n
Huwelijk en Drank.
De aardappel.
Die het laatst lacht.
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1900.
ZEVEjn EN TWINTIGSTE JAARGANG
No.
Uitgever W. A. Van den Munckiiof, Venray.
Landbouw*
•rl
Een kolossaal schip.
Mengelwerk.
Abonnementsprijs per kwartaal
U'S-m.A
Prijs der Advertentien
Ieder is van zijn ei^en geluk de
smid.
Dat is een spreekwoord van otue
naburen wat we zoo lelterlijk eigen
lijk niet verhalen mochten.
Maat' de beteekenis is toch wel
duidelijk iedereen heeft zijn geluk
in handen, kan zijn geluk bewer
ken.
Tot in zekeren graad.
En wat heel zeker is Al kunnen
wij door daden te stellen ons geluk
niet smeden, wij kunnen door daden
na te laten, zorgen dat het geluk
niet van ons wordt weggenomen,
Denk eens aan de twee wootden
«huwelijk en drank."
Wordt 't geluk van 't eerste niet
dikwijls heelemaal weggenomen door
't tweede
Wat ellende brengt de dronkaard
over zijn huishouden, in zijn huwe
lijk
Een jonge vrouw stralend van
schoonheid en deugd, heeft hare
maagdelijke hand, in die van den
man gelegd.
Onder eede schonk zij hem haar
jeugdig hart en haro eerste lief*
de.
Deze vrouw had zooveel vertrou
wen in hem, dat zij hem nam voor
het leven.
Noem het dwaas indien gij wilt,
doch aan zijne zijde had zij gehoopt
al hare droomen van aardsch geluk
blijdschap en vreugde vervuld te zien
Daarom had ze hem gezegd Na
en onder God is mijn hart voor u
U zal ik lielhebben en u alleen.
Wat doet de dronkaard
Over deze vrouw, over hare en
zijne kinderen, brengt hij de schan
delijkste aller rampen.
l)e vrouw die hij gezworen heeft
te beminnen, te eerbiedigen en den
tol te betalen eener trouwe en har
telijke liefde, wat berokkent hij
haar
Armoede, verwelkte schoonheid,
vroege ouderdom, een gebrokon hart
een slapeloos oog. ellende, broods-
gebrek.
En, het is vreeselijk maar het is
waar, tegen den dronkaard gaat de
beschuldiging op eener lot wanhoop
gebrachte ongelukkige misschien
een vloek aan het benauwde hart,
ontsnapt van haar, die hem bij den
huwelijkszegen voor het altaar hare
liefde had geschonken.
Voorbeelden trekken.
Laat dit voorbeeld afstooten, af
schuw wekken van navolging.
Een Iersche Domicaan preekto in
een Engelsche fabrieksstad.
Na de preek komt een man bij
hem, tlink, zwaar geboud, krachtig
een blik vol geest en leven, maar 't
oog diep in 't hoofd, het voorhoofd
gerimpeld, het haar, schoon hij jong
was, zwartgrijs.
Wat was zijn geschiedenis.
Voor eenigo jaren had hij in den
handel een som opgespaard van f
240.000.
Hij had een lersch meisje gehuwd,
jong, schoon en braaf, van zijn land,
van zijn geloof.
Hij had twee zoons en een dochter.
Een tijd lang ging alles goed.
«Eindelijk," zei hij, had ik hef
ongeluk aan den drank te geraken.
Ik verwaarloosde mijn zaken en
mijne zaken verliepen.
Toen mijne vrouw do armoede
voor de deur zag begon zij (e kwijnen
en verloor hare gezondheid.
Toen, wij ten laatste arm waren,
werd zij ziek en stierf.
Ik zat aan haar bed, ik was dron
ken toen zij den geest gaf."
Wat werd er van de zoons
Och, het waren nog kinderen, de
oudste is nu achttien. Ze zijn allebei
voor diefstal in de gevangenis.
Het meisje
Och, dat kind had ik op school
gedaan en zij was er goed opgevoed
Zij kwam bij mij thuis toen ze
zestien jaar oud was, een lief, joDg
meisje.
Ze was al troost, wat ik had,maar
ik was voortdurend dronken.
En op de vraag van pater Tom
Burke viel de man voor zijne voeten
en riep
*God, in den Hemel vraag er
mij niet naar,
Zij was een prooi der schande.
De man had een vrouw en moeder
met gebroken hart in 't graf gehol-
pen.
Hij had zijne dochter gemaakt tot
een levende hel.
Dat doet de drank in het huwelijk.
Deze knol, omstreeks het midden
der 16e eeuw ingevoerd wordt zeker
wel van al onze cultuurgewassen het
meest \erbouwd, Wie wel eens een
kijkje in de veenkclonies genomen
hoeft, zal zich kunnen voorstellen
welk een drukte de aardappelcam-
pagno in den herfst geeft.
Duizenden mudden worden daar
afgeleverd, en dat kan, omdat het
grootste deel der aangemaakte dal
gronden voor aardappelverbouw
wordt genomen, en men per II.A.
zoo tusschen de 500 a 600 H. L.
krijgt.
Nu stelt de aardappel evenals allo
alle hakvruchten hooge eischen aan
den bodem,
Vooral is het kali en stikstof, die
in groote hoeveelheden verwerkt
worden.
Een goede aardappeloogst haalt
niet minder dan een 100 K.G. kali
uit den bodem.
Ruim 60% van haar asch is kali.
Dat men hem dan ook een echte kali-
plant noemt verwonderd ons niet.
Een sterke bemesting, om aan de
vraag naar voedingstoffen to kunnen
voldoen is dan ook wel noodzakelijk
Bij het geven van kalizouten en
die zijn er vele moet men evonwel
bij deze plant voorzichtig zijn.
Zeker hebt gè wel gehoord van
«chloorvergiftiging.
Planten, die daaraan lyden ver-
toonen gele kroeze bladeren, in de
knol verminden het ••runeelgehalte
en ook de smakelijkheid gaat achter
uit.
Men zij dus op zijn hoede. Strooi
nooit geen kaïniet in 't voorjaar,
want dan zal beslist «chloorvergifti
ging optreden, Das in 't najaar, maar
dan zoo vroeg mogelijk, zoodat het
chloor tijd genoeg heeft in den
ondergrond weg te zakken.
En om alle gevaar te voorkomen
zou ik nog liever een chloorvrij kali-
zout nemen, want wat tegenwoordig
als kaïniet verkocht wordt is hoogst
waarschijnlijk een me»gst;l van
Sylviniet en Carnalliei.
Voor chloorvrij kalizout neme men
dan Patentkali.
Dit zout bevat 2maai ttoüve.4 kali
als kaïniet. Strooit men gemiddeld
per H.A. een 1000 K.G, kaïniet, men
neme daarvoor 4 a 5 baal patentkali
Wat de chili betreft, ook daar
behoeft men niet zuinig mee te zijn.
In die echte aardappellanden, ik
bedoel daarmee onze veenkolonies
geeft men nog al vrij wat.
Een baal of acht, dus 800 K.G.
is daar por H.A. geen ze.dzaainheid,
Nu mag men die grom en niet ge
lijk stellen rnet onze z«.,ugiouden,
Op zandgrond is een 400 K.G.
zeker voldoende.
Aanbeveling verdient het dit zout
in 2 keer uit te strooien.
De helft direct na 't poten en de
andere helft, wanneer de aardappel
door don grond komt breken.
Latere aanwending van chili is
niet aan te raden.
Op zware minder doorlatende gronden
verdient het wel aanbeveling de ge-
heele hoeveelheid in eens te geven.
Wel weten we, dat chili direct oplost
en met het grondwater weg kan
zakken, maar in den laatsten tijd
toch is gebleken, dat het wegzakken
niet zoo vlug gaat, als men wel heelt
willen doen vookomen.
Dat de sterkte var. een kali en
stikstofbemesting ook afhangt van de
variëteit is duidelijk.
Een veel opleverende soort ont
trekt natuurlijk aan den bodem het
meest.
Daarom geve men eetaardappelen
of in 't algemeen vroogo aardappelen
niet zoon sterke bemesting als veol-
opleverende fabrieksaardappelen.
W.
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
3
"vA •vJJ .v/2 'NS
sSSfïjMLAinrifc^orai/
van 1 4 regels
elko regel meer
letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiön, 3maal geplaatst worden 2maal berekend.
20 c.
5 c.
in I
Wanneer ik in Antwerpen ben, is er
voor mij geen grooter genoegen dan een
wandeling langs de dokken. Het is voor
iemand, die er nooit geweest is, onmoge
lijk zich voor te stellen, wat een vreese
lijk groote hoeveelheden van allerlei
handelsartikelen men daar ziet opgestapeld,
wat een onnoemelijk aantal schepen uit
alle oordon der wereld, men daar ziet
vergaderd,
En dan die bedrijvigheid van laden en
lossen, dat spreken van alle talen dei
wereld, noen, wie er nooit geweest is,
kan er zich geen denkbeeld van vormen.
Onlangs viel mijn oog op een kolossaal
zeeschip, dat men bezig was te lossen.
Onwillekeurig wandelde ik er heen.
want ik wilde toch eens zien wat zulk
een zeemonster inhield. Doch, toen ik
nader by kwam. behoefde ik hot niet moei
te vragen. l)e reuk zei het mij reeds op
eenigen afstand.
liet kolossale zeeschip was geheel gela
den met Peru-Guano. Daar ik niet be
greep <Jaf er zooveel van die meststof
eens aangevoerd werd, ik had wel eens
hooren zeggen, dat er tegenwoordig bijna
geen ftuan* meer aankwam sprak ik
een der beambten aan, die met het toezicht
op de lossing schenen belast te zijn. en
vroeg hem om inlichtingen.
Van hem vernam ik, dat er bijna het
gehpeie jaar door Ie Antwerpen Guano
gelost werd, dat sores vele schepen tegelijk
in lossing waren.
N'»g vertelde hij mij, dat alleen in het
vorig jaar meer dan 30,000 tonnen, dus
30,000.000 kilo's waren aangekomen,
alleen bestemd voor de OhlenjlorfFsche
Guano-Werke, dat het schip, waarbij wij
stonden te kijken, Desdemona heet'e. on
geveer 100 dagen noodig had gehnd om
de reis van Peru naar Antwerpen te
maken en uit een praciitige lading van
ruim 2300 ton bestond.
Volgens onderzoekingen van reeds ge»
omen monsters bevatte deze Peru-Guano
ruim 14 procent stikstof.
Nadat ik mijn zegsman bedankt had,
wandelde ik verder, maar de reuk van de
Peru-Guano was nog niet gauw uit mijn
neus.
Episode uil de Revolutietijd.)
Up del) weg van ïïeuieiï nam Orrtjion».
zat een zware vrachtkar, gelijk men die
overal aantreft, vast in het slijk, dat door
een pasgevallon stortbui was gevormd.
Ondanks do pogingen van den koetsier
was bet den paarden niet gelukt de
zware kar los te werken zweepslagen,
bemoedigingen, bedreigingen, alles was
vruchteloos en de arme bloed scheen alle
poging om vooruit te komen te hebben
opgegeven, toen in de verte het geluid van
schelletjes weerklonken.
In de hoop op aanstaande hulp. gleed
de man van de helling af, waarop hij zich
geheel moedeloos had neergezet. Hy streek
met een beweging zoo geheel vreemd aan
lui van zijn stiel zijn langen'kiel glad.
Langzaam kwam naar hem toe een groot
sterk muildier by na gansch verdwijnend
onder den last van twee groote. buikige
flesschen, die zorgvuldig gesloten waren.
In dien tijd zooals nu nog werden aldus
vervoerd bepaalde wijnsoorten, die door
het schokken den bekenden smaak krijgen,
welke hun afkomst openbaart.. Naast het
dier liep de eigenaar der flesscheu een vier
kante bewoner van de Rijnoevers, wiens
verweerde trekken worden bevuild door de
stoppels van een onverzorgde haard. De
boer wieip een onverschilligen blik op den
voerman, zonder de minste gewilligheid te
openbaren om hem te hekpon. Toen l.y
voorbijging riep hem de vastzittende voer
man aan
»lle. kameraad riep hij hem toe in
't duitsch. waarin men een fransch accent
hoorde -zou je me niet een beeijo hel
pen om me uit deze verlegenheid te redden/'
De boer stond stil, doch enkel om met
blijkbaar leedvermaak dengeno aan te zien.
die zijne hulp inriep. Toen hij zijn eigen
bracht vergelijken met de tengere ont
wikkeling van zijn ondervrager, bemerkte
dat hij bij een eventueele vechtpartij niets
waagde spalkte hy den mond in een wilden
lach open en schitterden zijn oogen van
een spottende voldoening, Hij wakkerde
door 'n Hinken zweepslag den ijver van
zijn lastdier eens aan en ging verder zon
der een woord te spreken. Eerst twintig
passen verder draaide hij zich om en riep
op rail wen toon
-Je zit vast, blijf maar zitten!"
Wel is bekend, hoeveel de emigres (uit
Frankrijk uitgewekene edellieden tijdens
de revolutie) gedurende hunne vrijwil
lige verbanning te lijden hadden. Velen
hunner moesten in het buitenlaud met
handenarbeid hun kost verdienen. In eiken
stand echter was de edelman duidelijk te
erkennen en zoo kan het niet verwonde
ren, dat reeds de eerste blik, welken de
onheusche Rijnlander op den ongelukkige.)
vierman wierp, in hem den edelman
onderscheidde.
Onze adelijke nam deze bejegening nog
al flegmatisch op.
-Wat een lompert bromde hy en
zette zich dan getroost weer nede".
De Voorzienigheid zou hem wel gewil
liger ovenmenschen toezenden.
Inderdaad na eenigen tijd verschenen 'n
paar ruiters, die zich bij hem stilhielden.
-Vriend, heb je vrijwillig je anker hier
neergeworpen klonk het hem op be
schaafden toon toe, -indien je soms liever
niet in deze moeras blijft zitten, zullen
wij je graag 'n handje helpen".
Nauwelijks had hij zijn voorstel gedaan
of de voerman zeide in zuiver fratisch
-Mijne heeren U zyt zeker niet van dit
land
-Ah zeker nietluidde het weder
woord en daar ben ik blij om
Ofschoon het nu geen geschikte gele»
geilheid is zich er op te beroemen, beken
ik toch liever, dan mijne nationaliteit te
verloochenen, ik behoor tot Frankrijk,
mijn waarde heer en ridder de Prat
biedt U zooveel liever zijn hulp aan, wijl
uw vreugde verraadt, dat gij ook fransch-
man zyt."
-René, gij zijt onvoorzichtig" bromde
nu de tweede ruiter.
Spoedig werd hij gerust gesteld door
een openlijke en onderlinge voorstelling.
De drie edellieden drukte elkaar de hand
en begonnen een zeer hartelijk en levendig
4n
De voerman, de heer d'Ombret verhaal
de wat hem overkomen was en hoe hij
-vast was blijven zitten".
Hij woonde nu te Coblenz, in samen
leving met meerdere uitgewekenen en do
huishouding werd bestuurd door Mevrouw
d'Ombret.
Elk hunner droeg het zijne tot bestrij
ding der onkosten bij, want allen werk
ten.
Een eer en vreugde zou het voor hot
gezelschap zijn den heeren gastvrijheid te
mogen aanbieden.
-In het voorbijgaan zullen wij zeker
Mevr. d'Ombret een bezoek brengen, ant
woordde de tweede ruiter, maar M. de
Prat en ik trachten ons te voegen bij
Condé, als wij tenminste zoover komen.
De spreker, graaf de Lévnl, zag er
zwak genoeg uit om eenige vrees daar
voor te rechtvaardigen.
Al pratende hadden zij de kar uit het
spoor en aan gang geholpen.
Beide ruiters stegen op en een hunner
zeide -Ofschoon wij denzelfden weg
moeten maken, zult L ons wel veroorlo
ven vooruit te lijden,
U zult pas morgen in Cobl nz zijn en
wij moeten noodzakelijk dezen avond da'.r
wezen; gewichtige tijdingen waclnen o-t.s
Misschien treft gij ons n'g in de staj,
als gij aankomt. Tot ziens dus. zooals ik
hoop.''
Met deze woorden scheidden zij
Graat en ridder hervatten hun gent rek ten
draf.
Toen zij een eind verder waren zagen
zij voor zioh den Rijnlander met zijn
kostbare vracht.
-Waarachtig 1 fluisterde René tot Pierre,
dat is er ouk een, dieu het ongeluk
vervolgt.
M. d'Ombret heeft dien lomperd niet
afgerost gelijfc hij verdiende hij had
gelijk om zich niet met zoo'n ellendeling
af te geven.
Maar die het laatst, lacht
Zonder verdere uitlegging stuurde hy
eyn paard tot bij den man, en hem aan
sprekend op een toon. die voornaam
klinkend iraponeeit, zegt hij hem
-Hé mein Her», is dat wijn, wat gij
aldus vervoert
-Ja, uwe Hoogheid, en goen kwaden
ook", antwoordt de drijver, hopende
zaken te doen met zulk een voornamen
ruiter.
Zijn geheele ruwheid was verdwenen
om plaats te maken voor een winzuchtige
slaapheid jegens iemand, dien hij voor