Kerstlied. Gloria in excels is Pax hominibus De nieuwe kerk a ZATERDAG 22 DECEMBER 1906. ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 51 Uitgever W. A. Van di.x Munokiiof, Venray. Antoon Simons. Stud. M n g 1 w e r k su per Abonnementsprijs voor Vknray franco per post voor het buitenland bij vooruitbetaling afzonderlijke nummers kwartaal 50 c. 65 c. 85 c. 6 c. Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 5 Op lichte veer Veel Eng'len zweelden neer Uit hooge hcmelkoren. Met spel van gouden stok en snaai' Zij juichten, »Op, o herderschaar. Uw Jezus is geboren Toen spoedden zij Als de Eng'len blij Zich naar het kribje henen. Hun schaapjes kwamen achteraan Die wilden ook naar Jezus gaan En dartelden van vreugde, Eerbiediglijk Met huldeblijk Zij kwamen 't Kindje loven, Pin knielden om het kribje neer. En hebben toen het kindje teer Een schaapjen aangeboden. O Christenschaar, Op 't Hoogaltaar Is 't Kindje in ons midden. Al geeft Hij zelfs geen menschheid-schijn In de gedaant' van brood en wijn, Komt, laat ons Hem aanbidden. Weer vieren wij de herinnering der groote gebeurtenis: Christus' geboorte. Weer ,is het alsof in de koude winterluchten de zangen triHen dei- jubelende Engelen Eere zij God Vrede den menschen Eere zij God Zeker de gansche schepping was gesteld om aan God eere te geven. De koning, die tot heerschar was gesteld over die scheppingde men8ch moest haar daartoe dwingen. Maar die koning vergat zijn plicht. De sterren riepen in rustige schit tering beminden Schepper, Die U zoo liefheeft Ama amantexn Crea tor em. De femelen vorkondigdon zijn glorie De aarde prees in de rheost- voudige vruchtbaarheid ZijnAlmacht. In 4 luchten trilden de sidderingen Zijner grootheid. Meel de schepping riep het rusteloos Ama amantem Creatorem Maar de Koning der schepping, de mensch bleef doof voor die taal. Als die andere vorst, als Salomon was zijn bait bedorven hij bracht wierook aan zijn bijwijven, aan de slechtste, boosaardigste driften. De eer des Scheppers werd ver geten, do liefde tot Hem verleerd. En het gevolg Onrust des harten, bezoedeling des gewetens, onrust der ziel Arme menschhoid zonder God-. Onrust in haar blik. Zondige tinte ling in haar bloed. Martelende be geerten in haar hart. Altijd diepere verlaging in haar bestaan O daar, moest een openbaring komen van hooger orde, om die wegstervende krachten te herstellen, die moordende onrust te verwinnen, die doodende gejaagdheid te kal- meeren. En hoor Daar juicht hoog in die koude luchten, die verwarmd werden door oen adem van hernelsche liefde: Pax hominibusVrede den men schen En zij kwamen, die menschen Eerst de kleinen Want die vrede was gekomen als een kind. En zij vonder, berusting, tevredenheid, ge luk in de zegeningen van dat Kind, geluk tot in het benijdenswaardige toe, Zij kwamen, die ruwe en een voudige herders en vonden rijkdom men in de blikken van dat Kind, rijkdommen, die zij voor al hel goud der wereld niet zouden geven, En zij kw amen, die menschen Toen de grooten, de Vorsten, de Wijzen, oe gij zo noemen w ilt, die verheven mannen uit het oosten En zij waren onzeggelijk gelukkig, loen zij mochten nederknielen in het sto voor dat Kind, dat door Zijn arme Moeder nauwelijks in doeken kon gewikkeld worden. Vrede den menschen O daar waren er ook, voor wie dat verschijnen van het Jezuskint geen vrede bracht. Maar hun hart was bedorven dooi nijd afgunst heerschzucht Denkt maar aan Herodes Maar hun ziel was veivuld met wereldsche beslommeringen. Denkt maar aan de Joden, die ongevoelig bleven voor de heerlijke verschijning van dat Kind. Maar hun hart en hun ziel, waren door behaagzucht en gemakzucht verlamd, voor alle hooger gevoel. Denkt maar aan die priesters en schriftgeleerden, die den Wijzen uit het Oosten den weg wezen naar Bethlehem, maar zelf verstoken bleven van het geluk den kleinen Jezus te zien te MOOK. - Voor hen allen gold niet dat lied des hemels Vrede den mensch Voor U lezers O van harte wenschen wij het, dat de geboorte vanChns'us vrede, vrede brengt. Maar denkt er aan uw hart moet bereid zijn. opdat daarin Christus en Zijn vrede herboren worden. Vier weken lang wekte II de Kerk daar toe op. O moge het zijn. dat uwe haiten door degelijke voorbereiding gestemd werden om Christus op (e nemen Hij zal dan komen tot U om iederen klop van uw hart, iedere gedachte van uwen geest, iedere werking van uwe ziel te heiligen, opdat Gode eere gebracht wordt. Hij zal dan komen om regelmaat te brengen in uw veelbewogen ziel, on in die regelmaat: rust, kalmte, vrede. Hij zal dan komen om uw bestaan hier te heiligen en dat be staan eenmaal eeuwig te bekronen Hij zal dan komen die giooto God, die klein werd om U, om U, kleine groot te maken in Hem. Zoo wenschen wij U toe zalig Kerstfeest zalige herinnering aan die groote, die ècnige wereldgebeur tenis, die eenmaal schonk Eere aan God, Gloria in excel sis Deo en Vredeaan die van goeden toil zijn, Pax hominibus JAN. Zij zal er komen, daar-oor blijft ons borg de onvermoeide werkzaam heid \an den Zeereerw. heef Pastoor Bartels, mits de Katholieken des lands hem steunen. Want Mook, het dorpje, dat zoo schilderachtig gelegen is aan den oever der Maas, aan den voet van den bekenden terg, welken wij de Mookerheide noemen, Mook is arm; althans zijn inwoners zijn niet rob met aardse he goederen gezegend, dat zij o rider eikaar de uitgaven kunnen bestrijden van een nieuw, zij liet ook zeer bescheiden) kerkge bouw. En toch het is absoluut da ii' een nieuwe kerk de oude is j.iet alleen maar vooral veel te Jafzonderen en als Pastoor zenden. Het naderend Kerstfeest herinner ons aan den Zaligmaker, die voor ons in een stal geboren werd. Dat de katholieken van Nederland er voor zorgen, dat Hij to Mook niet langer in een stal behoeft, te verblijven, doe dat Hem daar, zij 't ook al geen paleis, toch een bescheiden ruimere woning worde opgericht. B. en noodig, dat kome, want bouw val lig, klein. Daarom heeft Pastoor Bartels den bedelstaf Ier hand genomen, en in» zonderheid tracht hij den steun zijner Katholieke medeburgers te verwerven door middel 'an een Tombola of loterij., wa?> gunning door II. M. de Koningin is verleend, en waarvan de trekking, aanvankelijk bepaald op 6 December, eveneens met verlof van H. M. is uitgesteld tot het begin der maand Juli. liet kan niet anders, of dit uitst* moet hun, die reeds loten in hun bezit hebben, ten goede komen; want het getal prijzen stijgt dagelijks, door de milddadigheid van vele wel doeners en weldoensters, zoodat'ook de kans vergroot wordt, om een prijs te winnen. Schrijver doz.s, die de prijzen, welke zijn uitgestald in een der lokalen van de Zusterschool, heeft bezichtigd, (aan eenieder wordt gaarne daartoe gelegenheid gegeven) moet bekennen, dat zij zijne ver wachtingen verre overtroffen. Het gaat niet aan alles in bijzon- ernoden (e vermelden; doch wan neer men weet, dat men daar ziet etsen van Bodifée, schilderijen van Bogaers, een leerling van Van WeJy, Lüeker, van Hoorn, Steins, teeke- ningen van Borgman en Broeder, leintures Bogaorls, glasschilderingen van Nicolas, kunstsmeewerken van Meyers, bekend orn hetgeen hij ge- everd heeft voor 't kasteel Haar- zujden, diverse prachtige beelden, schilderwerk op zijde, gebatikte voorwerpen, Chineesche en Japan- sche kunstvoorwerpen, enz. enz. dan san men zich een klein denkbeeld vormen van al het prachtige en nuttige, dat men, als het lot gunstig is, voor 50 cent (wat dit is de prijs van een lot) kan bekomen. Doel van dit stukje is De Ka tholieken aan (e sporen een lot te nemen in de loterij voor de nieuwe rerk te Mook; zij zija te verkrijgen bij den Z. E. Heer Pastoor. Wellicht gevoelen sommigen zich gedrongen er 10 of moer te laten komen, ten einde die bij vrienden en kennissen te plaatsen. Mogen ook de gegoeden ouder onze geloofsgenoolen een kleinigheid m Kerstvertelling 't Is 24 December. Woest gierend loeit de wind en jaagt met onstuimige vaart de dwarrelende sneeuwvlokken door de straten. 't Is overigens stil op straat, geeo nionsch is er te zien, ook in de anders zoo rumoerige achterbuurt is 't bijzonder stil, Een enkele lantaarn werpt een tiauw licht op de kleine, armoedige huisjes. In een van die huisjes woont een on gelukkig betreurenswaardig huisgezin. De vader, vroeger een braaf werkman, is een straatslenteraar en dronkaard ge worden. Moeder en Marietje, een meisje van ongeveer zeven jaar. zitten in de kleine buiskamer. Vader is natuurlijk weer in de herberg. Moeder zit met koortsigen ijver de kousen van de kleine meid te stoppen, want, denkt ze «Morgen moet ze ei toch een beetj9 netjes uitzien." Met een rood, opgewonden gezichtje is Marieije druk bezig met 't versieren van eeu kribbetje. Onophoudelijk trippelt ze heen eu weer de kamer door. Eerst zet zo op een tafeltje in den hoek een doos, waarop nog te lezen staat - Hceren-Manchetten" «Hé, was dat er maar af. dat staat zoo leelijk maar alk, dat kan je toch zoo erg niet, zien. Nou daarop wat stroo en het beeldje van het kindje Jezus." Ze gaat acl.ter in de kanier slaau om te zien, hoe 't is. «Mooi zoo, dat gaat goed." Moeder, dio haar ongemerkt afkijkt, krijgt er zelf schik in. -Daarnaast moeten Maria en Jozef ko men staan. Ja ik geloof toch dat ik het wel klaar zil krijgen." Daarachter de herders Dat is een leelijk geval, er is er maar een, en dat is wat weinig. Moeder," vraagt ze heel onnoozel. «zal ik voor dien eenon heider don II. Anlonius gebruiken Welja, kind, dat kan je wel doen de H. Antonius zal er misschien ook wel by geweest zijn.,' «Nu moet er toch nog een koning zyn, twee heb ik er al." Ja wat zal ik daarvoor nemen Een oogenblik blijft zij peinzen. «Wacht, ik weet aljwat, de H. Aioysius zou er wel voor kunnen dienen. De zuster bij ons op school heeft wel eens verteld dat het ook zoo'n rijke man was." Terstond zet ze 't beeldje van den H Aloy« sius erbij. Ze trippelt weer naar achteren in de kamer om te zien of allee wel goed en recht staat. «Dat staat mooi" zegt ze zuchtend lot haar zelve, «maar nu moesten er toch nog eigenlijk een paar kaarsjes bijstaan." Vlug huppelt ze ineens naar haar slaap kamertje. In een oogenblik komt ze terug niet twee kleine stukjes kaars in een potje met zand en zet dit voor 't kribbetje neer. aalmoes aan den I Ver'ieugd loopt ze naar moeder toe om te vragen, of ze nu alles goed godann heeft. •Mooi zoo, kind" zegt moeder haar «iet een glimlach tevreden stellend, «dat heb je nu eens netjes gedaan. Wij zullen er maar dadelijk bij gaan bidden, vindt je dat goed Mariefjo voor vader" «Ja zeker, moedor, en dan mogen de kaarsjes er toch ook by branden is 't niet V' "Omdat je 't nou zoo netjes gedaan hebt. mag 't wel hoor Moeder en de kleine knielen i:u voor t kribbetje neer. Marietje begint met heldere s'em het Weesgegroet te bidden. Moeder bilt on- dertnsschen met tranen in de oogen en nauwelijks hoorbaar, dat God toch vre- de moge geven in huis, kerstvrede. B Een gerammel aan den knop van de kamerdeur. Vader I Hij waggelt naar binnen, droaken. Zoo dronkeips hij nog nooit geweest, 'n Oogenblik blijft hij wezenlios staan kijken naar vrouw en kind, die van schrik vergeten op te staan. Dan barst hy uit iu razen en tieren. Vloekend komt hy op zijn vrouw af en haalt haar van het kribbetje weg. De arme vrouw wil een woord van bedaring zeggen, 't Maakt hem nog woedender. Hij heft zijn zware vuist omhoog achter de schouders, en ploft haar neer op het hoofd zijner vrouw. Bewusteloos stort zy neer. Op dit gezicht begist Marietje angstig te schreien en te roepen "Ach vader, doe moeder toch niks. Ze heeft toch niks gedaan." "Wil je wel eens ophouden met huilen, hè," schreeuwt hij, en meteen grijpt bij de kleine vast, en slaat haar zoo hard, dat ze 't uitgilt van pijn. «Ik zal je bidden leeren, ellendig kind," zegt hij grijnslachend. Er zijn reeds eenige dagen verloopen sedert die droevige gebeurtenis. Moeder en de kleine liggen doodziek te bed. Vader geeft daar niet om en gaat toch maar naar de herberg, Hij slentert nu toch nog zoo gerust op straat als anders, aan werken valt natuurlijk r.iet te den ken. En thuis liggen moeder en Marietje, eenzaam en verlaten, aan 't ziekbed ge kluisterd. Zachtjes wordt do deur geopend. Buurvroaw komt binnen en gaat heel zachtjes naar de zieken toe. Wel vrouw, hoe gaat 't er mee ?ri vraagt ze op goedige n meewarigen toon. Meteen schrikt ze o God "Ach, hijgt de mooJer, ik gevoel me zoo naar. Ik gelool dat 't gauw met mij gedaan zal zijn en met Marietje ook. ik wou maar dat raiju man hier was. want »ls hij niet tbu'S vraagt de buur» vrouw gejaagd, «waar is hij -Ach, hij zal wel op straat wezen of misschien, God weet, in de een of andere herberg, hij is den hellen dag nog niet hier geweest." «Nou moeder wees maar gerust ik zal hem dadelijk gaan halen, beterschap hoor I" Hoofdschuddend gaat ze weg. 't Is stil geworden in het kleine ver- trek, Marietje ligt zwaar te hygen. Nu en dan stamelt ze een Weesgegroet, Moeder ligt snikkond te bidden «Ach," schreit ze, we hebben toch zoo hartelijk gebeden om kerstvrede voor ons en voor vader en Plotseling gaat de deur open. Verbleekt van anjrst komt vader bin* nen. Met schokken vliegt hij naar het ziekbed: Maar, nauwelyks heeeft hy vroaw en kind gezien, of gereehtige God ellendeling die ik ben Hy slaat zich met de vuist tegen het voorhoofd» LèKM33M£*.« O

Peel en Maas | 1906 | | pagina 1