iSste. 7 IIOEül' ea omstreken. Kaat. ZATERDAG 24 DECEMBER 1904. VT.TK EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 52. Uitgever W. A. Van den Mi nckhof, Venray. Vrije beweging van jong vee in den winter. Mengelwerk. PEEL EN Abonnementsprijs per kwartaal voor Vknray 50 c. franco per post 05 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. wc' vjs MA!XTI>.3TPR/ MAAS Prijs der Advertentiön van 1 4 regels 20 c. elke regel meer 5 c< letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekend. V »Laten wij ons verheugen." In dit woord wekt de groote Leo I allen zonder uitsondering op tot een blijde viering eener hoogst verblijden de geboorte Sa tv a lor noster hodie naius estd. w. z. Onze Zaligmaker is heden geboren. Wondere gebeurtenis Daar was verval, en verheffing werd geschonken daar was afdwaling, en de terechtwijzing kwam daar was geestverduistering, en in onbeschaduw de helderheid verscheen de voorlich ting des geestes daar was ontaarding en herstel in elk opzicht werd dor wereld geschonken. Puer nalus est nobis. Een kind werd ons geboren. Een kind maar in dat kind gewerden ons kracht, wijsheid, recht vaardigheid, goedheid, boven alles liefde. Een kind maar dat genoegzaam zou toegerust zijn om de verst ver wijderde elementen in één machtige omarming te vercenigen, want Isaias had hei voorspeld leeuw en os, tijger riT iaiif y.tïuueu wijden in êetie kudde en een kind zou ze hoeden. Een kind maar in zijn eerste openbaring zou het de geheele wereld ter huldiging dwingen aan zijn voet de kleinen en armen in persoon der herders, de rijken en machtigen en wijzen in persoon der verheven Oos terlingen. Een kind maar dat zou komen tot zulke machtige ontwikkeling, dat volstrekt niets vreemd zou blijven aan zijn invloed. Gelijk do zon hoog aan den hernel naar alle zijden haar licht en haar warmte zou uitstralen geltjk zij door haar belevend licht aller harten zou verheugen gelijk zij door haar koes toring alle leven tot hoogste ontwik keling zou opvoeren zoo zou Zoo Ach, wat is die zon een zwak beeld om de uitwerking weer te geven van het verschijnen van het Bethlemetisch Kind, dat toch genoemd wordt, de son der gerechtigheidsol jusli/iae. Immers daar zijn diepten, waarin het zonnelicht niet doordringt daar zijn oorden, waar haar licht het hart slechts zelden verheugtdaar zijn levens, die slechts spaarzaam of in '1 geheel niet haren invloed ter ontwikke ling noodig hebben, Maar dat kind van Bethlehem Is er iets denkbaar dat zijn invloed niet ondergaat Het leven van den individu, en hot leven der maatschappij het leven der kunsten en hel leven der wetenschap pen het leven der moraal en het loven van den handel wetten, gebruiken, zeden, alles, alles vindt de hoogste ontwikkeling onder den invloed, die uitging van het Kind te Bethlehem geboren. Wondere gebeurtenis Herodes kent de geboorte niet van dat kind Jeruzalem slaapt rustig voort tijdens die geboorte, het romein- sche Rijk is zich die geheele gebeurtenis onbewust de millioenen heidenen kennen haar nog minder, zou men haast zeggen. En eenmaal zouden die allen verge ten zijn en vergaan maar dat Ki d zou de hoogste hulde ontvangen en allen zegenen door zijn hei vormden invloed. Langs de wonderbaarste wegen zou dat Kind dien machtigen invloed uit werken en ondanks allo derkbare moeilijkheden onweerstaanbaar blijken in die uitwerking. Wondere maar ook zegenrijke gebeurtenis Van kinderen der vervloeking zal dat Kind ons maken tot kinderen dei- zegening van verworpelingen tot uitverkorenen van hopeloozen tot berustenden van schuldigen tot hei ligen. Daarom gaudeamustalen wij ons verheugen Allen Allen De heiligen zogt Paus Leo, de Groote, omdat dat Kind hen nader brengt bij een glorieuze belooning. De zondaren, omdat dat Kind hun de belofte schenkt der vergilïenis. De heidenen, omdat zij door dat Kind worden uitgenoodigd tot erken ning der belevende waarheid. Gaudeamus, laten wij,ons verheugen! Maar onze blijdschap moet zijn een dankbaarheid, zich uitsprekend eerder in levensdaden, dan in uitbundigheid; een dankbaarheid, niet zich openbarend in luidruchtige geestdrift, die vluchtig is als een ongewone indruk; maar in een volhardende onderwerping aan de weiten der gerechtigheid, die ons gebracht werden door dat Kind; een dankbaarheid, die niet enkele goede daden stelt, als baar noodzakelijke cijns, maar die er zich voortdurend op toelegt, door altijd volmaakter leven, h' tgrooter welbehagen van dat machtig Kind te winnen. Daarom vermaant ons de heilige en groote feeslprediker van dezen dag: «Laten wij dan den ouden mensch met zijne handelingen afleggen; en, nu wij de deelname van Christus' afstam ming hebben verkregen, verzaken aan de wei ken des vleesches". Dat is wel onze glorievolste vreugde en onze zogenrijkslc dank. O, a's wij dan knielen voor Jezus kiibbe, en verrukt worden door de aanminnigheid van dat volheei 1 ijk Kind wijden wij ons dan aan Hem too in onverdeelde, volhardende, algemeene Nu brengt cigenl flang natuurlijk mee om volop te voeren, niet niet handen, maar met manden, en toch vergeet men wel eens. dat »geven" aan trekken moet voorafgaan, toch stelt men zich veeltijds de vraag, niet hoe veel kan ik aan mijn vee kwijt raken, zonder zijn gezondheid te schaden, maar met hoeveel kan ik liet onder houden Natuurlijk dat er genoeg boeren zijn die niet zoo rede neereu, die beslist hun dieren geven wat hun toekomt, maar naast hen zijn ook anderen, die, ja wel weten dat het van het voeder komen moei, maar die genoodzaakt zijn niet volop te voeren, omdat ze to veel vee hebben of te weinig voer, al naar men het nemen wil. Maar afgezien hiervan komt het vee vaak nog veel te ko L vooral ten op zichte van vrije beweging. Natuurlijk kan hel melkvee den stal niet verlaten, maar dat behoeft ook niet. Rust is voor koeien beslist noodig, zal het voeder goed gedijen en zullen ze dus zooveel mci^lijk productief worden. Zij behoeven niet m ct te groeien en overgave. Lovende onder Zijn invloed, naar Zijn wetten, met Zijn zegen, zullen wij komen tot de onbeschrijfelijke vei hef fing van Zijn glorieus Rijk. JAN. Evenals voor vele menschen is ook voor veel vee de winter niet de besle tijd van het jaar. eerst b. v. maar eens Denken wc aan hel voeder. In den zomer is 't vee onafhankelijk van den mensch, indien het nl. in grazige weiden loopt en niet op land, dat door zijn slechten staat van onder houd, weinig meer dan niets oplevert. In den winter echter is hot blaadje omgekeerd en moet het 't geheel van de gevende hand hebben. worden alleen goho^dej^cjn np*dk te brengen. En ook in de weide is rust voor haar noodig. Geen sprake daar van hard loopen of snelle bewegingen; rustig grazen, dat moeten ze daar kunnen. Als zij in een goed geventileerden stal des winters staan, zoodal ze genoeg zaam van vcrscho lucht kunnen profi- leeren, dan is de zaak daaromtrent geheel in orde. Met het jonge vee is 't iets anders. Dat moet nog groeien en daarvoor is absolute rust en afzondering in een veeltijds te nauw hok schadelijk. Wat jongis, dartelt graag. De vreemde capriolen, die jong vee maakt, als het losloopt, zijn een vinger wijzing der natuur, dat het niet aan houdend opgesloten mag blijven, maar dat het dagelijks minstens eenmaal aan zijn verlangen om te springen en te stoeien moet kunnen voldoen. Door de beweging ontwikkelt zich het lichaam normaal, want alle spieren komen in werking, en nemen daardoor toe in kracht, buigzaamheid en sterkte En behalve dat, behoeft men bij vrije beweging niet bang te zijn voor vetvorming, wat rust, gepaard met krachtig voer. wel veroorzaakt. Gezond zijn c:i absolute rust zijn twee onvereonigbare begrippen en om dat we gezond vee behoeven, moeten wo eenigen nadruk leggen op vrije beweging. Maar, met de vrije beweging in de buitenlucht, hangt natuurlijk onmid- d el ijk samen liet inademen van reine levenslucht en dat is voor een kraeh- ligen bloedstroom, voor hot behoud der levensenergie, en voor een normale lichaamsontwikkeling, van niet minder belang dan goed er. genoegzaam voeder. Kan men het bij de koeien genoeg zaam frisck houden, bij het jonge vee, schiet men daarin wel eens te kort, vooral ook, omdat het reinigen der hokken niet gemakkelijk gaat, als hei vee er in is. Kan men dat voor een paar uur naar buiten brengen, dan kan men inmiddels de hokken schoon maken en genieten do beesten naar hartelust van buitenlucht. Nog beter zou zijn, dat het vee naar believen uit en in kon gaan, zooals we dat op sommige boerderijen wel eens hebben aangetroffen, maar elk bedrijf is daarop niet ingericht en verbouwen, nu ja, dat gaat doorgaans zoover als het voeten heeft. Op de wei. Lij huis, zou oigcnlijk een verblijfplaats voor het jonge vee moeten zijn, die het bij mooi meer kon verlaten en weer opzoeken bij guur weer en waar het steeds de tafel gedekt moest vinden. Maar velen convenieert dat niet.. Toch wijzen we er met nadruk op, dat dan op een andere wijze moet vol daan worden aan de beboette van het vee aan verschc lucht en vrije beweging, want beiden zijn beslist noodig. Wat we bier zeggen van jonge run deren is natuurlijk ook geheel van toe passing op de veulens. Dat zijn dieren voor wie snelheid van beweging een behoefte is. Afge zien nog van de vrije beweging als factor voor een normale ontwikkeling, is ze hier een voorwaarde om 't paard later te deen worden wat het volgens Ie, best van den dag buiten zijn, met dien Jverstandde evenwel, dat zo den stal niet dan met een gevulden buik ver laten en dat ze 's avonds daar de ruive* ook weer gevuld vinden. Het stond er nog, dat -huis". toen ik laatst in N, was. Beschaamd om z eb te laten zien. stond het daar. klein, misselijk krot. weggedoken tusschen de ver wee de huizen vnn Lam. den LeenenjooJ, en Jacob, dan spekslager. Door toedoen van een vriend van me, een lid van de Yincentius-Vereeniging, kwam ik er toevallig Linnen. Door een vaal groene deur, met lwo6 ver roeste scharnieren, waarvan er een doorge roest was, ging je 't hol binnen. Twee slapjes over de ingezakte, roade tegeltjes eu links betrad je dan het «salou" door eau neen er was geen deur meer. 'n Lucht om er onwel van te worden. Links een raam met vier ruiten. Twee ervan ge broken en dichtgemaakt met bordpapier en aan elkaar getimmerde plankje*. Vlak. er onder oen tafel, smerig, vies, vuil en oiet ai te vast staand op zyn vermolmde p >o'en. Tegenover het raam 'n kast. die hier en daar iu de spletoo t'n oorspronkelijke kleur "I liet zien en juist groot genoeg wn*. on. ait fr' renpaard, een harddraver of ook een j twee bovenste vensters te kijken, vlug on sterk koets en landbouw-j Tusschen het raam en de kast een cboor- paard* jsteeo. Hierop lag oen wekker op .;'n rug Het kan niet zonder schade den,US8cheiJ Veldjes. Jaren al zyn cok de AoitJ zijn afstamming ban kan niet zonder schade elieelen winter in zijn stal opgesloten "k '"k «n llien 'Üf lc. beeldjes van verdriet omgevallen, blijven als een gevangene in zijn cel.. Hierboven schuin neerhangend een spiegel, Het moet de leden kunoeu rekken j jie veel moeite deed om een trapleer te weer- en vliegen en springen naar hartelust, j kaatsen, die er vlak tegenover stond en uaor Zijn natuur eischt dat. En toch ken-j een zolder leidde. waar de sulcus' In doze "wonin6'" Kaat geboren. Ha»r ouders waren gestorven toen zy r.og jong was. Sinds dien tijd was zy door een zuster *an haar moeder, «en volsch wijt nen we boerderijen den gebeden winter vandaan komen. niet uit het hokl Hoe '1 mogelijk is, dat men nog zulke gebrekkige bekrompen ideeën hooft over de paardenfokkerij verklaren wij niet te begrijpen. Het versje van Huijgens is nog niet a'gemeen bekend. Het luidt Mijn paard gaat slijten dat men 'i ziet Het eet en drinkt en anders niet. Wat reden is hieruit te delven 't Vergaat omdat het niet vergaat Wat raa'H de pleister ligt op stra it. Verslaat gij 't niet t Verslaat zijn zeiven. Vaak vervalt men bij jonge paarden in een ander uiterste en ook daarom trent zouden we tal van voorheelden kunnen bijbrengen. Het beslaat hierin, dat men die paarden den gehee'.en winter buiten houdt. Wat reden men daarvoor heeft TV* grijpen wc niet. Zou men inderdaad donken, dal weinig krachteloos gras laat hot dan nog maar niet bevro ren zijn snerpende koude, nat weer, ïjselijk lange en gure nachten, een drassige bodem bevorderlijk kunnen zijn aan den gezondheidstoestand en krachtige ontwikkeling van een paard Het heeft er den schijn van, maar met hen, die zoo denken, gaan wij niet mee. De dikke koppen, die zulke paarden krijgen, en hun overeind staand haar, getuigen niet van een welbehagen in zulke toestanden. Neen, regel moet zijn dat de paai den 's nachts op stal staan en dat ze op bel -opgevoed". Van haar moeder kon zij zich niet veel meer herinneren. Alleen wist zij nog, ilat er een* één vrouw was geweest, die vee! van haar hield en die zq ook beminde. Ongelukkig stierf zij al te spoedig. Toen was zij allééo. bij haar vader een liederlijke vent die altyd drookeo was en van wien zy veel slaag en veel schoppen kreeg als zij 's avonds niet genoeg eenteo naar huis brarht. 't Was do dig voor haar E-rs'e H. Com munie. 'i Middags kwam zij thuis uit de kerk, waar /y de laatste v» orbereidingsoefeningen had bijgewoond. Zij nam een stuk brood uit de kast en schepte 'n kommetje water uit den emmeren probeerde te «ten. Maar '1 smaakte haar niet. Zij ducht aan de tijke kindertjes, die morgen in T groen zouden zitten en veel cadeaux zouden krijgen. En zy. tij was alleen zouder moeder, bij een dronken vader. 's Avonds kwam hij thuis, zooals altijd, bedwelmd door den jenever. Woedend, dat zijn kind dien dag geen centen had opgehaald, sloeg en schopte hij het arme wicht, totdat het in den hoek van het vertrek neerviel. Als een bezetene liep hij heen en weer, het kuis ui», kroeg in, kroeg uil, tot laat in den nacht, verzoop al zijn centen en keerde toen weerteiug. vloekend en razend. Nog een helsche blik op tjjn kind, een trap en met een vloek op de lippen viel bij uee' 's Morgens oonaiateorde de dokter dat I aan een jeneverberoerte gestorven was. Toen liet arme weesje ontwaakte, wist ij niet hoe zij het had. Haar vader was weg en vlak bij haar zag zy een heer. den dokter. Zij wierp zich om lijn hols en vertelde hem, dat zij in oen droom haar moeder had gezien, 200 schoon dat zij niet kon gelooven, dat het haar moeder was. Zy vertelde hem, dat zy baar had gezien knielend vuor een vrouw, nog veel schooner, 0 zoo mooi. En raneJor had naar haar gewezen en gezegd, dut Kaatje haar kind was.

Peel en Maas | 1904 | | pagina 1