HORST sa omstreken. Maria, de goede Moeder De Rozenkrans der Iersche. Het slechte dagblad. Kinderliefde. ZATERDAG 7 MEI 1904. VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 19. Uitgever: W. A. van den Munckhof, Venray. Abonnementsprijs per kwartaal. voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland by vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. MAAS Prijs der A.dvertentiën: van I4 regels 20 c. elke regel meer 5 c. groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentlèn, 3maal geplaatst, worden 2maal berekend. 't Is lentemorgen, Moeders feestdag blij, Stil tripp'len kleinen door den bloemenvloèd En zoeken Huist'reiul 't. schoonste van den Mei Om te verrassen de Moeder, zoo goed. Met rijken schat van bloemen komen zij: o Moederlief, wij blijven altijd zoet." En Moeders vreugdetranen vloeien bij liet stamelwoord van 't kinderlijk gemoed. In 'eenzaam hoekje zit een knaapje, droef en stom "Mijn dierbaar kind, waarom toch weent ge nu?' "Ach, Moeder, 'k heb geen enk'le bloem voor u. "Mijn lieve jongen, daarom geene smart; "Ook zonder bloemen zijt gij wcllekom: "Mijn dierbaar kind, kom aan mijn moederhart. In het maandschrift 'La Voix de Saint Antoine" vinden wij het volgend treffend verhaal. Gedurende een missie, te Londen ge preekt, werd een oude missionaris, Pater Conway op bezoek genoodigd door een nette familie der stad. 11e vrouw des huizes droeg onder hare sieraden ook een eenvoudige» rozen krans van iersch eikenhout. Toen de missionaris daarover verwonderd bleek, vroeg hem de dame: »\Vil ik U de geschiedenis daarvan eens verhalen?" "Zeer gaarne!1' antwoordde de Pater. «Voorop moet ik U zeggen dat do familie van Ld cirri, mijn echtgenoot, lot do fanatiekste protestanten behoort en dat mijne gedachten over het katholicis- mus heel verkeerd waren. Men had mij geleerd dat onwelenheid en afgoderij hunne groote fouten waren mijn man en ik ten hoogste bezorgd dat geen katho liek in onzen dienst trad of zich met de kinderen kon bemoeien. Eens trad een mijner kamermeisjes geheel onthutst bij mij binnen. "O mevrouw, zie eens hier wat ik gevonden heb!" riep zij. »Wei wat dan?'' "Een afschuwelijk amulet dei' papis ten" (Een afschuwelijk amulet een toovermiddel.) En zij gaf mij den rozen krans, dien gö hier ziet. "Ja waarlijk! Waar hebt go dat ding gevonden?" »Aan den ingang hij het hek, me vrouw Parr de portier zegt dat het aan een oude iersche vrouw behoort, die hier alle dagen kersen komt verkoo- pen." Ik nam den rozenkrans mee naar het salon, waar mijn man en diens jongste zuster waren; en terwijl wij onsvroolijk mankten over da bijgeloovigheden der roomschen werden twee bezoeksters aangediend. De rozenkrans werd nauwkeurig bekeken. Eindelijk liep mijn schoonzuster. "Li'lty, laat dat oude wijf morgen hier komen; dat zal lollig wezen!" Met graagte stemden mijn man en ik dit voorstel bij. De beide bezoeksters werden uilgenoodigd ook van de partij te wtzen waarvan wij zooveel pret verwachten en eenen bediende word opgelegd (Ten volgenden morgen het oude schepsel bij ons binnen te brengen. Op een bij uitzondering vroeg uur, waren wij weer bij elkander. Ilenri was bij uitstek goed gehumeurd om een bolletje te maken; maar ik dacht er ernstig over na op welke wijze ik de oude zou kunnen bekeeren. «Daar heb je ze" riep eensklaps mijn man en wij holden naar het venster om een oud vrouwtje te zien, met een dol uiterlijk voortstappend langs de oprei laan naast een grooten lakei. Zij scheen in dispuut en hevig te protesteeren. »Ik met mijn kapotte schoenen in dat schoone salon gaan... Dat kun ju begrijpen!... Als mevrouw mij iets te zeggen heeft kan zij hier komen." "Neen, noen, vrouwtje, je moet binnen komen", zeide ik haar lusschon beide komend. »Wij zullen je geen kwaad doen." «Zij maakte tegen mij een allerdolste buiging. "Mij kwaad doen? sprak ze wie Ier wereld zou mij kwaad kunnen doen? »Wel neen! Niemand, hoor! Kom jij maar gerust binnen". Eindelijk besloot zij daartoe, waarop het volgende gesprek plaats vond. "Vrouwtje, heb je niet wat verloren? "Ik weet hot waarlijk niet. Wat zou de arme Marie Teenan kunnen verlie zen?" »0 maar zeker heb je wat verloren. Gij hebt je afgod verloren." Mijn afgod verloren daar beware mij de goede God voor: maar wat wilt U daarmee zeggen? Word maar niet boos, Teenan Gij hebt iets verloren, dat gij, papisten aanbidt. En ik liet haar den rozenkrans zien. «O heeft U mijn rozenkrans gevon den? Daar ben ik blij om! God loone U mevrouw; dat is alios wat ik U zegcen kan. Ik hen U zeor dankbaar daarvoor. "Wacht een bealje, asjeblieft. Weet gij wel dat het zonde is afgoden te aan bidden?" Maar ik aanbid geen afgoden! En-de arme Iersch bleef staan Pater Mahey die God in Zijn glorie hebbe opgenomen! heeft me geleerd den rozenkrans to bidden en mij daarvan de beteekenis uitgelegd. ik glimlachte medelijdend en zeide haar: Maar mijn goede ziel. gij moest liever den bijbel lezen, dan uw door uwe priesters te laten tvranniseeren en bt toovcren! De Iersche had hare verlegenheid geheel afgelegd; want lachend ant woordde zijMaar mijn goede mevrouw ik kan heelemaal niet lezen; maar ik heb eienvoel godsdienst als vie ook. Zij liet de kralen door hare vingeren glijden en met eenigo verheffing van stem, sprak zij ernstig; lk weet wei, dat gij mij uit zult lachten. Maar toch ziehier wat ik in dien rozenkrans lees. Luistert. Ziet gij dit kruisje? Nu als ik dat zie, herinner ik me hoe Jezus op Calvarië gestorven is, ik denk aan Zijne wonden en smaiten en zeg -O zoete Jezus, ["bewaar mij voor zonden". En zij kust het kruisje. Ziet gij nu dio grooié kraai en die j drie kleinen? Zij zeggen mij hoe er éen God is èn drie personen. Het oudje wachtte oven als om adem j te halen De rozenkrans zelf is samengesteld uit vijftien geheim ter eere der Moeder Gods: vijf blijde (en zij noemde die) vijf droevige en vijf glorierijke (zij noemde die eveneens). En bij deze laat ste werd zij nog ernstiger, j Z'et go als ik door de wereld ga, om moeilijk maar eerlijk mijn kostje Ie verdienen, dan bid ik de glorierijke, is mijn dag slecht geweest, zoodat ik 's avonds niets Ireb om te eten, dan bid ik de droevige en zeg tot mijzelve Marie, wat is uw lijden, bij dat van Jezus? Zijt onbezorgd, eens heeft alles een einde en God zal U goed doen ster ven en Zijne gloi ie schenken. En als ill vermoeid ben van mijn dagelijkschen rondgang kan ik niet beier doen, dan de geheimen ovei wegen van Haar die ons aller Moeder is. Zoo breng ik mijn dag door. "Kom, kom, bromde mijn echtgenoot, wij hebben er genoeg van, geef den rozenkrans terug aan die vrouw en laat ze ophoepelen. Niemand onzer durfde spreken over hetgeen wij daareven gehoord hadden, maar ik vroeg mij zeiven af, of dat nu die godsdienst was, waarvan men mij zooveel kwaad verteld had. Ik ontmoette Marie nog dikwijls cn op mijn herhaald verzoek gaf zij mij haren eenvoudigeu rozenkrans. Dooi dat gebed kwam de genade in zoo rijke overvloed, dal ik, na behoorlijke onderrichting, in de heilige roomsche kerk werd opgenomen. ik verhaalde aan mijn man mijn ge luk; maar hij was daarover zóó boos, als ik hem nog ooit gezien Leb. Maar ik wachte en bad en na eenige weken zeide hij me: Ga naar uw kerk, als gij wilt; de kinderen en ik gaan naar vlo onze. Dit duurde eenige maanden loen ik mij verstoutte hem op een Zondag te zeggen: Henri, kom vandaag eens met mij mee. Hij gaf toe en spoedig had ik het geluk hem en mijne zeven kinderen in j den schoot dor ware kerk te zien opge no men. Hier hield de dame op en zag met voorliefde naar de ruwe kralen van den eenvoudigen rozenkrans, die haar meer dan alle edelgesteenten dierbaar bleven. Jan. i Mgr. Delamaire, bisschop van Périgueux, j zegt in zijn herderlijk schrijven het volgende over de slechte dagbladen: Daar is een vijand onder al die anderen, welke het meest ondernemend is, het meest gevaarlykst, het meest trouweloos, en waarnaar, helaas, het meest geluisterd wordt. Die vijand wordt door de vrijdenkerij in uwe huizen gezonden, om er wantrouwen tegen de j priesters en een zedenleer zonder God te prediken. Ik bedoel het slechte dagblad. Ik weet, beminde broeders, geen beteren dienst u te kunnen bewijzen dan u een waren afkeer in te boezemen ten zyaen opzichte. Het is de vijand uwer vrijheid en van uw huiselijk geluk, van uw geloof en uw vaderlandsliefde; vooral echter is het de gevreesde vijand van de gezonde en onvervalschte zedenleer, waarop alle voorspoed en geluk hier beneden bun grondslag hebben. Wij geven toe, dat, by uilzondering, een Katholiek door den drang der omstandigheden genoodzaakt kan worden, een dergelijk blad te j lezen; maar dat hy er zich op abonneert; maar dat hij het koopt voor een aangename tijdverpoozing, dit is een veroordeelenswaar- dige daad. Lezen dan de ongeloovigen onze godsdiensti ge bladen? Nooii! Volgt dus tot uw eigen voordeel en in het belang van bet goede hen na in hetgeen zij doen voor de verspreiding j van het kwaad. Gij zult ons wellicht vragen, waaraan het slechte dagblad te herkennen is, en dan antwoorden wy, dat het kenteeken duidelijk, eenvoudig en nooit dubbelzinnig is; dan antwoorden wij u, dat hy alleen, die het kwaad lief heeft en zich daarvoor niet schaamt aarzelen kan, om reeds bij de eerste maal, dat hij zulks een blad leest, hel te veroordeelen Het is zeker niet noodzakelyk, dat wij, om een blad onder de goede of slechte te rang schikken, een diepzinnige studie maken van de meeningen op literair of politiek gebied (dat alles is van weinig belang voor uw Chris telijk geloof;) een eenvoudigen oogslag op de houding van het blad tea opzichte van den godsdienst leeit u alles, wat gy weten wilt Als het dien godsdienst aanvalt in zijn dogma's of zijn voorschriften, als het met gretigheid. aast op ver schillende schandalige feiten, welke tegen de bestuurders onzer Christelijke scholen worden afgespeeld, als het met graagte de lastertaal ver spreidt, welke door de godde- loosheid in overvloed wordt uitgestrooid over de icligieusen van onze kloosters, ovei' onze wees inrichtingen en ziekenhuizen, dan doet zulk een trek ons aanstonds en ooherroepelyk liet blad op de juiste waaide schatten. Wy keunen. zeer geliefde broeders, uw kinderlyk veitrouwen in uw bisschop en wy zyn van te voren reeds overtuigd, dat gy met eerbied dezen onzen raad zult aanvaarden; maar mocht gij zoo onvoorzichtig zyn dien raad in den wind te slaan, dan zult gy tol uw schade den verderfelyken invloed oudervinden van die raaatscbappelyke pest op alles, wat u dierbaar is. Langzamerhand zult gij, onder den vorm van ongodsdienstige of realistische romans, van neutrale vlugschriften, van schijnbaar literaire of wetenschappelijke artikelen, de gcheelc moraal der atheïsten eu materialisten dagelijks zich een weg zien banen naar uw huis om er al uw huisgenooten te bederven: het hoofd des huisgeziut, uw echtgenuote, uw kinderen en dienstboden. Allereerste gevolgtrekking van deze herder lijke onderrichting r.y dan: Gy zult verre van u en uwe woning het slechte dagblad verban nen, daar gij er van overtuigd zyt, dat dit in uwe handen een noodlottig middel zal worden, om uw geloof te verliezen en de zedenwet te schenden. VEliVOLG VAN Omtrent het middaguur had men in het stille en vreedzame dorpje, de geboorte en woonplaats van den beklaagd, i Vincent Perclet, plotseling een schot gehoord. Na tuurlijk was iedereen onmiddelijk naar de richting gesneld, vanwaar het geluid kwam. De huisdeur der familie Perclet sU-nd wijd open, de vader van den gevangene, zijn vrouw en kinderen stonden om den haard in de keuken, in den hof onder een appel boom lag het lijk van den vermoorden boschwachter, wiens borst door twee kogels was doorschoten, daarnaast stond Vincent Perclet als versteend, doodsbleek cn met onheilspellend gloeiende blikken. De ver moorde was een persoonlijke vijand van de Perclets, wien hij verschillende proces sen had aupgedaan wegens sprokkelat yen, daar ondanks het vei bod de Perclets dik - wyls in bet gemeentebosch hout haalden. De bewijzen waren verpletterend en verboden eiken twijfel aan de schuld des gevangenen En toch", voegde de rechter erbij, -Vincent is niet schuldig". »Wy zullen zien" antwoordde de Vorst, zyue schreden verhaastend. Zy kwamen aan de gevangenis. Door een teeken met de hand legde de rechter den verbluften wachter het stilzwijgen op en spoedig geleidden twee met fakkels voorziene knechten den Koning naar Vincent's hok. Toen de deur van zyn kot zwaar in de nengseis omdraaide gntutte ziflli rercirt, die rustig en vast op een bundel strooi had geslapen, op en bewoog zijn met ijzers voorziene handen en voeten. Het was een landman van ongeveer 30 j»ar, sterk en flink gebouwd, met levendige oogen, blonde baren en bescheiden, goedig uitzicht. Ge heel zijn optreden verried een treurig cn godrukt, maar toch rustig en kalm geweten. In zeer begrijpelijke verbazing zag hij den militair aan, die daar opgericht in geheelo hoogte, de borst gesierd met orden en eereteekenen, in schitterende uniform voor hem stond. En dan trollen zijne oogen den blik van dien vreemde, dio zoo vorschend op hem rustte; aan diens zyde stond de rechter, bleek en bedremmeld, als wierd hij door een enormen last gedrukt. Cipier en wuchters werd bevolen zich te verwijderen. De deur werd achter hen gesloten, terwijl de daargelaten fakkelen genoeg licht verspreidden. Heer rechter, spreek", beval de Koning. De gevangetie verzuchtte diep. De rechter begon en met lichte beving in do stem zeide by: - Vincent Perclet luister. Steunende op zwaar belastende getuigoi.i.-ser» en bet woorJ indachtig Die bloed vergiet, diens bloed worde vergoten, beeft hel gerecht over U liet vonnis des doods uitgesproken. Gy hebt een vrouw, en uw kinderen zullen morgen weezen zyn Uw l.m.ilio en uw naam zyn voor al: yd onteoid .Op uw grafheuvel zal zich geen kruis verhellen, in 't donker zal men stil uw lijk in den grond werpen Dat alles weet gij. Gij betuigt uw onschuld en toch besluit gij hardnekkig een geheim in uw hart Nog eenmaal bid en bezweet ik U zeg de waar heid. Gij zyt dit verplicht aan U zei vei) aan de uwen, aan de maatschappij, aan God, Die U hoort en U eenmaal zal oordoeler. Vincent Perclet liet hel hoofd diep zinken. Uit zijoe oogen druppeldeu groote tranen. Dan kleurde een hoogrood zijne wangen, snel hief hij het hoofd op, drong met geweld de tranen terug en vroeg vast bestolen, -Ik ben onschuldig, gelooft gij dat Dat is mij voldoende. Ik heb niets meer te zeg gen, neen niets meer". Toen trad do Koning een schrede voor uit, legde hem een hand cp de:i schouder en zeide: -Gij zult spreken: de Koning wil het." Do Koning?" riep in hooge verwariing Vincent en knielde neer. -Sta op sprak de Vorst een mensch knielt alleen voor God, en wanneer hij genade of vergiffenis van anderen vraagt. Uw Koning is hier gekomen om de waarheid te hooren. Wilt g'y Jot men hem ten loste zal leggen, ooscbuldigen te veroordeelen en te dooden?

Peel en Maas | 1904 | | pagina 1