Vochtige Woningen!
I
De Regen.
Het hart van den anarchist.
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1906.
ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 46.
Uitgever W. A. Van ben Munckhof, Venray.
Feuilleton.
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vknray pö c.
a franco per post 05 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85'c.
afzonderlijke nummers c,
Prijs der Advertentiën:
van 1 4 regels 20 c.
elke regel meer 5 c_
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend.
Aan het uitnemende tijdschrift
»de Volksgezondheid' ontleenen wij
het volgende
Vochtige woningen staan, en ter-
recht, in 'een slechten reuk; voor
zoover mogelijk worden zij gemeden.
De algemeenheid van die vrees
blijkt wel uit de bekendheid van het
gezegde, dat men in een nieuwe
woning in het eerste jaar zijn vijand
en het tweede jaar zijn vriend moet
laten wonen, om haar pas het dorde
jaar zelf te gaan betrekken.
Waarin de oorzaak van dien slech
ten invloed op de gezondheid echter
schuilt, is minder algemeen bekend,
en daarmee dus weten velen, die een
nieuwer woning moeten bewoner, niet
in hoeverre zij gevaren loopen, en
hoe zij die kunnen verminderen of
misschien opheffen.
Zullen wij do oorzaken nagaan,
dan is het noodig, vooraf iets moe
te deel en over de warmteregoling
van het menschelijk lichaam.
Het is bekend, dat ons lichaam,
behoudens kleine dagelijksche schom
melingen steeds dezelfde temperatum
heeft. Voortdurend wordt warmte
gevormd -door de in ons organisme
plaats hebbende scheikunde processen
vooral ook door die, welke vereischt
worden voor het doen van spierarbeid
terwijl eveneens onophoudelijk hel
warmere lichaam warmte afstaat aan
de koudere omgeving, evenals dat
ook een warme kachel doet.
Tusschen die opname en afgifte
bestaat evenwicht; op welke wijze
dit tot stand komt zullen wij voor
het oogenblik nader bespreken
Het ligt voor de hand, dat bij
overigens" gelijke omstandigheden
het warmteverlies des te grooter zal
zijn, naarmate de temperatuur dei-
omgeving lager is.
Daarbij hebben wij niet alleen
rekening te houden met de tempe
ratuur der lucht, maar nog meer
met die van de vaste wanden dor
vertrekken en van de in die ver
trekken aanwezige voorwerpen,
Over het algemeen neemt de lucht
gemakkelijker warmte op dan de
vaste voorwerpen. Vandaar dat een
vertrek, waarin gedurende den
winter geregeld wordt gestookt, ook
al is de temperatuur der lucht be
trekkelijk laag, toch aangenamer
aandoet dan een kamer, die pas go-
durende korten tijd is verwarmd,
en waar misschien de luchttempera
tuur hoog is.
Zulk een kamer voelt kil aan, men
huivert er, in weerwil van hot feit,
dat de thermometer oen voldoend
hooge temperatuur aanwijst, omdat
de muren en de meubels niet vol
doende zijn verwarmd.
Deze blijven langer koud dan de
lucht, .en' zullen door het groote
temperatuurverschil met het lichaam
hieraan veel warmte onttrekken, dit
sterk afkoelen en daardoor een on
aangename gewaarwording geven.
VoorAl wordt een dergelijke warmte-
onttrekking onaangenaam onder
vonden, indien zij ongelijkmatig is
en bijvoorbeeld 'öp een klein deo' van
de lichaumsoppervlaktü werkt.-.
De nabijheid van een kóuden muur
zal de naar dien muiir gekeerde zijde
sterker afkoelen dan de tegenover
liggende zijde en daardoor het ver
schil sterker doen waarnemen.
Niet alleen echter onaangenaam,
ook schadelijk werkt zulk een sterke
en ongelijkmatige temperatuur uis»
seling en w armteonltrekking.
Een normaal individu zal niet licht
ziek worden van een wandeling in de
buitenlucht bij een lage temperatuur
of van het zich tijdelijk bevinden in
een koudere omgeving.
Waait er een sterke wind, dan is
er reeds meer harding noodig om
zonder schade dien invloed te weer»
staan. Voor het voortdurend zonder
gevaar. te vertoeven in een ruimte,
waar steeds een ongelijkmatige
afgifte \an warmte plaats heëfi, moet
de persoon in kwestie evenwel al
bijzonder onvatbaar zijn voor ziek
makende invloeden, zal hij die daad
niet roet een meer of minder ernstige
stoornis van zijn gezondheid moeten
betalen.
Daarin schuilt dikw ijls de oorzaak
van het uitbreken van rheumatische
aandoeningen, van hét optreden van
kiespijnen in een slechte kies, van
het ontstaan van verkoudheden, van
ziekten der diepere ademhalingsor»
ganen enz.
Koeren wij lérug tof onze nieuwe
woningen, dan valt daar in de eerste
plaats op te merken, dat de muren
van zulk een huis koud"zijn, zoolang
nog niet gedurende een geheelen
winter in dat huis duchtig de kachel
is gestookt.
Daaraan werkt nog een oorzaak
mee, namelijk het groote water
gehalte der muren.
Eensdeels door het natmaken der
sleenen bij het bouwen en door het
gebruik van de natte metselkalk,
anderdeels doordat de muren ge
durende een groot dèel van den
bouw aan weer 'en wind zijn bloot
gesteld, worden deze door en door
nat, en zullen alle poriën met water
zijn gevuld, tor wijl deze bij droge
muren luchlhoudend zijn.
Hoe. meer water de muren bevatten
des te meer warmte is noodig om
haar een bepaalde tomperatuursver-
hooging te doen ondergaan, met
andere woorden, des te geringer zal
onder overigens gelijke omstandig
heden de témperatuuisverhooging
dier muien" zijn. De vochtige muren
zijn dus moeielijk te- verwarmen,
en blijven, ook bij hooge luchttem
peratuur in het vertrek, koud en
kil.
Nog een andere reden werkt mede
om die temporatuur laag te do:-n
blijven. Lucht en water behooren
wel beide tot do slechte warmtege-
geleiders, maar toch geleid water
nog 27 maal zoo goed als lucht.
Een gevolg daarvan is dus, dat
ook de nog met zooveel moeite aan
gebrachte verwarming der muren
een sterke verdamping van water za!
plaats, hebben, wat zooals bekend is,
veel warmte vereischt, en dus ook
weer de temperatuur doet dalen.
Het resultaat van al deze werkin
gen is dus, dat het in woningen met
vochtige -muren weT '.ah 'gelukken,
de luchttemperatuur hoog op te
voeren, maar dat steels de muren
koud blijven.
Een gevolg daarvan is een sterke
uilstraling van warmte van het
lichaam naar die muren, en daar
door de onaangename gewaarwor
ding van kilheid en huivering met
de schadelijke gevolgen voor het
evenwicht in onze gezondheid.
Nog moet hierbij worden opge
merkt, dat do dikkerd'buitenmuren,
die bovendien ook na het voltooien
van den bouw aan den invloed van
den regen zijn blootgesteld, langer
vochtig blijven dan de binnenmuren.
Daardoor wordt het warmteverlies
door straling ook nog ongelijkmatig,
en zal b.v. iemand, die in zulk een
kamer te bed ligt, met zijn rug naai
de buitenmuur gekeerd, last krijgen
van een kouden rug, al is de tempe
ratuur voldoende hoog.
De ondervinding heeft geleerd,
dat een dergelijke oiregelmatige
warmteonltrekking zeer licht leidt
tot het uitbreken van ziekten van
gevoelige organen.
Vooral rheumatische aandoeningen
ontwjkkfel'in nch „ondei ('ergelijke
omstandigheden gemakkelijk.
De vochtigheid der muren heeft
door de grootere verdamping van
water ook nog tengevolge een groo»
ter watergehalte van deljcht. waar»
door op twee wijzen schade aan de
gezondheid kan worden toegebracht.
In de eerste plaats geleidt vochtige
lucht de warmte beter dan de droge
lucht, zoodat ook daarin een oorzaak
ligt voor sterkere afkoeling van het
lichaam. Maar ook kan de vochtig
heidsgraad der lucht zoo toenemen,
dat zij drukkend wordt en daardoor
ongezond. G. Ct.
Slot.
Wat uwe dochter betreft, zij kan in
deze woning blijven.
Majesteit stamelde de anarchist, wat
bedoelt gij
Dat deze plaats u toebehoort. Zij
werd onrechtvaardig verbeurd verklaard,
en ik geef haar u terug.
Brem» bleef sprakeloos zitten. Groote
tranen rolden hem over het gelaat.
Ruikt gij niets riep Rudolf eens»
klaps uit- Lieve hemel Ik vergat de pijp,
toen ik dien doek over de ledepop wierp.
Op hetzelfde oogenblik snelde liet jonge
meisje binnen.
Sire riep zij, het atelier staat in
brand... Vader!
Ik ben hier in dienst van mijn ko
ning, sprak Brema. gij hebt vannacht mijn
ziel gered, kind. Kom mode. Waar kan
ik water vinden
Geen minuut later waren beide mannen
aan bet werk. het jonge meisje op een
afstand houdende. De koning had een
tuinslang in handen, de anarchist wierp
emmers water op bet vuur. Na verloop
van een half uur was alles gebluscht.
Is uwe majesteit ongedeerd i vroeg
Ei id beschroomd.
Ik heb zelf geen brand wondje en
herinner mij geen gelukkiger avond.
Treurspel en klucht...
Kluchten genoeg riep een diepe
basstem. Wat beeft dit hier to beduiden
Ik ben anders al dankbaar u nog in loven
te vinden, sire
Ferrer a riep Rudolf uit. Hoc zijt gij
bier zoo spoedig terug 'I
Omdat men u om den tuin heeft ge
leid. door de telefoon, sire. Nello kwam
ademloos aan. Ik verwachtte niets anders,
dan dat hier een moord gepleegd zou zijn.
Brema is in den omtrek.
Neen, aan uwe zijde, sprak de
koning bedaard,
Het huis stond in brand en Carl Brema
kwam de vlammen uitdooven, Hij bewees
mij een grooten diens».
Het schijnt dat ik op hot goed.
oogenblik ben gekomen, bromde de graaf
Juist bytijds, mijn waarde vriend.
Bi erna en zijn dochter redden het huis en
Brema is in het land gekomen, om zich te
mijner beschikking te stellen en een eer
te worden voor Farsula. Van dat oogen
blik af, behaagt bei mij hem weder in liet
bezit te stellen van familiegoed, Ferrera,
herinner u. dat er een dame aanwezig is,
Misschien is dat een geluk, bromde
de kanselier.
Rudolf wierp een waarschuwenden blik
toe aan Carl Brema, die er uit begreep
dat liet gebeurde een geheim moest blijven
Hij nam de band zijns konings en bracht,
haar zwijgend aan de lippen.
De zoon des hemels moge zijn naam
langer duren dan do wereld keizer Li-
«et- v.tosta;- ar. .sijn slot.
Hij was jong en daarbij goedhartig te
midden van de schitterende pracht, die
hem omringde hield bij niet op. te den
ken aan armen en ongelukkigen.
Het regende bij stroomen de hemel
weende, on met hem de boomen en de
bloemen, waarvan dikke tranen afrolden.
Treurig sloeg de keizer zijn blikken naar
buiten, en riep Erg zijn zij er aan toe.
die in dit weer niet eens een hoed hebben.
Dan keerde hij zich tot zijn kamerhee-
ren, en zeide
Ik zou gaarne weten, hoeveel zulke
ongelukkigen zich in mijn Peking bevin
den.
Licht der zon antwoordde Tsung-
Hi-Tsang, nederknielend en het hoofd
buigend is er iets, dat voor het hoofd van
alle keizers onbereikbaar zou zijn i Nog
voor zonsondergang zult gij vernemen,
vader van 't morgenlicht, wat gij wensebt.
De keizer lachtte vriendelijk en Tsung-
Hi-Tsang liep zoo snel hij maar kon naar
den eersten minister San-Tschi-San. Ge
heel buiten adem kwam bij bij hem en
gunde zich in zijn haast geen tyd, alle
eerbewijzen, die sen eersten minister toe
komen te brengen.
Onze allergens Jigste keizor, de
vreugde van bet heelal, is in een vrees
wekkende opgewondenheid, sprak hij lig
gend, hij is verontrust over al dogenen.
die in den regen zonder hoed rondloopen,
en wil vandaag nog weten, hoe groot hun
aantal is.
Er zijn altijd genoog schavuiten, ant
woordde San-Tschi San, overigens echter..
En hij liet Pal-Chi-Wo de stadsbe
stuurder roepen. Slechte berichten uit het
slot, zeide hij, toen Pal-Chi-Wo het hoofd
ter aarde hoog. de meester van ons leven
heeft in de stad heerschende wanorde ge
zien.
Hoe riep Pal-Chi-Wo verschrikt uit,
en ligt dan de goheele schoon beschaduwde
tuin niet tusschen het slot en Peking
San-Chi San antwoordde Zijne Majesteit
wil weten hoeveel onbedekte hoofden er in
Peking zijn, zorg daarvoor.
Toen trad Huar-Tsung binnen. Verklaar
mij den grond van uw toorn, opdat ik de
troostvolle woorden begrijpe die gij mij
zegt.
Oude hond, gij zoudt de zwijnen
moeten hoeden, maar niet de grootste stad
der wereld.
China's hooge beheerscher zelf heeft de
ordeloosheid in de stad opgemerkt en ge
zien. dat or in de straten booswichten rond
loopen, die gedurende den regen niet eens
een hoed opgezet hebben, Laat mij tegen
den avond weten, hoeveel van hen sn Po
king gebleven zijn.
Het zal allernauwkeurigst worden
tgevoerd, antwoordde Huar-Tsung. drie-
malen met het hoofd tegen den grond stoot
tend. Reeds een enkel oogeublik later
schreeuwde en vloekte hij tegen de wach
ters. die door middel van tromgeroffel bij.
eengeroepen waren.
Gij deugnieten hangen zal ik u,
maar niet allen de anderen zal ik roos
teren. Let gij zoo goed op de stad Lnat
gij de menschen tydens den regen zonder
hoed rondloopen In een uur moeten allen
opgepakt wezen, die zelfs geen stroaion
hoed dragen.
De wachters gingen heen. om het bevel
uit tovoeren, en een uur lang had or in de
straten van Peking een ware jacht plaats.
Houdt hem, pakt hem riepen de wachters,
en stormden de menschen achterna, die
geen hoed hadden. Zy sleepten hen uit
heggen, poorten en huizen, waarin de
vluchtelingen zicb verborgen, te voorschijn
als ratten, die dooi den kok worden ver
volgd, om er pastei van te maken.
Slechts een minuut ontbrak oog aan het
volle uur, toen alle bewoners vau Peking,
die geen hoed liaddeo, in den tuin der ge
vangenis verzameld waren.
Hoeveel zijn er vroeg Huar-Tsuog.
I wintig duizend acht honderd een en
zeventig, antwoorden de wachters zich tot
den grond nederbuigend.
Naar den scherprechter, beval Huar-
Sung, allen ter dood
Hot werd avond, de regen had opgehou
den. hen lichte wind bewoog de boomen en
een regen van diamanten, druppelde van
de takken op de welriekende bloemen al,
die glansden in de stralen der ondergaande
zon.
Glans en geur vervulde den geheelen tuin
en de zoon des hemels Li-O-A stond aan
het venster van zijn slot en verheugde zich
in dit wonderbaar aanschouwen.
Maar daar hij jong en goed was, vergat
hij ook in dit oogenblik de ongelukkigen
niet.
Wel; zoo sprak hy tot Tsung Hi-
Tsang, gij zoudt toch onderzoeken, hoeveel
menschen er in Peking zijn. die niet eens
een hoed hebben om op te zetten.
De weusch van den machtigen heer-
"echer is door zijne dienaren volbracht, ant
woordde Tsung-Hi-Tsang met een diepe
buiging.
Hoeveel zijn er dan Maar zeg mij
de waarheid.
In geheel China is geen enkele Chi
nees, die in den regen gaan moet zonder
hoed ik zweer u dat ik de zuivere waar
heid spreek.
En Tsung-Hi-Tsang hief nu ne handen
omhoig. en boog het ho.-fj t-n teekeu van
den heiligen eed.
Gelukkige stad gelukkig land riep
hy. en gelukkig ben ook ik. dat onder mijn
bestuur, het volk in zulk oen wels'and
leeft
En allen aan het hof waren blijde den
keizer zoo gelukkig te zien.
San-Tschi-San, Pal-Chi-Wo en Huar-
Tsung ontvingen om hun vaderlijke zorg
voor het volk een ordeteeken van den gou
den draak.
De leerprijzen.
Op eene vergadering, gehouden te Waal
wijk 12 Oct. 11. werd door de Waalwijk-
sche Looiers^ereeniging het volgende be
sluit met algeraeene stemmen aangenomen:
-Niettegenstaande de reeds hoogere
-leerprijzen achten ondergeteekenden, allen
-leden der Waalwyksche Looiersvereeni-
-ging, zich verplicht, en nemen het be-
«sluit om, tengevolge der buitengewone
-hooge prijzen der huiden, het leder ieder
-voor zich voorleopig met 10 ets. per
»K. G. te verhoogen."
C. Hoffmans A Zn. Gragtmans A Wies
man, Gobr, Quirijns, Jacq. van Riel, C-
G. Verwiel, L. Lombers. J. Broeders.
Leppers, C. v. d. Heijden-Wakkers, J. v,
Dooren de Greeff.
«SU
4.