo gauw
mogelijk te verbranden. Of het
bijgeloof er ook diep inzit
Tot verdrijving van ziekten en
andere kwalen bij menschen en vee,
speelt het dolste bijgeloof vaak
hoogtij. Zeker de natuur heeft
veel verborgen krachten en svm-
pathetische middelen reiken soms
ver. Maar het zoogenaamd «strijken"
en «oeluzen kan vaak t iluur
den beugel al maken die deskundigen
er ook nóg zooveel kruisjes bij.
Die personen zijn over het
algemeen zeer geheimzinnig met
hun kunst.
Waarom Was het niet veel
belangloozer het iedereen te leoren
tot hulp der lijdende menschheid,
want gewoonlijk vragen zij er toch
geen geld voor tenzij hoogstens
een aalmoes aan den arme l
Zeker dat was belangloozer, maar
zij zouden zich schamen aan een
verstandig mensch te vertellen, wat
dwaze en zinnelooze woorden en
spreuken ze bij hun kunstemakerijen
uitspreken of wat onzinnige dingen
ze zeiven doen om in het bezit van
die geheimnisvolle geneeskracht te
blijven zoo zijn er. die den
splinter van een doodsbaar bij
zich dragen, en God weet wat nog
dwazer dingen.
Een andere vorm van grof
bijgeloof is de waarzeggerij. Men
wil met behulp van een medalje of
gebedje of andere dwaze teekens
achter een of ander geheim te komen
of de toekomst ontsluieren.
Niet zelden neemt men dan een
waarzegger of zegster in den arm.
Men ziet jongedametjes bij een ouwe
heks te rade gaan, wien ze ten
huwelijk zullen krijgen mannen van
ontwikkeling sluipen in afgelegen
straatjes on zich de wetenschap
en verzienden blik dier personages
ten nutte te makeu.
Kan het dwazer Vanwaar toch
srouden die luidjes hun macht kunnen
hebben? Niet van de H. Kerk, die
elke waarzeggerij verfoeit. Niet uit
zich zeiven, want ze zijn vaak dom
mer dan zij die hen of haar raadple
gen.
Van God dan Lieve hemel, ziet
een slag van gemeene lieden, zich
met dat boerenbedrog ophouden.
Maar hun middelen dan Zeg verliezen van een tan (links o
ereis, gelooft de Lezer waarlijk, datrechts, maakt het velschil i
zij met dobbelsteenen, een spel kaart, weet het nietj het boven drijven
met koffiedik, eenige zinnelooze
spreuken, ja laat zijn met een medalje
of kruisje meer kunnen dan een ge
woon sterveling
En toch helaas, in onze dagen
in de twintigste eeuw, waarin de
menschen zoo luid bluffen met hun
wetenschap en ontwikkeling zijn er
zooveel, die niet willen gelooven aan
Gods Woord maar zich wel
laten bedriegen door bijgeloof.
Onlangs stonden in een neutraal
blad onzer groote steden elt - zegge
elf advertenties van dames die
zich aanbieder, om de toekomst te
onthullen, karakters te ondergronden
en nog meer wat aan een gewoon
mensch gewoonlijk minder handig
afgaat,
De eerste, een mej. Lucienne
werkt met een ei, uitsluitend «voor
atgebroken liefdesbetrekkingen." No
2 een zekere Letha, werkt in duistere
zaken met twee spel kaart en één ei.
Juffrouw Z. Z. zeer beklant bij de
notabelen te Antwerpen, ageert met
drie snel kaart. Afgebroken liefde
door wordt «portretten en poeders"
gecureerd. Zij ziet alles en ontsluiert
de grootste geheimen.
Weer een andere juf van het
bovenvermelde elftal legt droomen
uit en is de beroemdste koffiekijkstër
vanwege haar intiemen vrijersgeest..
En zoo gaat het voort.
Die afschuwelijke bedriegsters,
zegt de Lezer. Maar blijkt uit de
concurrentie niet. dat het zaakje goed
marcheerten dat er dus onbegrijpelijk
veel bijgeloovige luitjes zijn Dat hun
middelen ontoereikend zijn om iets
uit te werken, zal de Lezerfes) wel
toegeven.
Wat schiet er dus over Of
wel 't is echt bedtog en het is
aartsdom daaraan zijn geld te
besteden, of wel ge meent, dat de
duivel hem of haar uitdrukkelijk of
stilzwijgend een handje helpt, en
God den rug keeren om bij den
duivel in de leer te gaan is hoogst
onchristelijk en zeer zondig. Waar
lijk het is niet onmogelijk, dat God
toelaat tot straf dier bijgeloovigen,
dat de duivel ooit zijn grootere
kennis ten verderve dier nieuws
gierigen aanwendt.
van een theeblaadje... o, het is om
griezelig te worden.
Wanneer God, die voor het
welzijn der menschen de toekomst
verborgen houdt, dien sluier wil
oplichten, dan heeft hij wel betere
middelen. In het Oude Verbond
waarschuwde hij tegen waarneming
uit de vlucht der vogels, uit droomen
enz.
En is het geen schande dat men
tegenwoordig weer tot die dwaze
heidensche dingen teruggaat. O men
geeft zoo hoog at van de duistere
middeleeuwen, maar zou er tegen
woordig minder bijgeloof zijn, ook
in de zoogenaamd ontwikkelde,
vooral ongeloovige klassen Wat
hechten zij niet aan het huilen van
een hond, het vallen van een spiegel,
het tikken van een houtwormpje, hot
In Leeuwarden klagen de schoen
makers, dat sommige post-, spoor
en andere ambtenaren hun het broot
uit den mond nemen don1 zelf hun
schoenen te lappen. Zij nebben zie
daarvoor slechts wat leder, een
ij i er en leest en wat spijkertjes aan
te schaffen, nl. indien z'u reeds iets
van het handwerk van St. Crispijn
verstaan
In de Leeuwarder schoenmakers»
vereeniging «Door Eendricht Sterk"
wordt nu het denkbeel-. geopperd
dat alle Leeuwarder scaoenmakers
zullen weigeren, reparaties uit te
voeren aan schoenwe k, waarop
reeds particulieren hun reparatie
kunsten beproefd hebber..
Deze klachten waren opgenomen
in De Tijd en be ne uurlijk
vooral het doen van re; pities voor
aïjuci'cix doof pu.3t- cpw'i - t-n amlere
ambtenaren.
Een anti revolutionnair blad 'ging
verder en zeido nooit te kunnen
goedkeuren.dat de menschen aldus
zichzelf hielpen.
Waar zouden we toch heengaan,
vraagt in het Vaderland
indien dergelijke opvattingen ingang
vinden.
Dat bezoldige beambten betaalde
scho enreparatms verrichten, is
natuurlijk niet goed te keuren..
Maar dat men als men het kan
en wil zijn eigen schoenen niet
zou mogen lappan
Straks veieenigen zich de naai
sters en de kleermakers tegen de
huismoeders, die zelf het verstelwerk
verrichten
Aan mijné parapluie mankeert
iets, dat met een ijzerdraadje te
repan eren is. Maar ik zal liet moeten
laten uit vrees, getroffen ta worden
door een motie van afkeuring van de
parapluieraa kers vereeniging «Van
den regen in den drop."
Het blad papier waarop ik schrijf
is met deze regels bijna vol. Maar
mag ik er wel zelf een stuk aan
plakken Zal dit mij niet in botsing
brengen met de papierbewerkers-
vereeniging «Plak Met Eere"
Zal niet weldra in onze woning
ijst moeten worden aangeplakt, met
vermelding, welke bezigheden men
mag verrichten en welke zijn uitge-
slotenj
De naaisters zullen wel zorgen dat
'oij ons in huis geen verstelwerk meer
ilaats heeft; uit vrees voor den toorn
der hoedenmakers zal mijn stroohoed
niet thuis gewasschen mogen wor
den wij branden tot nog toe onze
toffie zelf, maar zullen het moeten
aten wellicht verbiedt men ons nog
wel ze zelf te malen maar dan
drinken wij in 's hemels naam maar
geen koffie meer en gaan «lunchen"
en eten in oen restauratie, want thuis
zal men wel niet meer mogen koken
de Koksvereeniging zal het niet
toelaten.
O schoon vooruitzicht
PEEL
franco per post 65 c.
voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
van 1 4 regels
elke regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, Smaal geplaatst worden 2maal berekend.
20 c.
5 c.
In de stadsgevangenis bevond zich oude
de ter dood verwezen Vendeeë s een mooi
kind van dertien jaar, Jean de Loudec.
Ken weinig afgezonderd van de gevan
genen, die hun droefheid uitten door
onsamenhangende woorden, wachtte hij
bedroefd en nadenkend, doch vreedzaam
op het einde.
Een boer, die aanvankelijk ten prooi
was aan de wanhoop, herkrepg door 'net
zien van de kalmte van den jeudigen
knaap eenig vertrouwen en naderde dezen
met den hoed in de hand.
Mijnheer Jean, zeide hij, ik kende
u niet, voor ik u langs onze gelederen
zag rijden op uw paardje langs uw va»
der op zijn groot paard. En gij waart
toen niet zoo dapper als op dat oogenblik
nu gij zoo kalm en verlaten uw lot af»
wacht. Alles heeft zich tegen ons gekeerd
en toch is uw schoon gelaat niet veranderd.
Fut gij dien moed uit een voorgevoel, dat
ge gered zult wordeD
Ik heb geen voorgevoel daarvan,
antwoordde Jean, en niete wijs! er op dat
ik gespaard zal worden. De Blauwen
ontzien zich niet kinderen tegelijk met de
mannen dood te.schieten. Maar ik veracht
mijn beulen te zeer, om hun door tranen
of zuchten te doen bemerken, welke
aandoeningen mij bestormen. Men houdt
den hoed op, als men lieden voorbijgaat,
die men veracht; welnu zoo wil ik tegen»
over mijn beulen mijn hart omgeven met
trots.
De boer die over deze woorden niet
wilde nadenken, om den draad zijner ge»
dachten niet te verliezen, ging voort:
Uw onschuldig uiterlijk, uw leeftijd
iets wat ik niet weet onder woorden
te brengen, zegt mij, dat gij gered
uit worden, Daarom kom ik u vragen, mij
een dienst te bewijzen. Ik heet Perrin.
Neem dezen brief voor Pe>rine mijn
vrouw. Zij woont te Brottiers, het eerste
huis voorbij den kruisweg. Als gij sterven
moet, zal deze brief even goed bij u als
bij mij verloren gaan Als gij blijft leven
ooals ik hoop, mijnheer Jean, beloof mij
ui dadelijk dezen brief aan mijne Fan ine
te zullen brengen.
Als ik u hic-rniede een genoegen
kan doen, antwooidde Je m glimlachend,
wil ik uw brief wel aan en u beloven hem
aan uwe vrouw te zullen brengen, zoodra
ik vrij zal zijn. Maar ik heb naast mijn
vader gestieden; onze naam is bekend,
zal evenmin aan den dood ontsnappen
als mijn vader.
Het kind verborg Ferrin's brief onder
zijn buis, toen het hek werd geopend. De
bevelhebber der republiekeinen trad bin»
nen, gevolgd door zyn staf officieren, sol»
daten en cipiers.
Hij riep:
Jean de Loudec 1
Present, zei het kind, op een bank
klimmende om grooter te schynen.
Hoe oud zijt gy
Dertien jaar en vier maanden, burger.
Ditmaal wordt ge vrij gelaten, maar
als men u weer betrapt op het helpen van
die roovers, zult gij evenals de andei en
worden doodgeschoten.
liet afroepen der namen ging door, ter»
wijl Jean naar buiten werd gestooten.
Hij verliet de stad, gelukkig en als in
een droom. Toen hij eenige honderden
schreden buiten de wallen was, deed het
geknetter van geweerschoten hem sidderen.
Het is gedaan, dacht hy, de arme
Perrin is dood
II.
Jean de Loudec ging langen tijd voort
langs verbrande, vertrapte eenzame lan
derijen. Eindelijk bemerkte hy de welbe
kende bos8chen.
Hij ontmoette hier een dorpsmeisje dat
hij kende.
Goeden dag Nanette, sprak bij. Zeg
mij eens moet ik deze laan volgen om te
Brottiers te komen
Ja mijnheer Jean, dat is de weg naar
Brottiers, maar ga daar niet heen, de
Blauwen zijn er. kom liever bij ons in het
struikgewas, daar durven die honden niet
in.
Dank voor uwe goede bedoeling
later zal ik dat doen, Nanette, maar nu
moet ik naar Brottiers.
En Jean sloeg den weg naar deze plaats
in. Langen tijd liep hij onder het lommer
voort. Bij een splitsiog van den weg aar»
zelde hy opnieuw.
Plotseling viel een sehaduw voor hem
op het pad en een stem riep hem toe
Jean, zijt gij het.
Ja Julot. Wat ben ik bly je weer
•e zien Waar hebt ge mijn vader achter
gelaten
- Hij is by uwe moeder, niet ver van
hier, op den molen van Mizère. Zij dach
ten dat gij verloren waart. Kom daar heen
zij zullen zoo gelukkig zijn, als zy u weder
zien I
Ik zal ook zeer gelukkig zijn als ik
weder bij hen ben, zuchtte Jean; maar ik
kan nu nog niet, ik heb te Brottiers iets te
doen, wat geen uitstel kan lijden. Moet ik
het rechtsche pad inslaan
Ja, rechts. Maar gij moogt u daar
wel niet wagen, het wemelt er van de
Blauwen.
Het moet.
En Jean sloeg het rechtsche pad in. Hy
had bijna de vlakte bereikt, toen hij een
vrouw bemerkte, die verborgen achter eea
molensteen, met angst in de oogen staarde
naar de huizen van een dichtbij liggend
vlek. Een roodgetinte rook krulde op
tegen den somberen hemel. Het kind vroeg
aan de vrouw
Waar staat in Brottiers liet huis vau
Petriii
liet is het eerste huis voorbij het
kruispunt, dat hetwelk in vlammen staat.
Ga er niet heen kleine. De Blauwen heb
ben het zoo juist in brand gestoken. Ziet
ge daar zijn zij bezig Perrine voort te
sleuren en te mishaudelen. Zij gaan haar
vermoorden. Vlucht dadelijk.
Jean verliet de schuilplaats achter den
molen steen, liep ree ic op de Bhuven toe
en riep t e wijl hy met den brief zwaaide:
Wacht; ik kom uil de stad: ik heb
een o: der, die burgeres Pen ine aangaat.
De soldaten hielden op. De sergeant
kwam naar Jean toe om het papier aan
te nemen; maar de kleine zeide hem op
kalmen doch vasten toon:
Het is voor Perrine gy zult den brief
na haar lezen.
Eu de sergeant wachtte in de meening.
dat het kind werkelijk door een aanvoerder
der blauwen .was belast.
Jean sprak hem over den hoofdofficier en
zijn stof, om Perrine den tijd te geven het
treffend vaarwel van haar man te lezen.
Toen zy daarmede gereed was, kuste
zij den brief en begon te weenen.
Ach arme man. Hij heeft alleen aan
mij gedacht, toen hy ging sterven. Nu ik
dit lees, is het alsof ik zyn laatste woorden
hoor, dit geeft my moed om te sterven
evenals hij.
Bij het hooien van deze woorden ont
rukte de sergeant haar den brief, las hem
en viel woedend uit:
Wat? Moeten we ons om zulk een
ouden wij venklets aan liet gevaar blootstel
len door de witten overvallen te worden.
Dat is wat al te brutaal en wy zullen wel
afrekenen als wij in de stad terug zijn,
Bindt dien bengel aau deze vrouw vast.
en dan voorwaarts.
Het touw sneed Jean in't vleesch: met
Perrine werd hy door slagen voortgedre
ven. Naast hem sprak de vrouw half luid:
Ach myuneor Jean, nu ik de laatste
woorden van mijn man heb mogen verne*