GRATIS.
Loterijen in Duitschland.
Lof der wulle boonen.
Waarom mijn
vrouw wachtte.
ZATERDAG 25 JUNI 1904.
VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG.
No. 26.
Uitgever W. A. van den Muxckhof, Venray.
MAAS
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
Prijs der Advertentiën:
van I4 regels 20 c.
elke regel meer 5 c.
groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3raaal geplaatst, worden 2maal berekend.
Zij, die zich voor 1 Juli
op ,,Peel en Maas"" abonneeren,
ontvangen de nog deze maand
verschijnende nummers
i W a
"Bemint uw naaste gelijk u zelve
*Do naastenliefde is de doodgraver
van den vooruitgang.''
Zoo staat in grillige maar ooi
in gruwzame tegenstelling de oude
leer van het Christendom mot de
nieuwe der zoogenaamde wijsbe
geerte.
Stond de eerste zinspreuk gegrift
op de marmeren tafelen waarmede
eens Mozcs, de geduchte leider der
Joden afdaalde van den Sinaï, de
tweede is van iemand, die door het
moderne ongeloof op het schild werd
geheven die, hetzij in 't voorbijgaan
gezegd, meer zielen heeft vergiftigd
dan ooit cenige ongeloovige hoog
leeraar ter wereld maar deed.
De naastenliefde zou het graf ,van
den vooruitgang graven
u'etiAuv. ,4j ,:i k.q»--' nVA.1!' i.:
diep moet men vallen, wanneer men
ophoudt Christen te zijn.
Maar aanschouw eens het leven
en streven der' toonaangevende klas
sen, en gij zult zien, dat ze zich
dat woord hebben eigen gemaakt,
dat ze er ook naar handelen in het
klein, zoo goed als in het groot.
draaien van zijn
heeft verdiend.
Maar men vertelt niet, hoeveel
tranen er aan die miHioenen kleven,
hoeveel bloed.
Ja, zulke winsten kan men maken
als men de leer huldigt, dat naasten
liefde van den vooruitgang de dood
graver is,
Dan heeft men geen geweten meer.
Dan worden de mensehen die niets
kennen dan geld verdienen, geld
maken, ware bloedzuigers.
Listen en kunstgrepen, die ten
hemel om wraak roepen, worden
verzonnen, om de geldwaardige pa
pieren in de laagte te brengen dan
koopen ze ze weer op, om ze later
duur te verkoopen.
Dat noemen ze zaken doen, die
beursmannen, maar roovers zijn 't veel
gevaarlijker dan de verschrikkelijkste
roofridders en struikroovers uil de
Middeneeuwen
Millioenen worden verdiend ja,
gewonnen, en duizenden van kleinen
luiden brood en bestaan oi.tnomen,
geheele families tot den bedelstaf
gebracht, zonder dat de snoode
bedrijvers ooit vrees behoeven te
hebben, dat men ze op zal knoopen
hoog- of laag.
Bloed kleeft- er aar. hun., winst,
bitXil
hand, millioenenI Ontsteek in mij eon viammetje van
binnon,
Opdat 't kruitaardig ehtervuur
In laaien vlam sla Ir- dit uur
Ik wit nu van verheven dingen spreken,
Welke iedereen, die- wijs is, eert.
'kWil zingen voor de dicht'ren en de
[leeken,
Met wie de dichter mo verkeert,
k Wil zingen, dat het eind van alle lij
fden
Nog naar mijn zinge.i blijde hoorl;
Dat Japanees en RÜS in 't woedend
[strijden
Nog door mijn zingen zijn bekoord
Ik zing goen leed, dat hanen vraagt of
(zuchten;
Niet van den strijd, die lauw'ren
(brengt;
Niet van de liefde, die verzengt,
Al wie haar gloed n.et wijslijk wou
';'i (ontvluchten;
Mijn lied beweent geen,wreed verloren
(kronen;
Het zingt den lo£-ajfee» der wulle boo-
(nen.
«Een krans om hem te omkronen.'
JAN.
Over dit onderwerp werd dezer
dagen te Berlijn een voordracht ge
houden door prof. dr. Paul Mayet,
lid van het Keiz. Statistisch bureau,
o. a. (en betooge, dat de omvang
van liet Duitsche loterijwezen van
jaar tot jaar toeneemt. Uit het be
taald zegelrecht kan worden afgeleid,
dat in 1882 rond 122 millioen mark,
in 1902 rond 274 millioen in de
verschillende loterijen is ingelegd.
Met 4.33 M. per hoofd is het in dit
opzicht in Duitschland ongunstiger
gesteld dan in Spanje, Italië en
Oostenrijk, waar omstreeks het mid
den der 90er jaren de inleg per
hootd ongeveer '2.80, 1.72 en 1.21
M. bedroeg. In geen land der wereld
is de omvang van het loterijwezen
zoo groot als in het Duitsche rijk
...i.
"grootmoedig-' geeft dezelfde hand die
zöó misdreef, een milde gift als ei
rond wordt gegaan voor een liefdadig
doel, en wijst geen enkelen armen
van zijn deur terug.
Of, de heirol weet! behalve zulk
een gehuichelde naastenliefde houden
ze er nog een gehuicheld godsdienstig
gevoel op na.
'Dat is de humaniteit, die in de
plaats trad van de oude naastenliefde.
Doch laten we 't niet loochenen,
laten we 't bewijzen ook in onze
woorden ware naastenliefde geeft
slechts het Christendom.
Omdat dit alleen leertde goederen
dei' aarde zijn niet ons ideaal, maar
moeten ondergeschikt, onderworpen
aan het hoogste ideaal, aan God.
Naar vooruitgang streven is goed.
Maar eerlijk, niet gevoelloos zijn
naasten uitzuigen.
Bezitten, alsof wij 't niet bezaten
van den overvloed den naasten mee
deden, 't is de oude maar de gezonde
leer.
't Is eenigen tijd geleden, dat te
Parijs een pastoor predikte voor een
zeer fijn publiek.
Ten slotte zei hij "Misschien ver-
«wacht gij, nadat ik u zoolang ge
sproken heb over de naastenliefde,
"dat ik u om een aalmoes zal
"Vragen of om een kleine bijdrage
"Voor een liefdadig doel.
"In 't geheel niet.
"Ik heb slechts een eenvoudig
verzoek -lot u betaalt uw schoen
smaker, uw kleermaker, uw naaister
Groote verwondering maar diepe
indruk bij al die Voorname dames
en heeren onwillekeurig keken zo
naar hunne toiletten, waarvan cp
de betaling misschien nog wachtende
waren arme handwerklui en arme
naaisters.
Toen kwam het slotwoord "Zijne
rekeningen niet op tijd betalen mijne
dames en- heeren dit is diefstal
plegen."
De vermaning was waar. Ze gold
niet alleen voor Parijs maar ook
elders.
Maar dit is een voorbeeld in 't
klein, oen bewijsje van het gebrek
aan naastenliefde, bij do helden van
den tegenwoordige» tijd en ook deze
soort van hunne naastenliefde, och
er wordt geen aandacht aan geschon
ken, maar ze heeft reeds menig
handwerksman tof ellende en wanhoop
gebracht.
Ia de wereld" hoort men r.og heel
andere staaltjes.
Men vertelt van mijnheer A. of B.
dat hij in een minuutje, met 't om-
Wulle booner, zijn,
Gelijk historiesjpelden,
Het lijfgerecht van dichters en van
(helder..
Liet niet c 1 j|d
dj»-'— vaa":"'["Heten
'i/rUhiTS; 'tr.tg
Naar wulle boönen vragen!
De werelddwinger Alexander,
Toen hem en hee' zijn heer
Op zeek'ren keer
De honger duchtig plaagde,
Zoo meldt ons toch zijn hofpoëet
Een man, die alles fijntjes weet,
En 't geen hij niet wist, fijntjes vraagde
Had zonder twijfel, zoo hij 't had
(geweten,
Toen wulle boonen meegegeten.
Pythagoras wist voor de grootsche ziel,
Die bij het sterven hem ontviel,
Geen grcotschcr woning aan te toonen,
Dan juist die lekkrc wulle boonen.
O ijvert steeds, gij leerbezorgdo
'vrouwen,
'Om groote' boonen te verbouwen;
Vervangt de schoonste bloemenkeur
Door frisschon, grooton boonen geur
Hij komt
VOORZANG.
Anga! Anga, wil niet toornen.
Nu de Muze dicht,
'Wal in onze blijde dagen
Op haar wegen ligt.
Anga! Anga! Altijd ernstig
Is toch ook niet goed.
Laat haar schertsen, nu het voorjaar
Haat' verjongt het bloed.
Anga? Anga! Kijk niet lèclijk,
Als zo in dart'len lust,
Nu en dan eens, in 't voorbij gaan
't Arme, koude proza kust.
I1YM\E.
Voort Zorgen, voort
Komt op, verheven
Ik, dichter, spreek t bevelend woord
Hij komt! De wulle boonen-
(lijd
Iloe mij zijn naderen verblijdt
Dan ziet men 'i heerlijk spek,
Verbroederd met de wulle boonen,
Verdwijnen van het tafelblad.
Verdwijnen achter blijde koonen,
Hij komt Ilij komt De wulle boonen-
(tijd
Waarin ons de aard met hare schatten
Zoo overvloedigiijk verblijdt
In boonen, dik, met zwarte gaten
Wie is toch het genie, dat vond
Het heerlijke van deze vruchten?
O wist ik waar zijn grafsteen stond:
Hoe zou 'k vol vuur daarhenen
vluchtten
Met boonen en gebraden ham
En peterselieblaadjes
Sierde ik het graf, dat hem opnam
Tot in de verste, kleinste gaatjes
En ik zou beil'leu op zijn graf
»Hier rust, die ons de vreugde gaf,
"Der lekk're wulle boonen
"Stuur mij die boonen, wandelaar,
"En maak dan van haar schillen
(klaar,
een kwart milliard inleg 'sjaars
Op de rijksbegrooting voor 1904
is voor zegelrecht alleen voor de
staatsloterijen 39.4 millioen uilgetrok
ken. In het geheel worden 7.6 mil
lioen heele loten uitgegeten, die weer
OC pi 1 =5.-. -T' «jJjj, - .Dl t.O «.<\7ÖL0"0
heele loten, 15 pCi of 2.280,000
halve loten, 25 pCt. of 7.600,000
kwarlloten en 50 pCt. of 30,400,000
achtste loten, te zamen een loterij de
biet van 41 millioen stuks loten.
En volgens de "Lotteriezeilung" ziju
in 1902 bovendien ongeveer 7 millioen
stuks loten in particuliere loterijen
gespeeld in 't geheel dus voor het
jaar 1902 ca. 50 millioen loten.
Aan den totaal-inleg van een kwart
milliard nomen misschien 5 millioen,
misschien ook 15 millioen personen
deel.
Hot juiste aantal is moeilijk te
berekenen. Als zeker kan men alleen
aannemen, dat de speelzucht een breede
lagen van de bevolking aautastend
sociaal verschijnsel is.
Het netto-verlies van de spelers
raamt dr Mayet op 78 7 millioen
Mark bij de Staatsloterijen, en op
10,7 millioen bij de particuliere lote
rijen, te zamen rond 90 millioen.
Men mag ook aannemen, dat 3/1 van
hét spel, derhalve ook a 1 van het
verlies, op don middenstand en de
lagere volksklassen drukt.
Ik had zoo juist ontbeten en mijne vrouw
een oogenblik alleen gelaten, ora me to laten
scheren. Na de operatie zouden we samen
cenige bezoeken afleggen.
Bij een kapper in de rue du Chateau
d'Eau (eene Parijsche straat) ging ik binnen
Er stond een leuningstoel leeg, dien bij
me met eene waardige handbeweging aan
wees.
Mijnheer is aan de beurt; wil mijnbeer
zoo vriendelgk wezen van plaats te nemen?
Scheer rac asjeblief, zei ik.
De kapper riep zijn zoon, een jongen van
16 jaar ongeveer, en zeide hem: Voor proef
kunt gij dezen heer wel eens scheren.
Ik weet niet of het gaan zal vader, ik
beef zoo.
Kom, kom, geen zorg. Dat zal wel over
gaan.
Als ik u vragen mag, mijnheer, bon ik dc
eerste, dio door uw zoon geschoren zal
worden
Ja, mijnheer, u is de eerste. Hij dient
toch met iemand te beginnen.
Ja maar, zei ik, het lgkt mo niet bijzon
der, dat ik juist die eer heb.
Stel u gerust. Ik blijf er bij.
Alfred opende eene lade; koos een scheer
mes.
Ik was alles behalve gerust op den afloop.
Zei je mes aan op de manier, die ik je
aangaf: gelgkniatig drukken over de geheele
lengte van het aanzetleer,
Alfred gehoorzaamde.
Best, zei de vader: nu nog even op de
handpalm.
Zal het lang duren! vroeg ik. Ik heb
weinig tijd.
Een weinigje geduld, mijnheer, ilij begint
aanstonds.
De jongeman maakte do zeep gereed.
Flink zeepen, zei de vader. Denk er aan
goed gezeept is half geschoren.
Ik had veel lust ora er van door te gaan.
In alle volmaaktheid werd ik ingezeept
mijn neus, mond, mijne ooren waren spoedig
onzichtbaar.
Hij zeepte maar door.
-Houd op!" schreeuwde ik. Ik stik
Geen nood! zei de vader. Genoeg gezeept!
De leerling zwaaide het scheermes.
Hoogrood stond zijn gelaat, hg aarzelde.
Ik beef, zeide bij.
Overwin je ontroering zei de vader.
Altoos hooger klom mijn onrust.
Zonder ongeval werd mijn linkerwaug
52-v r.L-4 «t -r
Plotseling gaf ik een gil.
Hij had me gesneden.
In den spiegel, dien ik greep, zag ik,
hoe het bloed overvloedig uit de wonde
liep.
Beteekent niets, mijnheer", zei de kap
per laat het bloed maar loopen 't houdt
van zelf wel op".
De eene bak met water na den anderen
kleurde ik met mijn bloed. Eindelijk was
bet gestelpt.
Weder greep mijn beul bet mes en
schoor me zonder verder ongeval.
Ik herademde.
-Uitstekend", zei de vader en de knechts
roepend, voegde hij er bjj -heeren,
beoordeelt het werk mijns zoons".
Beurtelings betastte ieder hunner ze
waren met vijven mgn gezicht met
hunne vieze handen, kreten van bewondering
uitstootend.
Ik wilde opstaan.
-Een oogenblik, mijnheer", zei de kapper m
Hij riep zijne vrouw, die in liet achter
gedeelte van den winkel was.
-Kom gauw, riep hij.
Zij snelde toe.
-Beschouw het werk uws zoons", zeide hij.
Hare hand gleed over mijn gezicht.
Ja, mijnheer heeft de eer gehad de eerste
te wezen, die door onzen zoon geschoren
wordt; slechts óénmaal heeft hij mijnheer
gesneden.
Die engel, riep do moeder. Kom Alfred,
dat ik je aan mgn hart druk.
Zij viel in de armen 'naars zoons.
Nu zal ik eindelijk heen kunnen, dacht
ik.
Ik stond op, maar do kapper dwong me
opnieuw te gaan zitten.
Mijnheer, zeide hij, doe me 't genoegen
van nog een oogenblik te wachten. Ik zond
om de buren, bewoners van dit huis, klan
ten van me. ora hun het werk van Alfred
te laten zien.
Maar ik hob baast.
Een oogenblikje.
Ik wacht.
Een kolenbrander, uit Auvergne, kwam
binnen.
Heb jij 'm dat gelapt, jongen? vroeg hg
in zijn eigenaardige tongval, terwijl hij mo
opnam.
Ja, mgnheer Charfounac, antwoordde
Alfred fier.
De man aaide mijn wangen, mijne keol.
mijn kin met zijne zwarte kluiven.
'l ls glad al9 fluweel, zei hij. Je zult je
weg wel vinden Daar heb ja een kwartje.