m
Leesbibliotheken
Het gestolen Kind.
Aan „Ons Verweer
Uwv*
op het platte land.
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1906.
ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG
No. 7
Uitgever W. A. Van den' Munckhof, Venray.
Feuilleton.
Abonnementsprijs per kwartaal.
Prijs der Advertentièn
Met groot genoegen heb ik in
de Peel en Maas van verleden week
Zaterdag gelezen, dat er te en ray
met trouwer medewerking van den
ijveriger» heer pastoor en de niet
minder ijverigen heer kapelaan
Toebosch eor.e leesbibliotheek zal
•worden opgericht.
Dergelijke instellingen kan ik
voor het platteland niet genoegzaam
aanbevelen on ik wenschte op deze
plaats dan ook nog eens de aan
dacht te, vestigen op het, grooto nut
van landelijke leesbibliotheken, die
zeker voor dorpen als Venray alle
kans van slagen hebben.
Het is van algemoene bekendheid
dat op onze plattelandsdorpen veel
minder boekon gelezen worden als
.in do stad.
Ligt dat soms aan te weinig
leeslust onder de dorpelingen Neen
het ligt daar niet altijd aan, maar
meer aan het gebrek aan goede en
't volk ontwikkelende leesboeken.
De weinige boeken die men op
de dorpen heeft, worden in de meeste
gevallen onder elkander veel meer
uitgeleend als in de stad.
En als er maar boeken zijn dan
kan de leeslust zich op de dorpen in
oenen zin nog beter ontwikkelen als
in de stad.
Immers (en wij kunnen daarvoor
gerust Goddank" zeggen) op de dorpen
wordt niet zoo vlug en zoo ongei e-
,-ele moderne
en
geld geleefd als in
steden.
Onze dorpen zijn rustiger
terwijl menigeen in stad naar theater
of muziekuitvoering gaat, doen zich
op onze dorpen door de week
dergelijke gelegenheden maar hoogst
zelden voor.
Toch wil het volk afwisseling
hebben. En zoo zoekt de land
bouwbevolking de afwisseling
meestal in het buurten, zooals ook
de oprichters der leesbibliotheek van
Venray dat, in hun voorgaand artikel
mededeelden.
Dat overdreven veel buurten is
niet aanbevelingswaardig, en heel
wat beter ware het, dat men den
tijd, die men nu met buurten
dooi brengt trachtte om te brengen
met de lezing van een mooi boek.
Zoodoende krijgt ons volk afwisse»
ling.
Daarom moeten alle weidenkenden
en vooral de dorpsnotabelen de
leesbibliotheek krachtig steunen.
Maar... voor zoo'n leesbibliotheek
moet geld zijn.
En hoe dat te verkrijgen l
Als er contributie geheven wordt
voor 't leenon van boeken, dan kan
dat deels uit de contributie gevonden
worden.
Maar buitendien moet ook bij allo
voorkomende gelegenheden voor de
leesbibliotheek geijverd worden.
Waarom zou er bijvoorbeeld bij
een groot feest bij eene bruiloft, bij
eene dorpsplechtigheid bij een dorps»
eest, of bij dergelijke gelegenheden,
als er niet zoo nauw op 't geld
ekeken word F, niet vo'Ör de
leesbibliotheek gecollecteerd kunnen
worden.
En verder waar hebben onze
dorpen hunne fanfare en harmonie»
ezelschappen van opgericht
Immers meestal van de bijdragen
van dorpelingen, van heeren
donateurs en eereleden. Welnu, wie
donateur of eerelid van een
muziekgezelschap worden kan, die
kan 't ook van een leesbibliotheek
worden.
Want edeler nog als do muziek
kunst is de kunst om in ons volk te
brengen eene kerngezonde degelijke
ontwikkeling.
Ons volk heeft aan meerdere
ontwikkeling ten zeerste behoefte.
Alle geleerde lui, en alle volksleiders
zijn het daarover volkomen eens.
Welnu ilio meerder/' ontwikkeling
kan men vinden in..do leesbiblio
theek,
Nu is er (-ere moeilijkheid te
ondervangen bij de oprichting van
eesbibliotheken. En' dat' is die
betreffende do hoeken.
Wat doet men bijv. mei boeken,
die door de leden van het leesgezel
schap gelezen zijn f Om deze
moeilijkheden te voorkomen, moet
de Venravsche leesbibliotheek zich in
verbinding trachten te stellen met
eesbibliotheken, die in andore plaat
sen zijn opgericht of opgericht zuilen
worden,
De verschillende leesbibliotheken
op verschillende dorpen moeten dus
'ederatief samen werken.
Oe stelt bijv, Ilorst en V#nray,
Meerlo en Well, nemen wij nu eens
aan, dat in al deze vier dorpen
eesbiblioteken zijn (want ook in
Meerlo en Well worden voorbereidse-
en gemaakt tot de oprichting een er
eesbibliotheek (van Horst is ons nog
niets bekend.j
Welnu wat doet men dan
Dan schrijft Venray naar Horst
welke boeken het in de bibliotheek
heeft en Horst naar Venray welke
boeken in Horst zijn."'
De boeken die Venray niet in de
leesbibliotheek heeft en Horst wel
noteert Venray en omgekeerd.
Verder stellen zich op deze wijze
Horst en Venray in verbinding met
Meerlo en Meerlo staat op zijn beurt
in verbinding met Well en als dan
de voorraad in Venray op is krijgt
het voorraad van HorstHorst
krijgt op zijn beurt weer voorraad
van Venray.
Is de Venraysche voorraad in Hotst
gelezen en de Horster voorraad in
Venray dan zenden Meerlo en Well
hunne boeken en zoo gaat" het
steeds voorwaarts en kan mon
zich op deze wijze in verbinding
stellen met alle leesbibliotheken die
in Limburg zijn, of zullen worden
opgericht.
En ten slotte zal 't wel geen godsdienst gevoeles.
vorder betoog behoeven, dat in het
Katholieke Limburg de leesbiblio
theken Katholiek moeien zijn.
't Behoeven natuurlijk allemaal
geen Oud of Nieuw Testament te
zijn, of bceken over zedepreken,
welke op de leesbibliotheek liggen
maar uit den inhoud der boeken
moet U tegenkomen een echte
Christelijke echt Katholieke geest.-
Dan zal een leesbibliotheek op
het platteland ook een dam kunnen
werpen tegen de propaganda der
slechte pers, die thans ook al op
onze dorpen hier en daar hare netten
gespannen hoeft en die zeker de
ongelukkigen, die haar liefhebben zal
vangen en ben voor tijd en eeuwig
heid ten verderve zal voeren.
Een belangstellende in Venray'e welvaart
V
In no. 3 van het onderwijzers-
blaadje »öbs Verweer" wordt aan
de katholieke bladen de vraag ge
steld en herhaald, wat katholiek
onderwijs eigenlijk is, m.a.w. hoe
dit omschreven en van nivt-katholiek
onderscheidei» kan worden.
Hel antwoord op die vraag is
reeds lang gegeven en vindt men
uitvoerig in het mandement der
bisschoppen, waarvan wij aanhalen
art. V.
»Zal eene school het vertrouwen
der katholieken alleszins waardig
zijn en hunne goedkeuring weg
dragen, dan is het niet voldoende,
dat zij den katholieken godsdienst
('gelijk het heet) eerbiedige, dat is,
volstrekt onaangeroerd latemaar
zij moet dien godsdienst zeiven leeren
kennen en beoefenen.
Op zulk eene school is het zoo
gezegde maatschappelijk onderricht
met het godsdienstige ten nauwste
verbonden het godsdienstig beginsel
doordringt geheel het onderwijs en
overal doet zich de invloed van den
Hij straalt in alles door in de
leerboeken zijn, zooveel mogelijk,
met beleid de groote waarheden des
geloofs, de zedenleer van het evan
gelie, lessen van katholieke gods
vrucht ingevlochten de onderwijzer
ze It weet deze te gelegener tijd en
plaats in onderscheidene oefeningen
in te weven.
Met één woord, het onderwijs m
daar niet bloot het verkoopen van
zekere eerste kundigheden niet
enkel een fatsoen cm ren der jeugd tot
burgerlijke welgemanierdheid en
tucht ook niet het opkwcekei} van
een rechtschapen heiden, die slechts
eigen volmaking tot doel, zelfbeha
gen tot grootste drijfveer zal hebben
neen, het is door een middel dat
den ouders en zielzorgers te hulp
komt in de opvoeding van een jongen
Christen, die ais kind Gods, als
zoon der katholieke Kerk. als erf
genaam des hemels, moet leeren
denken, gevoelen, en als Christen de
Christelijke deugden beoefenen.
Christelijke deugd, niet zooals
sommigen dat woord misbruiken,
maar echt Christelijke deugd, ge
grond op het geloof, aangewakkerd
door de beweegredenen van schuldige
gehoorzaamheid, van liefde, dank
baarheid, hoop en vrees, welke het
geloof aangeeft, gesteund dooi
de hulpmiddelen, die het geloof als
noodzakelijk en nuttig leert erken
nen en gebruiken dat is het wat
de onderwijzer aldaar aan zijne
kweekelingen zoekt in te prenten en
hen van nu af reeds te doen beoe
fenen.
't Spreekt van zelf, dat in eene zaak
van zoo hoog godsdienstig belang, 't
toezicht der kerkelijke Overheid op
zoodanige school niet ontbreekt, die
tevens door raad en voorlichting,
door werkzame hulp de taak des
onderwijzers zal vellichten.
Zóó en niet anders heeft de kath.
Kerk altoos de school begrepen, zóó
wil zij ze door ieder barer geloovigen
■SBB
MAAS
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
van 1 4 regels 20 c.
elke regel meer 3
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentièn, Smaal geplaatst worden 2maal berekend.
1
Niet ver van de Franscho stad Blois
verhief zich in het jaar 1450, te midden
van een vruchtbaar en goed bebouwde
vlakte, bet oude kasteel van den graaf
d'Aiglenoir.
Het was een hypg en breed gebouw
01» de hoeken gekroond door vier puntige
torentjes en omiihgfl door grachten.
De dikke muren waren voorzien van
•schietgaten.
Er heerschte droefheid en somberheid
in de woning. De gravin was eenige jaren
geleden gestorven van verdriet, omdat men
haar kind had ontvoerd, haar Raoul, een
schoonen knaap van drie jaren met blonde
haren en blauwe oogen.
Ontroofd, door wie
Nooit was men bet te weten gekomen.
Zigeuners, rondzwervende in den omtrek,
hadden ongetwijfeld den jongen zien spe
len in de weide en hem meegevoerd.
1 De gravin w.s eenige jaren lang weg
gekwijnd onder een steeds verminderende
hoop, dat zij haar kind zon terugzien,
eindelijk was zy van verdriet gestorven.
Albert d'Aiglenoir bleef alleen op het
kasteel met de oude soldaten, zijn bedien
den en zijn dochtertje Liane, een allei liefst
kind van acht jaren.
IIij had mot anderen bet geheele k
ninkryk doorzocht om zijn zoon terug te
vinden tevergeefs.
Nu gaf hij de hoop op.
De avond viel.
Houtblokken knopten in den baard
onder den hoogen schoorsteen.
De graal w as bij liet vuur gezeten met
zijn dochtertje. Hij ducht vol droefheid
aan zijn verloren zoon.
Plotseling hoorde Lij aan de grooté
poort kloppen. Weldra trad een bediende
binnen en zeide
Mijnheer de graaf, daar zijn twee
goochelaars, een jonge en een meer bc
jaarde, met bun wagen, zij vragen g&st-
vi ij Leid voor dezen nacl.t en wc nscben
bun kunsten voor u te vertonnen.
De bedienée aarzelde een oogenblik,
toen liet hij er op volgen
De jongste is een schoone jongen,
de oudste dien vertrouw ik niet veel.
Ik Loud niet van deze lieden,
antwoordde de graaf op zachte» toon, als
of hij tot zichzelf sprak.
Maar laat ze binnenkomen, ze zullen
ons wat tijdverdrijf geven.
De bediende boog en ging been. Hij
kwam na verloop van eenige minuten
met twee zigeuners terug.
Hij had waarlijk gelyk, de oudste boe
zemde niet veel vertrouwen in.
Het was een groote man mot lange
bruine haren en schitterende oogen, een
arendsneus boog zich ove'' een zwarten
knevel hij zag er uit als een Spaansche
bandiet. Do jonge man, die hem verge-
1--..' 1-UJ.
zeide, geleek niet veel op hem, hy kon
14 a 15 jaar oud zijn hij had een
schrander open gelaat.
Zij maakten een diepe buiging voorden
gr a»f.
Hebt gij honger? vroeg dezo.
Mijnheer, zeide de oude goochelaar
met een glimlach, men weigert, nooit
't Is wel Sigismund. laat wal
eten brengen.
Terwijl zij met smaak aten, zag de
graaf naar beide mannen.
Hoe Loet gij vroeg hij de jongste.
Zando. mijnheer.
Dat is geen christennaam.
Maar 't is de mijne, mijnheer.
En gij vroeg «Ie graaf aan den
ouden man.
Deze begon te lachen,
Mijn vader Looft mij Antonio ge
noemd, antwoordde hij, maar ik ben
tevreden met allo namen, dio men mij
wil geven.
Op dit oogenblik meende do graaf d'Ai
glenoir te bemerken, dat Zando op zijn
petgezel een niet zeer vriendscbappelijken
blik wierp. Maar hij sloeg daarop niot
veel acht.
De maaltijd was geëindigd. Zando legde
op de tafel verschillende voorwerpen
ringen, stokjes, lodige doosjes enz. en hij
deed daarmee allerlei kunsten, waarna
Liana met groote verwondering zag. De
graaf, die pleizier bad in het genot van zijn
kind. werd langzamerhand minder
somber.
Eensklaps kwam epn bediende hem iets
in 't oor fluisteren.
Da maar voort, ik kom aanstonds
terug, zeide de graaf tot den goochelaar.
Hij ging heen terwijl Zindo voortging
met zijn toeren voor't jonge meisje en de
bedienden van liet kas'eel. die ook ge
roepen waren te vertoone».
Na verloop van eenige minuten kwam
de graaf terug, mat vlugge schreden,
blijkbaar opgewonden.
Hij zeide op barsehen toon tot Antonio.
Van wien is bet kleine mei-je, dat
ge in den wagen hebt gelaten
Ach, mijnheer de graaf, dat is mijn
kind, antwoordde hij. De arme kleine is
zeer ziek.
Helaas mijnheer, wij zijn niet rijk.
Wij kunnen den geneesheer niet betalen
en niet lang op dezelfde plaats blijven
Ach ik ben wel zeer ongelukkig
En de bandiet deed alsof hij een traan
wegwischte.
De graaf zag hem ondertusschen onder
zoekend aan.
Wees niet langer ongelukkig zeide
hij lot hem. Uw kind blijft hier tot hei
genezen is....
Ge zult daar niets op tegen hebben, denk
ik
Mijn eigen kind verlaten, mijnheel
riep Antonio uit.
Ga kunt bij mijne bedienden blijven,
als ge wilt. hernam de graaf. Ik heb uw
dochtertje in een mijnor vertrekken to bed
laten brengen.
Mijn stalkneht aal u ec» sDrpphats
aan wijien.
K11 de graaf gaf een te< kon asn Sigc-s-
mund die de beide goochelaars wegvoerde.
Toen den volgenden morgen 4e graai' in
de groote eetzaal kwam, vond hij daar een
slokje papier, waarop een blykbaar ouge-
oefende hand inderhaast iets opgekrabbeld
hod.
De graaf las -Om 's hemels wil.
mijnheer de graaf, zorg voor uw kind. Wie
weet wat er gebeurt i Zando."
Mijnheer, zeide ep het oogenblik
Sigesmund. die binnenkwam de beide
goochelaars zijn verdwenen.
De graaf maakte een gebaar van
verassing.
Ach. zeide hij, 't is wei vreemd,
die Antonio is zonder twijfel een bandiet.
Maar de andere Uit het briefje, dat hij
achterliet, zou men zeggen, dat bij goede
plannen had.'t Is vreemd.
Misschien zou het zieke meisje
nadere inlichtingen kunnen inlichtingen
kunnen geven, mijnbeer Je graai, waagde
Sigesmund te zeggen.
Dat is zoo. Ik ga er dadelijk heen
Het was een klein meisje van vijf of
zes jaar. heel bleek en mager.
De geneesheer van het dorp was bij
liaar.
Is er gevaar voor bet kind? vroeg
de graaf.
Geenszins, mijnheer, het is
alleen vermoeidheid, uitputting.
Wordt vervelgd.