en Let wel GRATIS, Verfrissching, Luitenant. ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1904. VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 36. Uitgever W. A. Van den Munckiiof, Ven ray. Arm Frankrijk PEEL Abonnementsprijs per kwartaal. voor Vknray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. MAAS Prijs der A-dvertentiën: van 1 4 regels 20 elke regel meer 5 letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst worden 2maal berekond. Zij, die zich voor 1 October op „Peel en Maas" abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers Tusschen Rome en Frankrijk zijn alle officiëele betrekkingen verbroken. De gezanl des Pausen, Mgr. Loren- zelli, kreeg eenvoudig zijn paspoort thuis gezonden. Rn do zaakwaarnemer van Frankrijk te Rome de gezant is reed lang weg Ms. Coureel gaat Rome verlaten. Dezo enkele woorden omvatte een een diep treurig feit. Frankrijk, Ia fille ainée de 1' Eglise (de oudste dochter der Kerk) zooals het zich zoo gaarne en zoo rechtvaardig noemde Frankrijk, wolks zonen met de geschie denis in de hand zoo gaarne zich be roemen op de daden voor het rijk Gods gesteld: gesta dei per Francos; Fran krijk, dat niet alleen in wetenschap, maar ook in heiligheid der Kerk de schoonste verschijningen leverde Frankrijk eindelijk, welks geschiede nis gemaakt werd door de Kerk, welks glorie met die der Kerk tot ééne schittering zamen vloeide dat Frankrijk is nu gewelddadig in zijn omgang met die Kerk gestoord. De geschiedenis van het feit is aller bedroevendst. Twee bisschoppen dooi den Paus, hun herder, ter verant woording geroepen, worden verhinderd door de huidige onchristelijke regee ring Frankrijke om die verantwoor ding af te leggen. Zich beroepend op bepalingen, die noch door Rome noch door de fransche geestelijkheid ooit zijn erkend, verbiedt de afvallige ex- kloosterling, nu ministerpresident Combes den bisschoppen hun diocees te verlaten. De een gaat toch de ander is bevreesd en kiest Den 24 Aug. is Mgr. Geay naar de II. Stad vertrokken en heeft bij de Trappisten zijn intrek genomen. En dit voorval, waarmede noch de fransche regeering, noch een der ministeis iets mee uit te staan heeft, wordt voor die onchristelijke bewindvoerders het voorwendsel om een officiëele scheiding tusschen Rome en Frankrijk te stellen. De zaak tusschen de bis schoppen on den Paus was eenvoudig een zaak van kerkelijke discipline. Om al het dwaze van dit voorwendsel aan te toonen behoeft men maar een beeld uit zijn onmiddelijke omgeving aan te wijzen. Wat in Frankrijk op 't, oogenblik wordt beleefd is niet anders dan de tweede akte uit een droevig tooneel- spel Vervolging der Katholieke Kerk. Misschien of liever waarschijnlijk is dat woord vervolging niet goed ver delging zou beter zijn in den zin van Combes en C\ Voor ons, die de be loften Gods hebben en de vruchlelooze pogingen aller ketters en renegaten aller eeuwen kennen, is dit woord een dwaasheid. De poorten der hel zullen haar niet overweldigen en dus zeker Combes niet, die zelfs in ploerterigheid nog klein is. Welnu hel droevig stuk, dat in Frankrijk gespeeld wordt, zal in drie akten volmaakt zijn. Ie Acte. Vervolging en uitdrijving der klooster lingen. 2e acte. Verbreking van alle officiëele verbinding met Rome. 3e akte. Scheiding van Kerk en Staat. Arm Frankrijk Waarachtig, indien dit stuk in volkomenheid wordt afgespeeld, weten wij niet wat. rampen over Frankrijk zullen komen. En toch zou deze laatste schok niet noodzakelijk zijn om Flankrijks katholieken tot ontwaken te brengen Allen, die dat rampzalig land kennen, verzekeren dat de fransch- man van harte katholiek is en dat zijn onverschilligheid slechts den uitwendi- gen schijn betreft. Als dat waar is, dan moeten maatregelen als laatst bedoelde het volk tot het uiterste drij ven. Dan moet dat volk tot in zijn innigst gevoel gekwetst eindelijk komen tot gewelddadig verzet. Dan ware laatst genoemde maatregelen, ondanks de onberekonbaar zware nadeeler. daaraan verbonden, een waarlijk gewenschte. 'tZijn toch maar een handje vol sek- tarissen, die daar de katholieken naar willekeur ringelooren Intusschen het droevig feit ligt er. In ongeëvennaarde schande heeft de vrij metselarij in Frankrijk een goddank ongewonon toestand goschapen. Reden tot treuren is er, tot vreezen niet. Een eeuw geleden was het veel erger. Tegenover een totaal machteloozen Pius VII stond de toen in 't stoffelijke almachtigen Napoleon en deze moest het atleggen. Combes, de kleine, zal zeker niet meer vermogen. Maar jammerlijk is het voor Frankrijk dat zulk een optreden van zulko man mo gelijk is. Het geldt hier voor Frank rijk zijn hoogste belangen landsvrede, landswelvaart. zijn wereldpositie, al wat het belangrijks bezit, hangt samen met deze Crisis. Wat het gevoelen der fransche ka tholieken betreft, hiervoor pleit het heerlijk voorstel van Albert graaf de Mun. Is geestdriftige eenstemmigheid zullen zij hunne gehechtheid betuigen aan Paus Pius X, Petrus' opvolgor en Christus' plaatsbekleeder. Gesteld voor de keuze Christus of Barabas, de Paus of Combes zullen zij zich zeker met afgrijze afwenden van den man, wiens levensadem schijnt te zijn een satanische haat tegen Christus en Diens gezalfde. Th. Hoe ziet geheel do natuur thans uit naar de verfrissching van milde regendagen Want een enkele bui kan niet meer voldoende zijn, nu wij weken, haast maanden lang van het hemelwater verstoken bleven. De boor klaagt steen en been. Alles droogt uit, alles verbrandt. De burger zal het niet minder ge voelen. Wel zal de aanvoer voor hoogst noodige levensbehoeften uit het buiten land, een al te hooge stijging van onze broodprijzen onmogelijk maken. Maar vooreerst, ook daar doet de droogte veel kwaad en ten tweede alle andere vruchten en planten vragen zoo sterk als ooit mogelijk was, om regen, om verfrissching. Wenschen wij van harte dat dit verlangen spoedig voldaan moge wor den, dat gulle stortbuien nog zoodra en zooveel mogelijk zuilen goedmaken, wat langdurige droogte bedorven heeft. Niet alleen in zijl. natuurlijke leven, maar ook in zijn goosles-, zijn zielc- leven heeft do mens li van tijd tot tijd behoefte aan verfrissching. 't Is goed, dat niet alle dagen Zon dagen zijn, en dat niet voortdurend de eeno feestelijkheid de andere volgt op den voet. Maar zoo verkeerd als het zou wezen dat aan de feesten geen einde kwam, zoo verkeerd is het evenzeer, dat de werkzaamheden van dag in dag, niet op meerdere lijden door gepaste maar flinke ontspanning werden afgewis seld. De eentonige gang in den tredmolen van het dagolijksche leven, het machi naal en stelselmatig wederkeeren van dezelfde taak brengt verveling en verslapping van werklust en werk kracht, brengl droogte van gemoed. En dan wordt <fr minder gedaan of het wordt, niet zoo goed gedaan. Doch het vooruitzicht op een vroo- lijken dag, de herinnering aan een aangenaam feest, zijo als verfrisschen- clc regenbuien, die- ut; graagte .worden opgenomen in do dorre aarde van onzen geest. Ze doen de vruchten van den dagelijkscben arbeid beter gedijen en weliger opschieten. Toch heeft de Christen een geheel ander en veel voortreffelijker middel, om zijn werklust in volle kracht te houden Hij is te zeer overtuigd van het ver gankelijke op deze aardo, hij weet te goed dat hetgeen er schittert en blinkt slechts klatergoud is, dat de rozen hier beDedeu maai al te spoedig verwelken. Dat mag en dat kan dus het doel niet zijn, waarvoor hij werkt. Maar evenmin als het aardsche ge noegen beoogt hij het aardsche nut of voordeel. Kan een geheel leven van zwoegen en zweten hem opwegen tegen een ijdel eerbetoon van inedemenschen, stof en asch, vergankelijk als hij zelf is Het marmeren standbeeld dat zij hem oprichten, zal evenzeer eens neervallen in puin. En de goederen der aarde, ze zijn niet om niet de slachtoffers van mot en roest geheeten. Voor zijn kinderen danf Zeker dat verzoet de bitterheden van slaafseh werken en 't is oen zalige gedachte, dat men werkt voor degenen die ons dierbaar zijn. Maar boren do banden dos bloeds, boven het, vergankehjko standbeeld, boven de aardsche goederen, staat er een schitterend ideaal in de lucht voor elk christenhart, hr-i toekomstige leven, de vergelding als de wereld rondom ons, voor ons stervend oog zal wegzin ken in het niet. Dat ideaal lacht ons tegen, dat sterkt ons in het lijden, dat druppelt balsem in de wonden, dat doet ons dag aan dag met nieuwe liefde, nieuwe opge wektheid, nieuwe toewijding de taak aanvaarden, die Hij ons op de schouders legt. Moge het voor onze allen steeds de eenige ware verfrissching blijven M. C.' Uilskuiken. Becasseau. Luitenant, wat is er van uw dienst i Ik moet noodzakelijk naar darijs en nu moet je eens goed naar me luisteren, ik ga maar heel even en zal terug zijn, voordat ik weer dienst heb. Nu behoeft niemand te weten, dat ik ben uitgogaan. Vooral de kolonel heeft er niets mee te maken ik zou mijn leven wel kunnen doorbrengen met dien man permissie te vragen dus je begrijpt me, je blijft, hier op de kamer en gaat niet naar de canline ot" zoo, want dan drinkt je te veel en kun je j.> mond niet houden. Ver staan t Ja luitenant, antwoordde de oppasser, genoeglijk grinnekend. Maar a propos, je hebt t»»cb den brief op de post gedaan, dien ik je gisterenmorgen heb gegeven1 De oppasser sprong verschrikt op en voelde met een haastige beweging naar zijn zak waar een verdacht gekreukel zich deed liooren Heb je hem vergeten, lummel, ezelskop! vroeg de luitenant driftig. Neen, luitenant, neen. volstrekt niet. Becasseau beefde. Nu dat is maar gelukkig ook. dat zou een mooio geschiedenis zijn geweest een mijnheer uit Darijs zou hier komen en nu heb ik geschreven, dat ik hij hem z-ui komen, maar als do brief weg is, dan is het goed. Becasseau beefde óp zijn boenen, maar zei niets, terwijl hij ijverig het valies van den officier inpakte. De luitenant trok een burgerpak min en een overjas met heel hoogen kraag, die hij opzette zoodal zijn gezicht haast niet kenbaar was. De oppasser ging achter hem aan de trap af cn toen langs een anderen weg dan de officier nam naar het station, waar hij het koffertje overgaf. Daar heb je een frank, zei de luitenant en nu niet gaan slenteren en je niet ver- praten, verstaan Ik zal er voor zorgen, luitenant. De luitenant ging naar de wachtkamer en de oppasser haastte zich nu den brief, dien hern in s^n zak brandde te voorschijn to halen en heui in de bus aan hel station te gooien. Hjj deed dit, maai niet zonder eerst het adres te hebben gelezenDen heer Jean Courtaveine, apotheker, rue Saint Lazare. Snel duwde bij de enveloppe in de bus, en bekeek toon zijn francstuk overleggende wat hij daarmee zou aanvangen. Niet naar de cantino gaan Ja, maar hij kwam eiken dag in de can- tine en als hij i:u ontbrak zou dat juist te erg opvallen hij zou wel gaan maar weinig drinken en zijn mond houden. Onderweg kwam toch nog een oogenblik de angstige gedachtf bij hem op, dat d>e vergeten brief hem nog veel last kon be zorgen, maar hij troost ie zich met de gedachte dat per slot van rekening dc schuld op de post zou worden goworp-.n. Heeleroaal gerust was hij echter m g niet en daarom te meer verlangde hij naar een glaasje, dat zijn zorgen in vroolijk- heid zen doen verkeeren. Hij zag spoedig oen kameraad, wien hij meedeelde, dat li ij een frank had gekregen van den luitenant, die op zijn kamor zat. -op zijn kamer", zeg ik je, en dat hij nou zou trakteoren. Met eon glaasje voor zich vroeg hij als terloops aan een ander, wie eerder in Parijs kon zijn, een reiziger of een brief, waarop hot weinig gernslollond antwoord word gogo ven, dat zij er oven gauw waren, als beide met denzelfden trein gingen had hij dan den brief maar in den trein gegooid. Maar dat kon nietdan had de luitenant het gezien. Dat was leelijk, dat hinderde hem zoozeer, dat hij ook na een glaasje en nog een en nog een halfje niet genist was en onderweg naar huis op een middel zon, om hetgeen hij bij den luitenant had verbruid, door een of andere slimmer, zet weer goed te maken. Op eens klaarde zijn gezicht op. hij had wat gevonden hij zou maken, dat er nooit dc minste twijfel kon worden geopperd aan do tegenwoordig heid van den luitenant op zijn kamer. ongen, trillend op ?n ging do trap afvragend, hoe de Nauwelijks was hij daar gekomen, of hij gooide zijn politiemuts in oen hoek en zijn kapotjas in een anderen hoek en trok met veel behagen do uniform van den officier aan niets vergat hij zelfs de sabel niet. Toen nam luj plaats in een leunstoel, met oen kop koffie, dat nog in de kan was cn het oog op een kastje, waarin diverse heerlijkheden, als rum en cognac, stonden en waarvan hij wel den sleutel niet had, maar het slutzooals hij hij ondervinding wist. met een krommen spijker kon open krijgen. Daar werd gescheld. De huisjuffrouw- deed open en de trap op kwam met vluggen pas een jong ventje, dat klopte en binnentrad. Becasseau verschool ziel» in het half duister achter oen vergordijn en zag van da:fv rnet welbehagen hoe de jonge tamboer hij de deur bleef staan, salueerde en begon -Luitenant de sergeant zendt mij om Plotseling hield hij op, want de anders l zoo vriendelijke luitenant donderde hem j te gemoct -Kwajongen, die laatst mijn oppasser Becasseau hebt uitgescholden, twee dagen arrest, ook omdat je huiienmodelsch ondergoed aan hebt." Maar luitenant Zwijg en ga naar 't hok. Dc arme zijn beenen, salueerde, nf, zich te vergeefs luitenant door zijn uniform heen kon zien, dat hij oen extra borstrok droeg, dien zijn moeder hem had gegeven. Nauwelijks was hij weg, of weer werd opengedaan en even later stood rtr W0fr OOH met .dc bawt- hoofd op de kamer van den luitenant. Luitenant, neem rne niet kwalijk, maar de sergeant majoor stuurt mij hier heen, omdat de kapitein weg is, ik wou graag, dat u een permissiebiljet wikte teekenen. want mijn grootmoeder is eergisteren gestorven. Dat-lieg je. Maar luitenant. I>al lieg je, je hebt van morgen op de chambree verteld, dat je dat verhaaltje had verzonnen om vrijaf te krijgen, vier dagou politiekamer, marsch. Stil. zoolang lijj in huis was, maar hevig mopperend, toen hij de straat had bereikt, zwoer de soldaat eeuwige wraak aan den schurk, die dat had verraden terwijl onze oppasser zich hoe langer boe beter in zijn rol schikte en het drom mels aardig vond zou eens te kunnen regeeren. Een half uur kon hij rustig koffie drinken en wilde juist aanstalte maken tot wat krachtiger drank over te gaan toen weer iemand kwam. Dezen keer was het een sergeant, een zijner superieuren cn dc arme oppasser beefde bij de gedachte, dat deze iets zou merken, maar tevens vond hij de gelegen* beid te schoon, om die voo. bij te laten gaan die man had hem zoo vaak üitgescholdeh hij zou hen», nu eens te pakken nemen. Luitenant. Ah vriend, hen jij daar, dat is mooi. ik wou je juist spreken wat he)« jij van morgen voor uitdrukkingen gebruikt omtrent don kapitein en den luitenant i Ik, luitenant? Uitdrukkingen f Ja jij, of wou je soms ontkennen, dat je den kapitein een heer en den luitenant een windbuil bobt genoemd De sergeant kreeg een hartklopping van schrikinderdaad had hij die woorden gebruikt. Ga heen en meld je voor vier dagen politie kamer. Toon dc sergeant de trap afging, wreef de oppasser-luitenant zich vergenoegd in de handen -. -Ziezoo, dat is er weer een, die niet zeggen zal, dat de luitenant naar Parijs is. Maar nu hoop ik, dat er geen mensch meer komt Op 't zelfde oogenblik werd er weer gebeld en een hevigen schrik heving den valscben luitenant als daar eens een vriend was van den luitenant of een kapitein, c-f de kolonel, of een generaal i Gelukkig wat liet een heer in burger* kleeding, die -ie kamer binnentrad. Mijn waarde luitenant, aangenaam met u kennis te maken, u wacht mij, zooals ik zie.

Peel en Maas | 1904 | | pagina 1