MARIA-BOODSCHAP. Een engel in den kerker. ZATERDAG 23 MAART 1907. ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 12. Uitgever W. A. Aan den Munckhoe, Venray. Feuilleton. Abonnementsprijs per kwartaal voor Venray 50 c. franco per post '55 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers ft c. 0 Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels 20 c. elke regel meer 5 e# letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. Maria, zoete vrouwe. In 't schaam'le huisje zat Eerbiediglijk te lezen Van menig Psalmenblad, Toen kwam er d'engel aangevlogen. En need'rig voor haar neergebogen Ave Maria bad. Maar zij, onnooz'le maged, Den engel niet verstond, Hij zeide, wil niet vreezen; 't Is God, Die mij U zond; Wilt Gij de Moeder wtfteu Van 's Vaders eeuw'gen Zoon Aan Wien de Heem'Un bieden Hun lol en eerbetoon 1 Toen sprak de Maagd gehoorzaam *Ues Heeren Wil is mijn; Zeg aan den Heer, uw Koning, Ik wil Zijn Moeder zijn". Toen ging de hemel open En daalde neer de Geest Die 't hooge wonder werkte Dat 't Eeuwig Woord werd \leesch. En in haar tijd zij baarde {laar goddelijken Zoon, Die onder zwakke menschen Wel kiezen wou Zijn woon, Die door veel bloed en tranen Voor 't menschdom heelt geboet, E„ 00 'ij kruis van smarle Ons gaf Zijn rvTèmtoi zoet. Maria, Moeder mijne, Geworden onder 't kruis, Ach, wil me eens binnenleiden In 's Vader heerlijk Huis. A. S. stud. Een zware, triestige, huiverende duisternis ligt over den Hof van Getsemanie, welks ijselijk-doodsch geboomte nog dikkere schaduwen schijnt af te werpen. De absolute stilte wordt slechts afgebroken door de pijnlijk-hoorbare 1 In een der oorlogen tegeu Fiankrijk werd de graaf van Vlaandereu gevangen genomen en iu triomf naar Parijs gevoerd wanr lig in een donkeren toren zjjn6 dagen moest doorbrengen. Het eenige wat hein in zijn treurige eenzaamheid veran dering en afwisseling schonk, waren de korte oogenblikken, waarin bij op een klein binnenplein de frissche lucht mocht inademen. Ongestoord kon dit dikwerf niet plaats hebben vele malen was hij daar het mikpunt der schimpscheuten en smalende kwinkslagen van hardvochtige krijgsknechten en ruwe soldaten. Terwijl de Vlaamsche vorst het verle- dene vnor den geest roept, stapt een jongske, aan wiens uiterlijk men den vieemdeling kan hei kennen, met vertra- genden tred naar Parijs. Zijn gelaat is iets of wat bleek, en teekent afmatting, terwijl de zachte, doch merkbare plooi op 't vriendelijk voorhoofd geene geringe zorg verraadt. Zijne kleine vuist omklemt een stok van mispelhout, en op zijnen rug rust een paksken, waarin kleedingsUikken schijnen geborgen. Een herdershond volgt hem op den voet en geeft alsmede zuchten van éénen, die daar bidt en* lijdt in die sombere eenzaamheid Jezus Christus. Alles spreekt van een hevige ziels- beroering in dien arme Nu eens staat Hij, dan werpt Hij zich op de knieen, dan strekt Hij hulpbehoevend de armen omhoog, dan loopt Hij naar een andere plaats, ja het vreese- lijk zieleleed werpt Hem in geheele uitgestrektheid tegen de aarde, wel ker stof door de vermenging met Zijn bloed tot balletjes wordt saamge- wrongen E011 siddering van energie trilt eindelijk door dat afgemarteld lichaam. Veerkrachtig heft Hij Zich op. Daar straalt weer glans uit ciie dof-geschreide oogen; daar is weer rege'maat in die pijnlijk verwrongen trekken, weer rust, majestueuze rust in die machteloos sidderende leden. Men kan het zien, daar is een grootsch besluit genomen en liet neemt met onwankelbare krachteen begin van uitvoering. Jezus wekt Zijne slapende leer lingen en spreekt hun met verheven kalmte de sombere woorden: Staat op, laat ons gaan Zie, die Mij zal overleveren is nabij f'Mt. XXVI 46.) v En inderdaad daar is iels gaande A_ w»-. zr- A -/-•« f Men boort schuifelen, fluisteren, g1 dempt stemmen-gezuis. Men ziet tusschen de bladeren door lichten schijnen, nu eens hier, dan weer daar, nu een enkel, dan meerderen. En lakken en bladeren werpen een vergrootte schaduw. Soms worden afgeteekend de ronde, onbestemde schaduwen van menschelijkelichamen En de stoet nadert schuivelend, als beangstigd voor ontdekking. Toch niet rustig Al galmt die bende hare gezindheid niet hoog uit, men hoort toch het nauw onderdrukt rumoer eener kwade gestemdheid. Hoe meer de sombere bende nadert te duidelijker* hoort men hare euvele stemming. Vooral die man voorop, schijnt jlerslond. zegt het evangelie het is/stichter Jezus Christus, hare kinrie- duidelijk teekenen van eene lange voetreis. De trotsche torens en hooge gebouwen der Fransche hoofdstad worden meer en meer zichtbaar; als achter hem een ruiter tadwaarts komt aandraven, l)e knaap ziet schuchter achterwaarts bij het weerklinken van hoefslagen eens paards. Voorzeker drukt 's knapen gelaat iets buitengewoons uit want de ruiter, een jong edelman met een prinselijk voorko men verkort den teugel. Het ros in zwaar fluweelen kleed gedost, gehoorzaamt op het enkel woord des berijders en houdt stand. De edelman neemt het jongske van het hoofd tot de voeten nauwkeurig op, en verneemt na vriendelijk en innemende vragen het volgende Mijn naam is Daniël en ik ben de oudste van drie broeders. Mijn vader was lijfeigene van den graaf van Vlaanderen. I)e lijfeigene werkt en wroet en zaait en maait, doch niet voor zichzelfde heer en gebieder ontneemt hem al'es naar goeddunken. Een sober deel, niet toerei kend tot het onderhoud van het gezin, is al wat hij bekomt. Mijn vader leed veel, maar verdroeg zyn lijden alleen uit christelijken ootmoed en uit liefde tot ons'. Niets viel hem te zwaar of te moeilijk, wanneer slechts ons lot een weinig verlicht werd. Op zekeren morgen ziende, dat wij hongerig en uitge- vast om een hard, zwart roggekorstje streden, verwijderde bij zich snel en kwam 's middags met een hert aandragen, dat het mikpunt der booze luimen te zijn. Het vuur der hel schijnt uit zijn loerende oogen. De satanische angst der gevallen engelen er «ringt zijne ttekken. De sidderingen der wroe- gende misdaad vaten over zijne leden O, hij zou willen kruipen over den grond, opdat toch maar niemand hem zou zier., nu hij zijn misdaad gaat voltrekken. Jezus nu ia, Die moet het zien Hem immers heeft hij verkocht! Maar Pit'us en de anderen en de godvruchtige vrouwen en de leerlingen die hem kennen Neen, neen, niemand mag hem zien! O hij zou wel willen wegkruipen in 't midden van de schelmen, die hij aanvoert Maar hij kan niet bij mag niet Slompen, duwen, vloeken, verwen- schen stuwen hem vooruit. »Ja, ja, sist hij in duizend angsten bedaartbedaart Heusch ik lever hem Wien ik kussen zal, die is het, grijpt Hem En zijn hand grijpt krampachtig een geldbeurs met zilverlingen, zijn eenige troost, zijn eenige Kracht. Daar ziet zijn oog de kalme, rus tige. majestueuze figuu'- van den .minnelijken. Mees' *n filling eVr holie vaart eten eneau^mg door lijf en ziel. Met geweld nu ft hij elko opwelling van menschelijk gevoel onderdrukken. Ah, hoe spreekt nu uit dien ellendeling «Een ziel die het zwaarst moet lijden". (Dante) Legioenen van duivelen blazen hem den satanischen moed in om zijn luguber werk te voltooien. Zijn gelaat, dat hij met alle inspanning der krachten een kalme uitdrukking wil geven, blijft akelig verwrongen Zijn oog durft hij niet opslaan. Hij nadert langzaam, sleepend als drukte hem een alpenzwaarte. Toch is het hem onmogelijk een zekere gejaagdheid le verbergen hij ging spoedig met wat zout gekookt, op tafel dampte. Hier jongens sprak hij, vreemd en angstig, nu kunt gij eten als groote heeren Bij het gezicht van h9t geurig, wal mend hertevleesch juichten wij allen en zongen luide van vreugde. De geur alleen had een half doode de gezondheid terugge geven. Onze vreugde aan het groote heerenmaal was echter van korten duur. Op het onverwachts trad een jachtop ziener van de graaf onze hut binnen en bulderde Gij hebt daareven schoone woorden gesproken, lijfeigene Morgen zult gij rekenschap geven Iq weerwil van onze weeklachten en vurige smeekbeden, werd vader geboeid de deur uitgeleid. Wij wilden hem volgen, dooh wreede helpers van den jachtopziener dreven ons met zweepslagen in de hut, waar wij met moeder ontelbare tranen vergoten. Eindelijk herkreeg ik eenigen moed. Met geweld wilde ik vader redden, die zich voor ons had opgeofferd. IJliDgs naar het slot van den graaf snellend, zonk ik voor hem op de kniëen. Genadigde heer riep ik uit, heb medelijden met mijn armen vader, die een stroopor werd om ons, zijne hongerige kinderen een weinig voedsel te verschaffen Schenk hem de vrijheid Nimmer zal zijne hand voortaan iots bedrijven, wat u leed kan veroorzaken. du gejaagdheid van een schuldig bewust zijn, dat hoe eerder hoe liever de misdaad voltooit. O hadde Jezus zich maar verzet Verhaastte maar een krachtig geweld dit somber misdrijfMaar neen Jezus blijft kalm. Jezus noemt hem vriendJezus vraagt hem rustig, waartoe zijl gij gekomen. Jezus wijst hem op zijn onmenschelijk gemeen bedrijf in de kalmste bewoording, vet-raadt gij den Zoon des Menschen door een kus Jezus neemt aan den heiligschennend*!) kus O ieder wooi d is als een vonk vuurs dat hem invreet in de fijngevoelige, in de zenuw rijkste plekken van zijn lichaam. En de ellendeling kromt zich in dat felle zielelijdeu, dat hem het begin brengt van de miserie zijner verdoemenis. Ellendeling Ellendeling Met uw verraad begint uw hei Een lage misdaad, dat is Judas vreeselijk verraad Daar is niet alleen hoosheid in, slechtheid, misdaad, maar laagheid. Judas, de hoogbevoorrechte, de apostel, vergrijpt zich niet alleen aan zijn Weldoener, zijn Meester, zijn Koning. Maai Judas verkoopt llem, Judas verraadt Hem door een kus. De bende, die hij aanvoert, kende Jezus niet, was ruw tot in het on- menschelijke toe, maar Judas was zoo laag, zoo schandelijk laag iu zijn optreden, dat hij zeifes een walg wei t voor de ruwe kiygsiieden, die bij aanvoerde. E11 daarom staal hy daar, de sum- bere figuur, aan alle eeuwen biedend de weerzinwekkende vertegenwoor diging van de diepst-ouieerende laagheid Een lage misdaad Weer is de tijd daar, waarin de Kerk, als lastnebbende van haren Moet het misdrijf geboet worden, straf mij dan, maar heb erbarming met mijne moeder en mijne kleine broerkens 1 Gena de, heer graaf, genade voor mijn vader, De goede graal' wei d bewogen. Wie is de vader van dezen knaap, vroeg bij een hooggepluimdeu jonker. Een wildstrooper van de gevaarlijkste soort, klonk het antwoord, een lyfeigene, die een uwer beste reebokken gedood beeft. Het gelaat van den graaf bleef onbe- weeglyk doch nu weinige oogonblikken, onderwijl hij mij eeo teeken gaf op te staan, deed hij booren Voor dezen keer wil ik uw vader vergiffenis schenken, jongen Wyl hij de reebokken niet met vrede laat, stel ik hem van nu af aan in dienst bij mijne valken, Ik scheuk uw vader oogenblikkelijk de vrijheid. Mijn vader werd uit de gevangenis bevrijd en van dien stond af hadden wij geen gebrek meer aan voedsel, noch aau kleeding. Thans echter is de goede graaf, aan wien wij ons geluk te danken hebben, zelf een gevaugen man. Eenzaam kwijnt bij daar weg, en heeft niemand die zijn verdriet verlicht. Gaarne wensuhte ik hom te bevrijden. Wijl dit niet in myne macht ben ik naar Frankrijk gereisd, om de gevangenschap met hem te deeien en door mijn dienstbetoon zijn lot eenigermate te verzachten. Mot mijn trouwen Rolf ver liet ik het geboortedorp en ben vol hoop tot hier gevorderd. Maar zal ik. arme jongen, zonder ren verplicht Jezus Christus door de hl. Communie in zich op te nemen. Men noemt dit paasch-plicht. Maar eerder zou men het moeten noemen een paasch-eere, paasch- vreugde, paasch-verheffing, paasch- schat; want dat alles moet voor den mensch zijn de onuitsprekelijke rar- rukking der hl. Communie. Maar helaas, die tijd der rijkste zielevreugde is ook de tijd. waarin Judas' lage misdaad door velen ver nieuwd wordt. Zij komen, gedwongen, of met onheilige gezichten, of in onwaardige stemming en beschouwen het ont vangen der hl. Sacramenten als iets. nu ja, waar men in een katholieke omgeving niet buiten kan. Zij komen gevoelloos NeeD, duizendmaal neen Misschien uit wendig, maar in het hart gevoelen zij een satanische onrust, grooter naar mate hun schuldbesef zwaarder is. Uitwendig toonen zij geloof en huichelen zij eerbied en veinzen zij vriendschap. O, 't is een laaghartige daad, onwaardig de hl, Communie te ontvangen 't ls schandelijk verraad het Heiligste te misoruiken. U, ellendelingen, die zoo durft naderen, U dringt Jezus het brand' nd oordeel toe, dat eens in Judas' ziele werd ingedrukt door de vraag, vriend, waartoe zijt gij gekomen Blijft tniug, nuicnelaars, blijft t*iug! Grooter schuld, dan Christus' vijanden, die hem dag aan dag, en uur aan uur, door de grofste be» leedigingen tergen, heeft hij, die den Christus levert door verraad Huiveringwekkend is de boosheid der heiligschennis. Onbeschrijfelijk is de ellende die haar bestraft. O wekke ons de levendige afkeer jegens Judas op alles te vermijden wat ons tot verrader maken zou. Laten wij opgaan tot het voldoen aan onze paaschplicht in een stem ming, die ons de hl. Communie maken zal tot ten paasch eere, een paascb vorhelfing, een paasch schal. JAN. toestemming des konings. by den gevan gen graaf worden toegelaten Gij «oogt don moed niet verliezen beste jongen gaf den ridder ten antwoörd Kom morgen te mynen huize, neen, nog hedenavond, en gij zult den koning zien en spreken. Doch hebt gy wel moed ge noeg om hem te naderen en toe te spre ken Of ik moed heb, edele heer 1 Waar het den redder van het leven mijns vaders daar ken ik geen vrees Flink gesprokenNogmaals houd goeden moed en volg ray Met een ver licht hart volgde onze Vlaming het paard van den edelman, tot deze in de stad aan aan een vorstelijk slot stilhield en afstap te. Hier wierp hij de teugels van het paard in handen van een lijfknecht en begaf zich met Daniël onverwyld naar een prachtvolle zaal. De koning riep een heraut, toen hij den ridder naderbij zag treden. Wordt vervolgd. MAAS t rvi 1 h rtii ik t rl ai» V\ r» 1 1 1 r\-\ ah min i 1 4 1, «1 t,n 1, a\ nn riu Dl 1 .1*1 Y y-%

Peel en Maas | 1907 | | pagina 1