tn Een Chinees 't Was weer Lente. Kinderliefde. VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG. No. 17. Uitgever: W. A. van ben MuncKhof, Venray. Bij de vreemde duivels. MAAS Abonnementsprijs per kwartaal. voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Prijs der Advertentiën: van 14 regels 20 c. elke regel meer 5 c. groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3raaal geplaatst, «orden 2maal berekend. over Europeesche beschaving. Eene aanzienlijk Chineesuk overheids persoon Huan Hisnag Fu, heelt een j reis gemaakt door Europa, en geeft nu zijne indrukken aan zijne landgenooten weer in een boek dat tot titel heeft: Dat is een wonderbaar boek. Een Engelschman heeft het vertaald en publiceert ervan eenige opzienbarende hoofdstukken. In 't algemeene maakt de beschaving waarop wij zoo trots zijn, op den clii nees een eenvoudig meewaardigen in druk. Die dignitaris uit liet Hemolsch Rijk spreekt over »de arme westerlingen", gelijk wij zouden spreken over een of anderen wilden volkstam, die nog diep verzonken is in ontzettende onwelen- lieid en dolzinnige bijgeloovigheden. Daar is geen enkel bitter of hatelijk woord in het boek van den heer Huan: hij drukt zich uit in de rustige sprake van den geleerde, die een wetenschap pelijk onderzoek heeft ingesteld omti ent het bestaan van zekere vreemde en singuliere typen uit de natuurlijke historie, gelijk bijv. wij zouden doen, sebrijvenden over een vreemd 'soort apen. Zijn voorstelling is een pijnlijk nauwkeurige, maar wat ran den beginne af aan duidelijk uitkomt, is de moeilijkheid, welke de verhaler telkens vindt om woorden en uitdrukkingen voor ouzo gebruiken te vinden die voor zijne landgenooten verstaanbaar zijn. Zoo bijv. is er reeds op de eerste blad zijde van zijn boek sprake over liet kussen. Elkander kussen is in China onbe kend. Daarom schrijft de heer Huan "dat in Europa do kinderen om hunne lieide jegens vader en moeder to kennen te geven hunne lippen drukken op het onderste gedeelte van den kin huns vaders en die handeling bogelijden van een geluid, dat door het persen dei lucht veroorzaakt wordt." En met'een soort verachting voegt hij daarbij. "Zelfs vrouwen schikken zich naar deze gewoonte, die al zeer vreemd is", De spuiten, welke onze brandweer bezigt, wekken zijn hoogste bewonde ring. "Do duivels van het Westen zegt hij bezitten draken, die water spuwen, dat het vuur bedwingt; jam merlijk echter (en die bejammering is kostelijk!) ziet men ze niet dikwijls in werking." De musea van schilderijen of zaken maken eveneens een grooton indruk op Huan, minder echter die met beelden (do panoptica) .waar men langgostor- von groote mannen ziet, die zöö won derlijk zijn nagemaakt, dat men in bekoring komt hen toe te spreken Maar wat den geelen magistraats persoon tot een medolijdenden glimlach stemt in de wijze, waarop bij ons de echlgenooten zich op straat gedragen: .Man en vrouw geven den geheelen weg elkander een arm en geen van twee stemt dit tot lachen. Nog erger, daar zijn mannen, die zich om aan hunne vrouwen te behagen, ailaten tot de nederigste huiselijke werkzaamheden. en toch denkt niemand er aan hen uit te lachen!" Ook heeft Mr. Huan opgemerkt en hij laat niet na zijnen compatriotten deze dwaasheid mee te deelen .dat in Europa aan tafel de vrouwen bediend worden voor de mannen, dat dezen niet mogen rookun voor dat de dames van tafel zijn heengegaan. Op een gegeven oogenblik staan de vrouwen op en gaan heen: zoo willen de vrouwen uitdruk king geven aan de verachting, die zij voor de mannen koesteren, omdat dezen liet recht hebben om le róoken. Het handjes geven is een buitenspo righeid, die voor cnineesche hersenen onbegrijpelijk is. «Als de chinees eenen vriend ontmoet, geeft hij hem geen hand, maar hij drukt zijn eigene han den: do Europeer daarentegen is niet alleen tevreden de hand van zijn vriend te nemen, maar hij moet die hand geheel omvatten of raakt ten minste met den vinger aan den rand van zijn hoed. Die dingen zijn onbegrijpelijk".. Wat na do panoptica, de beelden verzameling den heer Huan het meest heeft getroffen, zijn de gevangenissen: "Hier kan men duidelijk zien wat dwaasheden opgestapeld zijn in de hersenen van die westersche menschen. Hunne gevangenissen zijn uitgestrekt, gebouwd als paleizen en al wat ik daar I gezien en gehoord heb, bewijst, dat men er voortdurend op uit is, om de gevangenen goed te herbergen en voor ziekte te bewaren. Dat is duidelijk het tegenovergestelde van hetgeen het gezond verstand vereischt. Indien het bij ons in China zoo ingericht was, dan zou er iiOr-it vrede zijn: men zou vech ten om in de gevangenis te komen." Op een punt geeft Mr. Huan toe dat - de Europeërs vooruit zijn. Voor het alen gebruiken zij beter bestanddelen dan wij, chineezen. «Wat hem vooral in het Europeesch menu bevalt zijn, de salade en liet ijs. De salade vooral, die voor de inaag «het I toppunt van gelukzaligheid is. Port i vindt hij een soort wijn «waarin men schnpenbloed heeft gemengd" Over de wijze van zelfmoord in het Westen is mijnheer in 't geheel niet le spreken. »In China doodt men zich zeiven zachtjes, door opium en dat is een ver dienstelijk werk Men sluimert in. Geen chincesch zal er ooit aan denken I zich te verminken. Dit juist doen de westersche duivels. Zij vermoorden zich i zei ven op weerzinwekkende wijze, j Soms werpen zij zich van een kolossale hoogte op de straten neer, op een andere keer gaan zij op de rails liggen en wachten tot een trein komt, die hen in stukken rijdt. In 't kort zij gebruiken tot zelfmoord middelen, die waarlijk medelijden wekken". Wat niet minder het medelijden van den Chinees gaande maakt zijn onze dansen, onze bals. «Ziehier hoe die zaak toegaat. Gij wordt uitgenoodigd om sprongen te komen maken en gedurende j een geheelen avond een wonderbare houding aan te nemen, geheel anders dan en tegengesteld aan die, welke de natuur geeft. De dansvoetder wijst ♦aan dat deze man aan deze vrouw wordt toegevoegd. Dan geven zich die man en die vrouw den arm: zij draaien. springen, gaan voor en achteruit, staan stil, kijken elkaar aan als standbeelden en beginnen dan op nieuw sprongen te maken! Zij spannen zich zoo in, dat het zweet hun in groote droppelen van het voorhoofd valt. Maar het schijnt dat dit pleizierig is. Begrijpt gij daar iets van?'' Ach, goeie mijnheer Huan, gij staat niet alleen in uwe verwondering. Geloof me, daar zijn vele westersche duivelen die het evenmin begrijpen j als gij Deze indrukken herinneren ons aan hetgeen een Japansch gezant schreef naar zijn land over de'vastenavond- dagen en aschwoensdag. «In de drie eerste dagen zijn de menschen hier totaal gek. Op den vierden dag echter j gaan zij naar hun tempel en een hunner bonzen (priesters) raakt hen aan 't voorhoofd; dan krijgen zij het j verstand terug!'' Th. i t Was lente, een friss- ne, heerlijke lentedag, die bet m*vl eenvoudige landschap nog toovert tot een paradijs j vol bloemengeur en vogelenzang. Geene lente echter voor don jonge ling, die daar neerzat al uren lang aan den zoom van het groenende woud, een weemoedigen trek om zijn lippen, achteloos ziende voor zich uit, zijn hoofd stuttend in den palm zijnor linker - hand. Hij had 't stadsgewoel ontvlucht, I alleen wilde hij zijn, alleen met zijn smart. Boven zijn hoofd kraakten en krik ten de denhontakjes, zacht zwiepen, en wuivend hun groot aan de lente- vrienden. Anders stil, eenzaam stil. Nu en dan ontsnapt een zucht aan de borst van den mijmerendên jongeling wiens oog geen blik van bewondering gunt, aan die natuur in al hare lente- pracht. Eensklaps, een frisschc, forsche bries. Sneller en feller „takkenbeweeg. gekrik- krak van alle kanten. Zijr. droom heeft uit; de jongeling"ziet op. Daar omhoog. een geknakte dennentak En zij 11 oog wendt zich af en nauw hoorbaar, zacht: geknakt., I geknakt ook mijn leven is geknakt. j geknakt voor inmer. j Langzaam zinkt hem 't hoofd op de 1 borst In zijn oog een traan, een traan des harten. Wat geluk, wat rust bracht hom nu zijn rijkdom, hier in 't verre land in woesten ijver gewonnen. Dat verleden, dat zwart verleden, zijn loodenhand zoo zwaar drukkend op zijne ziel. En voor zijn oog gingen zijne kinder- jaren, doorgebracht in eenvoudig gelooven aan de zijde zijner moeder de goede. Toon de tijd, die bracht de noodzakelijkheid van te werken voor 't dagelijkscli brood. De groote stad, waar hij vond die makkers. En toen die nacht die schrikwekkende. en 't fluisterende "diefstal, dief' een weenendc Moeder. een gevluch te zoon, een gevluchte dief; en weder om zacht, heel zacht een Moeder lijk. en tranen parelen op z-jn wangen en glijden zaehtkens op 't donzige mosen jaren verliepen, en de misdaad geboet, zoo zwaargeboet en vergeven, zoo hoopt hij, bij God Wederom dringt zijn blik in dien eindeloos diepen hemel; dan op die ontwaakte, ontwakende natuur. Welk een toovermackt toch de lente bezit. Vroolijkheid en leven heeft zij gespreid overal, in alles. Wat bekommert zij zich om dei: strengen winter, die nu eindelijk voorbij is. Met bruidenlach zweeft zij den zomer tegemoet om dan te vervullen de beloften, die juichend zij doet. En sneeuw, en koude, en ril ling en ijs zij zijn voorbij, lentefeest nu, lentefeest, En na zijn winter, geen lentefeest?... En weer een droeve, strakke blik, 't moede hoofd diep gebogen, mijmerend, peinzend en stil en Zilverreine klokkeklanken klinken over beemd en veld, dichtbij, heel dichtbij. Hij luistert. Een kloosterklok je, kling, klang, kling, kiang. En die tonen, zij naderen óén voor édn, over de lange, groene bosschen trippelend en huppelend, als engeltjes met wit gevlokte vleugelen, spelend es lachend. Vlug vliegen ze aan, die kleinen, hem wenkend en roepend; "kom mee, kom mee, volg ons;" als een roodcrooze wolk zich stuwend en dringend vooruit. Kling, klang, kling, klang. Eu zwe vend om hem henen en fluisterend aan zijn oor, nemen zij hem op en voeren hem voort... "kom mee, kom mee",... zoo teeder, zoo lief, zoo dringend. Verder... verder... Daar in gloedroo- den avondzonneglans een kerkje, op zijn torenspits 't kruis, fonkelend van goud en juweel. Steeds... kling, klang, kling, klang... Zij wijzen, en troo- nen en vleien maar voort... De jongeling treedt binnen. Vrome mon niken liggen biddend neer. Daar ruischen hun gezangen door't eenzame, stille bedehuis, stijgend langs bogen en gewelf, dan stervend, langzaam... Domine... ad adjuvandum... me Uit zijn harto trilt hel; bidden, ja bidden. En op zijn knieën, de gevou wen handen hellend omhoog;... mijn God... Vader... geef kracht... moed... rust... En toen! om zijn lippen een lach, in zijn oog een traan, kalmte en lust op zijn gelaat en lente, heerlijke, vroolijke lente, gouden lente daarbin nen weer in de ziel. Spero. In de tij len die voorafgingen aan de revolutiedag van 1848, waren do Koningen van Sardinië gewoon jaarlyks een-of twee maal hunno onderdanen in Savoije, de wieg van hun geslacht, te bezoeken. Dit bezoek ging zonder pracht of praal, maar kenmerkte zich door de hartelijkheid, waarmede de bewoners hunnen geliefden vorst omringden. Z >0 geschiedde het eens dat Karei Albert, iti de dagen toen hem de bijnaam -de Verhevene" nog niet gegeven was, zich over den Mont Cenis naar St, Johann de Maurien- ne, de schilderachtige hoofdplaats eener oude provincie begaf. Hij was slechts vergezeld van een vleugeladjudant en een ordonnans officier; voor hem uit echter reed een koerier om verblijf voor de vorst te bestellen. Zijn inkomst had den bewoners opgewekt om met zenuwachtige haast eenige versierselen aan te brengen; in zondagsche plunje gingen burgemeester en gemeenteraad hem te geraoet, en bij het binnenrijden van het vorstelijk rijtuigen boden in 't wit gekleedde bruidjes den hoogen bezoeker schoone bloemruikers aan. Dc Koning stapte uit en deed zijn blijde inkomst te voet tusschen den Bisschop en den Burgemeester der plaats. Zya gevolg werd gevorml d*or zyn juichend volk zond3r onderscheid van sta 11 of rijkdom. Nadat hy inde kathedr.nl en op het graf zijner voorouders had gebeden begaf hij zich naar hot bisschoppelijk paleis, wairin hij gedurende zyn oponthoul verblijf lud ge nomen. Vermoiid door de reis begaf zicli de vorst spoedig ter ruste en verviel in een diepe en weldoenden slaap. Nog niet lang had hy geslapen, toen hij uit zijn rust werd opgeschrikt d;>r den schellen klank van een bel. In de voorzaalen op de gangen hoorde hij oen verward rumoer. In de kamer, grenzend aan zijn slaapvertrek verneemt hy het gedruisch van half versmoor de stemmen en na verloop van eenige minuten treedt de wachthebbende officier, markies C de B eon saroysch edelman, in 't vorsten kamer* -Wat rtu?" vraagt do vorst, wel eenigszins gestoord over zijn onderbroken rust. -Wat is er nu nan de hand, myn lieve markies?" -Sire. de ambtsrechter van Maurienne verlangt absolüul.ioegang. tot Uwe Majesteit. Het gaat over een zeer gewichtige zaak, die geen uitstel duldt, tenminste volgens de bewering van dien Heer. Een kanunnik van de kathedraal, eon der achtenswaardigste persoonlijkheden, de hoogeerw. heer Siint Vital, vergezelt hem." -Goed antwoordde de koning eenige oogenblikken! Binnen vijf minuten zal ik de Heereo ontvangen.' Na eenige minuten stonden de geestelijke en de rechter voor Koning Albert, dio den laatste aandrong te spreken. -Sire. begon de magistraat Uwe Majesteit is de hoogste Rechtsinstantie voor dit Koninkrijk. Moge Uwe Majesteit het mij vergeven, als ik Haar op deze tijd bid gerechtigheid te plegen. In de gevangenis onzer stad bevindt zich een ter dood veroor deelde Do Koning onderbrak den spreker door geen enkel woord. -Een terdood veroordeelde, dio morgen zou worden terechtgestold, indien zich Uwe Majesteit niet -hadde verwaardigd onze stad met een bezoek te vereeren. Ik moest deze straf over beklaagde uitspreken, omdat hy van moord op eon boschwachter beschuldigd wordt. Alles spreekt 7an zijn schuld, nllen veroordeelen hem, allen. Sir»». En toch na dat ik hem veroordeeld heb. heb ik nog twee dagen en tweo nachten doorgebracht met het nazien der processtukken. Ik heb nagedacht en overwogen en len tot do slot som gekomen dat dezè veroordeelde, die niet ophoudt- zyn onsohulJ te betuigen, werkelijk onschuldig is en onrechtvaardig veroordeeld werd. Daarvan heb ik de stel lige. onwrikbare overtuiging De veroordeelde zelf is geheel gelaten in zijn straf Hy had een laatste onderhoud met zijn vrouw en drie kinderen. Hij weende, maar hij bekende niets. Maar ik, ik zou geen rustig oogenblik meer hebben, indien hij gedood werd". Nog al:ijd zweeg do Koning. Toen nam de priester het woord en zeide: -Sire. ik ben aalmoezenier der gevangenis; ra»ar ook ik heb de ovet tuiging, dat die man on schuldig is: De Koning scheen in diep nadenken verzonken. Eindelijk gespte hy zyn zwaard aan en mompelde -Vrouw en drie kinderen" en luide sprak hy dan: -Gy hebt gelijk. Heeren; hier raoet gehandeld worden. Als gij voor oas wilt bidden, heer kanunnik, ga ik met den rechter naar de gevangenis -Zou Uwe Majesteit op dit uur naar de gevangenis willen gaan? riep len hoogste verwonderd 'Je rechter. Da Koning is de hoogste rechtsinstantie van dit Ryk. hebt gy zelf daareven gezegd. Zijt gij dan misschien gekomen om voor den veroordeelde genade te vingen? Ik wil geen genade geven, maar gerechtigheid oefenen. Ga mee, mijnheer!" -Maar als nu de aangeklaagde, Vincent Ferclet, weigert te spreken?" -Vincent Ferclet zal spreken zeide Karei Albert de koning wil het". In den donkeren nacht schreden de Koning en de beambte door de nauwe en stille straten van het stadje, hetwelk slechts spaarzaam d mr den bleeken schijh der maan werd ver-

Peel en Maas | 1904 | | pagina 1