1ST en Uitgever Munckhof, Venray. Stelers en Helers! Zaterdag- 30 Mei 1908. S9stf Jaargang-. No. 23 Mengelwerk. De bedrogen burgervader. Werkeloosheid en de invoer 3 PEEL Abonnementsprijs per kwartaal voor Venray 50 c. franco per post 65 c. "ori'tbftr.'86 c. - ■>- ui» weerlijsv6 Dammers MAAS °rijs der Advertentiën: van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsraimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 c. Wie zijne courant bijhoudt en en welk fatsoenlijk mensch doet dat niet 1 vindt in de rubriek der mis daden er eene, die geregeld terug komt. Diefstal en inbraak. Dit laatste is meer speciaal van onzen tijd. Bij de toename der diefstallen zijn de bezitters begrijpelijkerwijze hun goederen en geld meer zorg vuldig gaan sluiten en wegsluiten. Veiligheidssloten aan voordeuren, ijzeren rolblinden, eleetrische ver raders, pantserkasten als inbraakvrij geadverteerd, men had er voor een vijftig, hoogstens honderd jaar eens naar moeten vragen Doch met de slimheid dergenen, die hun eigendom verdedigen, houdt de sluwheid der aanvallers op diens eigendom bijna gelijken tred. 't Schijnt een vak op zich zelf, dat der heeren inbrekers, maar eeD vak wat het tot een wonderbare hoogte naar de perfectie haalt. Zij htthbon h"n uitrusting? h«m instrumenten, hun scheikundige praeparaten om het handwerk naar behooren te beoefenen. En waarlijk zij zijn dikwijls de sterkste partij, gezien nog dat op elke plaats, in elke kleinere en grootere stad, ook een evenredig aantal Hermandad's zonen hun waakzaamheid opvoeren tot het uiterste. Ver werpen wij hier natuurlijk van ons de gedachte aan dat belicht kort geleden uit Amerika, hoe in een zekere stad was ontdekt, dat de politie met de inbrekers gemeene zaak maakte. Dat is gelukkig een echt Ameri- kaansche uitzondering. Integendeel. Maar juist te wonder baarder wordt het dan, als men leest, dat in de groote steden vooral geen nacht voorbijgaat zonder een of meer dergelijke feiten. Afgezien nu van de gebeurtenissen waarbij een biandkast, zooals t dar heel netjes heet, aan het forfeeren geen weerstand heeft kunnen bieden in welk geval de dieven dadelijk gereed geld tot hunne beschikking hebben, vraagt men zich af waar blijft al het andere, dat er wordt gestolen. Wij weten allen het antwoord bij de helers. En wij erkennen ook dadelijk allen de onmlddelijk zich hierbij opdoen de gedachte, als de justitie de steler dikwijls in haar macht krijgt, hoe hoogst zelden wordt de heler achterhaald en dan nog, als achter haald, hoe weinig of nooit gestraft. Dat is een jammerlijk doch nood zakelijk te erkennen feit. Die 't meest van den diefstal profi teert, blijft gewoonlijk vrij. De dief waagt zijn vrijheid en zijn leven voor een weinig van de op brengst de heler keert niet de hoogste prijzen uit De heler zelf echter loopt zoo goed als geen gevaar en geniet abnormaal j toch degradeerde de vn handelaar jscbe kwaal. meer van de ontvreemding dan de eigenlijke bedrijver. De heler is zoo goed als de steler, zegt het spreekwoord doelend op de schuld. De heler is veel beter dan de steler, mogen de dieven zeggen doelend op de opbrengsten van de eigenlijk gezamenlijke onderneming. Schandelijke dingen zijn er wel eens in deze aan het licht gekomen. Geheelo benden van jeugdige dieven die geëxploiteerd werden door wetenlooze aanzetters tot het misdrijf kindéren nog die opgeioed en gedwongen volleerd worden in de kunst van stelen. En als de boefjes dan voor het gerecht komen en naar tuchtschool of gevangenis gaan, om van daaruit helaas weer zoo spoedig te hervallen dan lelt de heler zijn bijeengegaarde uldens nog eens van de overwinst uit die goedkoope inkoopen. De justitie staat tegenover dit soort duivelen in menschengedaante bijna machteloos zij welen immers niet dat het goed van diefstal afkomstig was. de onnoozelen. WII 00 maatscuappij hier verSeie- ring brengen, dan dient er door de maatschappij zelf gehandeld te worden. De justitie tracht te genezen, op haar meer moderne manier de ziekte der misdadigheid, de menschen zelf in die ziekte voorkomen. En wel beginnen bij het begin, bij de jeugd, bij de opvoeding. Strenger toezicht op straat, op school, zelfs in huis. Geen verontschuldiging als het kind met iets thuiskomt, waarvan aan de ourleis de herkomst niet bekend is ,- maar onderzoek en navragen en zelfs terug laten brengen van het nog zoo weinige, dat aan het kind niet toebehoorde. De handen thuis van wat niet t uwe is dat moet aan het jeugdig gemoed reeds worden iugeprent. Vroeg geleerd is oud gedaan, ook in de beoefening der eerlijkheid. ons werk, als onbekwaa: door de grenzen open te zotten voor de overproductie van ander landen En de gevolgen van het zogenaamde vrije ruilverkeer ziet min in den stelselmatigen afvoer fan onze werklieden. In de zeventiende eer* bezat Nederland het viervijfde deel van alle koopvaardijschepen Ijir wereld en in het begin der 20t) »»uvf loost het zijn werkvolk uit armoede, volgen van gehrek aan wek. Prachtige resultaten van de heerschende vrijhandelpol iel; Verder toont de schr .er door voorbeelden aan dat dejhidustrie, waarin velen hun bestaii moeten vinden bier het stiefkind is waar voor men niets over heli, omdat men de producten van hl buiten land boven de Nederlandl.he trekt. Bij liet bezoek van 6. M. de Konigio-Moeder en van'-',. K. H. den Prins der NeJerlandti aan de tentoonstelling in 1907 t< Amster dam, werden de booge gd ten rond geleid door den voorz ;jr der tonto^n^mljjng8^'"jii°sje reet inzendeis, genoten de buitéïlanders de eer van het Koninklijk by-oek. En dat die kanker, het van liet Nederlandscb meer en meer invreet nog le lezen in het versla] Eigenlijk zijn bijna alle groote industriën reeds uit ons land ver dwenen, als meel. papier en leder- fabrieken, goudindustrie en hout zagerijen. Nederland bezat voor dertig jaar nog 2000 leerlooierijen en gaf toen aan 1200 man werk ir. de goud industrie. Al die bedrijven zijn te niet gegaan en bijna niet vei vangen. Vandaar werkloosheid, een toestand, in geen geval te verhelpen door emigratie, door collecteeren of andere zeer af te keuren lapmiddelen. Daadzakelijk kan en moet de toestand verholpen worden. Alle grondstoffen moeten vrij inkomen, terwijl vol-fabrikaat hoog belast moet. veel naar bene- hegeeren ibrikaal, das o. a. van de [treffende Waarom is er geen werk? vraagt ons Noorden. Omdat ons land de vergaarbak is van alle producten uit de geheele wereld, die voor slechts 5 pet, invoerrechten over onze grenzen komen, terwijl er bijna geen kans is oiis product in het buitenland te plaatsen, wegens het hooge invoer tarief. Op alle wijzen beschermen Ameri ka, Duitschland, België en andere landen hun nationalen arbeid, door hooge tarieven alleen Nederland staat vrijhandel voor en doodt daardoor meteen zijn nijverheid en industrie. Als men zijn schreden richt r.aar het Rijksmuseum te Amsterdam, ziet men daar, dat wij, Nederlanders in alle vakken enorme bekwaamheid bezaten. Goud-, zilver- en koperwerk muntten, evenals weef- en schrijn werk uit door goede uitvoering, en Kamer van Koophandel, b| de vergunning van de levjring van zeildoek aan een buileüandsche firma, met weinig prijsveschil van Nederlandsche inschrijvers Tal van voorbeelden sclieten mij te binnen, als levering vai geweren en kanonnen, hek van hei Vondel park en de eleetrische tramwagens in Amsterdam. Het vrijhandelsysteem bevordert stelselmatig de werkloosheid, en kweekt armoede en luiheid. Hebben wij niet lang-amorhand onze nederzettingen moetm prijsge ven, die wij over de gelieve wereld bezaten En de gunstige gevolge(i van het z.g. vrijhaudelstelsel in ome koloniën zal ik doen zien. Tusschen 1840 en 1850 werd approximatief nog 17 pü. van den geheelen invoer in Oost Indië uit onze havens verscheept. Sedert de afschaffing der differentieele rechten waardoor de andere natiën op gelijk ken voet kwamen met de Nederland sche, verminderde dat percentage De laatste 15 jaar bleef de uitvoer uit Nederlandsche havens, met be stemming naar Indië, op 5 pc. staal van den gansclien invoer, Duitschland's invoer van Oost Indië steeg gedurende de laatste 15 jaar met lOli/i pc. en België voert in onze Indiën 60 pc. meer in dan voor 15 jaar. Handhaving van het vrijhandel stelsel is dus voor onze vaderlandsche vrijheid een ramp, die de werkeloos heid op onverantwoordelijke wijze in de hand werkt. En wordt niet zakelijk ingegrepen dan wordt werkloosheid een chroni- Tobias Klots was op zyn vierde jaar reeds een genie, en op zyn veertigste burgemeester van Hamelswaid. In de laatst genoemde kwaliteit liep by eens vrjj hoogmoedig de kamer op en neer. bezig beötU'JtS&TGiï, iTov uau3n».'! «*wiik Tippelskerken deed daarin navraag naar een rooverkapitem, wiens signalement opgegeven werd, en beloofde deogeoe, .e tot bet weer in-handen krijgen van den ontvluchte bijdroeg, eene belooning van ijftig gulden. Tobias overlas den steekbrief, als een lek» kerbek de spijskaart, met eeü critischen hi k. Hij las van n->ven naar heneden. en beneden naar boven. Eindelijk vielen hem de schillen van de oogen. Hij had roeger vergelijkende ontleedkunde be studeerd. Het was zoo. De door den brief vervolgde was niemand anders dan zyn eigeD gerechtsdienaar Leeuwrik. Cbristene zielen! riep de burgemees' ter van Hammelswald uit, is het mogelijk! Ik heb dus een slang aan mijn boezem ge koesterd. Intusschen zijn vyftig gulden niet te versmaden. Hij belde om Leeuwrik, de vreiolie endste mensch van dj wereld maar wat genialiteit betrof, me t den heer bur gemeester onder dezelfde planeet geboren trad de kamer binnen. Kom gij eens naderbij, beval Tobias het oog vootdurend op het dagblad ge» vestigd houdend. Hoe oud zyt ge? Hoe oud of ik ben? Wel, met de aanstaande pruimenmarkt ga ik in mijn twee-en-veertigste. Wees toch zoo ijdel niet. Maak u maar niet jonger dan ge zijt. Gij hebt de vier-en-veertig al achter den rug. Hier staat het. Zoo?... Nu, als het daar staa'... Hoe lang zyt ge? Vijf en zeventig en een achtste. Als ik echter mijn nieuwe trappers aan heb, dan zijn de zes-en-zeventig vol, Wees toch zoo opgeblazen niet. Maak u niet grooter dau gij zijt. Gy haalt maar vier-en-zeventig en een halven duim Hier staat het. Zoo?... Nu als het daar staat. Het is om het even. Spoedig zal het niet om het even zijn. Alijnheer de burgemeester var« Hammels wald trad nu, met het dagblad in de band tot vlak bij deu als een kaars zoo recht staanden Leeuwrik, en zette de in spectie voort. Haren: naar het gryze hellende Zeer juist. Voorhoofd hoog en vrij. Strijk die krul daar voren eeDS weg. Dat zal niet gemakkelyk gaan, mynheer I de burgemeester. Ze is te den gegroeid. Doe wat ik gebied, en stiyk weg, ezel. Als mynheer de burgemeester het beveelt... Nadat Leeuwrik, niet zonder tegenkanting van de zijde zijner in het wild gegroeide haren, het voorhoofd eenigziaa vry gemaakt had, herhaalde de burgemeester. Het voorhoofd vry. In orde. Tanden beschadigd, volgde hy. al lezende, doe uwen mond eens open. Leeuwrik gehoorzaamde, eu vertoonden twee rijen goed geconcerveerde landen. Ha, zoo hebt ge zeker uw gebit on» langs laten vernieuwen door dien tandkun- stenaar, die hier doorgereisd is? De vent wilde uiij ook wat aansmeren, maar dat lukte niet. Mij ook, Maar ik paste wel op, dat hy er niet aankwam. Hoe groot is het aantal van uw tan den? Van boven zestien en van ouder zes tien stuks; samen twee en-dertig. En volkomen gezond? Alle? Op een na, de achterste benedentand van onder is een weinig los. Derhalve tocb besehadigd. Het is juist volkomen juist. Verder: Oogen grijs blauwachtig. Neus lang en spits. Neen; de mijne is wel laog maar gebocheld. enteekenen; geene. Niet waar, ge nebt geen byzondere kenteekenen? Zoo ver ik weet, neen. Derhalve ook geene kenteekenen. Juist zoo geen twijfel meer. En om niet als Leeuwrik by het rooven gesnapt te worden, hebt gaden naam Piep- mijer aangenomen. De burgemeester vau Hammelswald, die de laatste woorden half in zich zelf gespro-* ken had, kreeg nu eensklaps een gezicht als een kalkoenschen haan, dien men een rooden doek voorhoudt. De gestrenge heer burgemeester meen de zooeven, dat ik een ezel was. Ja dat zyt ge nog daarenboven maar in hoofdzaak... In hoofdzaak?.., Dat weet ik niet. Gij zyt een...roover kapitein! «=Een roo verkapitein. Niet aoders. Maar dan zou ik toch ook geroofd moeten hebben? Dat hebt ge imners ouk, slang.Ge zyt in Tippalskerken uit do gevangonis ge broken. Ei Maar ik ben immers gedurende zeven jaren niet buiten Hammelswald geweest Zoek rna&r geen uitvluchten, Hier is het bewys. Hier staat het zwart op wit. Het signalement is voor uw lijf geschilderd. Leeuwrik bleef ondanks de zeer beleedi- gende beschuldiging van den burgemeester, zeer gelaten. De beschuldiging kwam den eenvoudigeo, eerlyken man zoo reusachtig voor, dat bij niet in staat was, die te be grijpen of te weerleggen. 0ndertu8schen liep Tobias op en neer om wat uit te blazen, en verkoelde zich het gelaat door ra9t zyn grooten zakdoek te wuiven. Hy overlegde met zich zeiven, wat er voor het oogenblik met den mis dadiger moest worden aangevangen. Eindelijk had bij zyn besluit genomen. Ge zijt aangehouden, Leeuwrik l wie zal mij dan aanhouden, daar ik de eenige dienaar ben, en er geen andere voorbanden is Zoo houdt gij u maar zelf aan en kunt ge u verder aan het landsgerecht te Tippelskerken uitleveren En als ik nu onderweg eens ont vlucht Dan moet gij u zelf weer achterhalen. Ge staat ray met uw hoofd voor uwen persoon in. Ge zyt een beëedigd gerechts dienaar dat weet ge immers

Peel en Maas | 1908 | | pagina 1