B L I N D. De plant aan 't woord. Jean Cambayrac. 1905. ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG. Nu. 20. Uitgever W. A. Vax ben Mukckiiof, Venray. Tuchtscholen.* Landbouw. Mengelwerk. Abonnementsprijs per kwartaal roor Vbnray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Prijs der Advertentiën: van 1 4 regels elke regel meer letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentlën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. 20 c. 5 c. Waf is het gezicht oen heerlijke gare Gods Dat oneindig volmaakt en betrekke lijk zoo geheimzinnig werkend photo- grafietoestel, 't welk wij ronddragen met ons. wat schenkt het een onbegrij pelijk groot nut en een schat van rijke genietingen. Maar gelijk mei vele andere gaven, zoo ook met dozeze wordt niet ge waardeerd, wanneer ze ongerept wordt bezeten. En slechis, wanneer plotseling of langzaam voor het menschelijk oog de nacht valt die eeuwig duren zal, slechts daa weet men hoe kostbaar hel daglicht was. Blindheid is verschrikkelijk. Nooit meer te kunnen aanschouwen de heerlijkheden van Gods schepping nooit meer de natuur te kunnen bewonderen, da kunstwerken der men- schen nooit meer do zon, de hoo rnen, de bloemen, onze medeschepselen; maar eeuwige duisternis! stikdonkere nacht, Niet meer tv gaan waar men wil, niet meer te doen wat men wilgeleid te moeten worden door zijn onzekere» tastzin, ot door de hand van welwil lende ojederoeiiBchen. Niet meer voor zichzelf te kunnen zorgen, maar afhankelijk in alles van anderen. De gedachte alleen grijpt ons a.an, doet ons huiveren, en een blinde, hij moge zijn wie of wat, een blinde wekt overal en altijd ieders hartgrondig medelijden. Maar er is nog een andere blindheid die ook zeer betreurenswaardig is, doch waarmede slechts zoo weinig medelijden wordt gevoeld. De blindheid bedoelen wij in over drachtelijken zin, de blindheid des geestes en niet van enkelen afzonder lijk naar de blindheid eener menigte, eener massa van menschen. De blinde massa 't woord wordt dikwijl» gebruikt, zelden in volle ge wicht overwogen. Want ook hier geldt, wat we zoggen van de lichaamsblindheid, slechts wanneer wij als 't ware voor onze oogeu aanschouwen, hoe verschrikke lijk ze is, hebben wij een gering besef van hare volle ellende. Onwillekeurig denkt ieder or.zer aan de twee groote tooneelen in ons we relddeel, waar vertoond wordt hoe groot ongeluk er besloten ligt in de woorden blinde massa, aan het Roer gebied en St. Petersburg. Want men moge spreken zooveel men wil van georganiseerde arbeiders «ij zouden willen vragen of de meer dan tweemaal honderdduizend stakers «Ier kolenmijnen ook maar 't geringste inzicht hebben io het ongeluk, waarin men ze heeft geleid. Of de duizenden die in de Russische hoofdstad worden opgejaagd van ach teren door de onruststokers, van voren teruggeslagen door de zweepen, of neergeschoten als wild gedierte, da't moet uitgeroeid worden, misschien be seffen wat er gebeurt. Of ze wel begrijpen, dat ze niets meer zijn dan hel levend materiaal, sooaU -wij dezer dagen geschreven zagen, waarmede politieke en andere administratie, terwij! het bezit van raddraaiers hun plannen trachten te andere akten of dip'oma's tot aanbe- volvoeren Rouw en ellende, omdat vader of echtgenoot werd doodgeschoten, hon ger die knaagt aan de ingewanden van het huisgezin, zijn dat dan de verbeteringen die er uit voort rijn gekomen De massa'1 van het volk, vau het arme misleide, het blinde volk brengt de bloedigste offers en de volksleiders, die in de turen van 't gevaar zich verscholen hoVlen, plukken (1p vruch ten. En dan te moeten denken, dat al die honger, al dit bloed, al die kostbare menschenlevens, waarschijnlijk tever geefs zijn geofferd en dat de hervor mingen. misschien veel beter, althans even goed tot stand zouden zijn geko men zonder al die ellende. Waarlijk ook de geestes-blindheid der massa, wekt ons diepste meelij den. De minister van Justitie brengt ter kennis, dat eerlang aan de tuchtscho len moeten .worden aangesteld aan die voor jongens te Haren (bij Groningen) en te Nijmegen, respec tievelijk één hoofdonderwijzer op eene jaar wedde van ten minste f 1700 en ten hoogste f 2000 één onderwijzer lsten rang op eene jaarwedde van tenminste f 1200 en ten hoogste f 1400 twee onderwijzers op eene jaarw. van ten minste f800 en ten hoogste f 950 één tuinman-portier op eene jaarw. van ten minste f500 en ten hoogste f 600. Aan die voor meisjes te Zeist één hoofdonderwijzeres op eenejaar- wedde van ten minste f 1200 en ten hoogste f 1500 één onderwijzeres lsten rang op eene jaarwedde van ten minste, f 900 en ten hoogste f 1100 twee onderwijzeressen op eene jaarw. van ten minste f700 en ten hoogste f850 één tuinman-portier, op eene jaarw. van ten minste f 500 en ten hoogste f 600. Aan de betrekking van hoofdonder wijzer en tuinman portier is tevens het genot van vrije woning verbonden, aan die van onderwijzer lsten rang, onder wijzeres lsten rang, onderwijzer en onderwijzeres het genot van inwoning of vergoeding bij gemis daarvan, ter wijl,, met het genot van inwoning, dat van kostelooze voeding gepaard gaat. Alle bovengenoemde betrekkingen ge ven tevens aanspraak op vrije genees kundige behandeling. Algemeene vereischten zijn onberis pelijk, zedelijk en maatschappelijk gedrag, paedagogischo bekwaamheid of aanleg en geschiktheid ^m met jeugdige personen om te gaan. Daarenboven wordt gevorderd voor benoembaarheid tot hoofdonderwijzer of hoofdonderwij zeres behalve het bezit der hoofdakte, geschiktheid om gezag over volwaase nen uit te oefenen en bekendheid met veling kan strekkeu onderwijzer of onderwijzeres lsten rang het bezit der hoofdakte en van eene akte handteekenen of gymnastiek, of een diploma voor slöjd o* muziek, of, voor de laatstgenoemde, van eene akte nuttige of fraaie handwerken onderwijzer of onderwijzeres behalve de bevoegdheid tot 't geven van lager onderwijs, het bezit van een der ovengenoemde akten of diploma's tuinman-portier kennis van tuinbouw en geschikt heid die kennis ook aan anderen mede te doelen. De leeftijdsgrenzen, om voor eene benoeming in aanmerking te kunnen komen, zijn; voor hoofdonderwijzer en hoofdonderwijzeres ten minste 30 en (en hoogsto 45 jaar, voor onderwijzer en onderwijzeres ten minste 23 en ten hoogste 35 jaar, voor tuinman- portier ten mirr-tfi 23 en ten hoogste 35 "jaar. Do benoeming in die betrekkingeu geschiedde aanvankelijk tijdelijk, waarop na verloop van één jaar de vasto aanstelling kan. -olgen. Sollicitanten naar 'bedoelde betrek kingen hebben zich vóór 8 Juli a. s. bij gezegeld eigenhandig geschreveu en onderteekend adres met uitdruk kelijke vermelding van de begeerde betrekking, te wenden tot den minister van Justitie, onder overlegging van geboorteakte, getuigschrift van zedelijk gedrag, geneeskundig attest van goede gezondheid en diploma's en verdere stukken die tot aanbeveling .kunnen strekken. schaduwing in de behoeften. Zooveel mogelijkwant in 't groot is deze maatregel niet toe te passen bij kamerplanten daarentegen gaat dit uitstekend. Een plant heeft echter nog heel andere dan vochtbehoeften en het is voor wie de hoogste opbrengsten wenscht in land-, tuin- en ooftbouw, zaal met deze behoeften en de teekens, die ze verraden, bekend te zijn. Voor de bestudeering der planten te dezen opzichte is de zomer de beste tijd. Daarom willen we enkele feiten die bekend zijn geworden, hier mede deelen, opdat ieder er zijn voordeel mee kan doen. In 't algemeen kan gezegd worden, dat, bij voldoende bemesting, de plan ten zich ffink ontwikkelen, volbebladerd zijn met groote bladeren van een schoo- ne, groene kleur, terwijl bij onvoldoen de bemesting de plant er kommerlijk uitziet, vooral de bladeren zich slecht ontwikkelen en niet frisch zijn. Wat enkele bijzondere bodembe- st.anddeelen (met mest waarde) betreft, kan men zeggen, dat planten f'bijv, aardappelen en bieten)die een don kergroene kleur vertoonen (zwartgroen) met Kleine oiaderen en bei rek kei ijk geringe ontwikkeling boven den grond, terwijl bovendien de onderste bladeren Dat de dieren, afgezien van 't ge bied der fabel, allerlei mededeelingen kunnen doen, is algemeen bekend. In 't bijzonder hebben zij 't ver gebracht in 't geven vau allerlei teekens in zake hun behoeften, voornamelijk waar het de verzorging van hun lichaam be treft. Honden mogen in deze bovenaan staan, ook veel lager staande zoog dieren, vogels, zelfs visschen kunnen door een teekentan! (gebarentaal) ken baar maken, wat ze willen. De planten hebben eveneens zulk een toekentaai, al zijn ze niet zoo hoog georganiseerd, dal ze willekeurige bewegingen kunnen maken, maar juist door de behoefte aan een of ander ondergaat de plant wijzigingen, waar uil de opmerkzame beschouwer op maakt, wat er dan mankeert, zoodat hij da middelen kan beramen, hierin verandering ten goede te brengen. Het meest alledaagsche verschijnsel is wel het slapneerhangen der blade ren bij gebrek aan vocht, of in som mige gevallen, wanneer zulk vocht voldoende aanwezig is, bij overmatig sterke beschijning door de zon, bijv. bij sommige koolsoorten en mangel- wortels. De verstandige kweker voorziet zoo veel mogelijk door besproeiing(niet tijdens den feilen zonneschijn) en be vroeg geel worden en afsterven, gebrek hebben aan kali, zoodat tegen het volgend jaar een flinke bemesting met kainiet (800 a 1000 KG. a f 2 de 100 KG.) of patent kali 3 a 400 KG. a f 6,25 per 100 KG.) noodig is. Ook andere planten, als tarwe on gerst blijven bij gebrek aan kali kort, terwijl ze tevens laat groen zijn. N oor het rijp worden der vruchten is een voldoende hoeveelheid phosphor- znttr in den grond noodig, zóó zelfs, dat men door een rijke phosphaatbe- mesling den oogst kan vervroege Omgokeord zullen planten, waarvan de zaden niet rijp willen worden, gebrek hebben aan openbare phosphorzuur. Eindelijk kenmerkt zich 't gebrek aan stikstof door't gemis van dc fraai groene kleur; de planten krijgen een bleek geelachtig uitzicht. In stikstof behoefte kan ruen .met Chilisalpetet' (200500 KG. kosten 25—60 gld.) nog hetzelfde jaar voor zien; de kali- en phosphaalbemestiiig (600800 KG. Thom. kosten 1216 gld.) stelle men uit lot den volgenden herfst (voor het volgend gewas dus). S. S. te W. Hij was een kerel als een boom, het echte type van den Zuid-Franschman, lenig en gespierd, een gebronsd gelaat, lange raven zwarte, krullende lokken en oogen die fonkelden als kooltjes vuur. Jaar in jaar uit reisde hy de boerenkermissen af, elk jaar dezelfde dorpen en overal kende men hem Jean Cambayrac, de raessenmakei. Rondom zyn wagen, waar bij een prachtige verzameling messen hal uitgestald, verdron gen zich de boerenjongens en bij ben maakte hij goede zaken en 's avonds in de herberg behoefde bij nooit bij bel dansen om een meisje verlegen te zyn, want bij was een vlugge danser en een aangename prater, zoodat de dorpsschoonen steeds met verlan gen naar hem uitkeken. Zijn succes op den dansvloer wekte weieens den nijd der jonge dorpelingen op, maar zij wachtten er zich wet voor daar iels van te laten blijken, want de messenmaker had meermalen getoond, dat hjj verbazend sterke vuisten had en daarom was hij even gevreesd als gezien in de streken die hy met zyn koopwaar bereisde. Wie twist met hem gekregen had, was dat altijd zeer slecht bekomen en had zich voor een tweede maal wel gewacht en slechts eenmaal was het gebeurd, dat Jean Cambay rac zich had laten overbluffen. Pat was gebeurd op den weg van Sauzet naar La fiarthe, een sraallen weg, waar geen twee wagens elkaar pas3eeren konden. Jean Cambayrac kwam van de kermia te Sauzet en reed met zyn wagen, bespannen roet een oud en zeer mak paard, naar La Bar the, waar het weldra kermis zou zijn. Half duttend in de felle zomerzon zat hy op den bok en liet het paard den vrijen teugel, (oen hy eensklaps opschrikte van het gerinkel van bellen en het klappen met een zweep. Van den anderen kant kwam. een wagen met meel, bespannen met twee flinke muil ezels en bestuurd door den molenaarszoon van.La Barthe, die eerst kort geleden uit den militairen dienst was gekomen. Jean Cambayrac deed volstrekt geen moeite om van den weg af te wijken, want aan weerszijden was een diepe greppel en wan neer hij daar ingeraakt wax, zou het hem groote moeite kosten, den wagen er weer uit te krijgen. Hé daar, vriend riep de molenaars zoon. ik heb toch met mijn zweep -gek laid Hebt gij dat niet gehoord Misschien wel, bromde de messenma ker. Maak dan plaats, dat ik voorbij kan rijden. -- Maakt gij zelf plaats, vriend, rk beu Jean Cambayrac. Het kan mij niet schelen, wie ge zijt, laat mij voorbij, zeg ik u. Pe messenmaker lachte hem uit, maar de molenaar die zes voet lang was en spiereu had zoo sterk als die van zijn muilezel, sprong, snel ais .een gedachte, van zyn wagen, greep met de eene hand het paard van Jean hij den teugel, met de andere het lemoen van den wagen en duwde dezeo van den weg af. Toeo de messenmaker eenigszins van zijn verbazing bekwam, zag hij den wagen met de muilezels reeds pijlsnel voorbijrijden, terwijl de molenaar met do zweep klapte eu hein spottend toelachte. Schuimbekkend van woede toog de mes senmaker daarop aan het werk om zijn wagon weer op den vlakken weg te trekken, waarmede hij wel ecu halt uur bezig was. Hij kendo den molenaar niet, irmr hij nam zich voor dezen een geduchte les te geven als hij ooit woer onder zijn oogen kwam. Jean Cambayrac maakte een vergeefsche reis naar La Liartho wegens een besmette- lyke ziekte was de kermis daar voor dit jaar afgelast, maar hij vernam dut er eenige dagen later kermis zou zijn te Lubeck, zoo- dat hij zich welgemoed op weg daarheen begal. Paar stond hij op de markt niet zijn wagon, waarboven een groote parapluie was uitgespannen om hem tegen da zon te be schutten, toen een allerliefst meisje voor zyn uitstalling bleef staan. Hij kende alle meisjes uit den omtrek, maar dit had hij nog nooit gezien en daarom vroeg hy Woont gy hier in de buurt, juffrouw? Ja, zeide zij, te La Barthe, sedert kort. Paar werd hy niet veel w(jzer mee. Gaarne had hjj haar willen vragen wie zij was, maar dat durfde hy nie*-, voor het eerst van zyn leven voelde hy zich verlegen tegenover een meisje. Hy tiet haar de mooiste messen zien en vraagde ten slotte Komt ge vanavond op het bal Ik weet liet niet, Gij moet er zeker heengaan dan zullen wij samen dansen, wanneer ge het goedvindt. Dat sla ik uiet af, wanneer ik er heen mag gaan. MAAS

Peel en Maas | 1905 | | pagina 1