W. van den Munckhof-Sasseii Ze ze IH y? a a a n a a Bpl sa QmM de gevlogen wielrijder. ZATERDAG 21 MEI 1898. I L i; A i> TA A Tl HANG. No. 21. BÉ Uitgever: Deze Courant verschijnt iedercn Zaterdag. Feuilleton. Ifti ''3 Abonnementsprijs per kwartaal, Prijs der Advertentiën dvertentien of Ingezonden Stukken gelieve men Vrij- Ijag vóór 2 uur 's middags te bezorgen aan het Bureau van «Peel en Maas" te Venray. Hebt ge 't al gehoord? Ze Keg gen het allemaal. Wat? Maar mensch, zijt gij dan een vreemdeling, hebt ge er werkelijk nog «iets van vernomen t 't is toch op ieders tong. Kom, kom, houd u nu maar niet zoo dom, en.... maar /.eg, vindt gij het ook niet verschrikkelijk Maar mensch, /eg dan toch vat liet is! Wel, dat miserabel geval met buurman, en het moet waar zijn zooeven kwam ik nog iemand tegen, die mij bepaald verzekerde, dat bet hem do«>r wel 10 personen verteld was. Het is toch iets te zeggen; wie zou dat nu gedacht hebben van zoo iemand; iedereen zegt dan ook, dat men aan dit geval weer eens kan zien, hoe weinig voltrouwen men op dc menschen kan stellen. Maar vie zijn het dan toch, die dat vertellen Wie Wel, letterlijk iedereen, 't Is als een loopend vuurtje rond en overal hoort men cr schande over spieken. |)at is alles goed en wel, maar noem mij eens de namen van uwe zegslieden 2- Namen, namen, wat wilt gij uw ook; namen Honderd namen kan ik u noemen: in alle herbergen, op straat en in de huizen, overal wordt er over gebabbeld. iT Maar is he^'dan zeker Natuurlijk', ze zeggen het, en hoo zou men anders op de gedachte komen I)it is nu juist niet moeielijk; daartoe behoeft tuuii slechts één vijand te hebben Jawel, inaar het kan toch ook waar zijn. Zeker, doch stel nu eens "t geval dat ze 't niet bij 't rechte eind hadden, dat het niet waar is wat ze vertellen, dat het gerucht zijn oorsprong nam uit een verkeerd begrepen woord, uit een niet waargenomen feit; bet zou kunnen zijn, dat er broodnijd of jaloe zie in het spel was, dat het slechts verzonnen is, of minstens genomen groote overdrijving er bij te pas is gekomen. Ja, ziet ge, persoonlijk ben ik er niet bij geweest, maar als ze het toch zoo algemeen zeggen, en zoo openlijk durven te 'rtellen dat het waar is, dan kan m-n er toch haast niet meer aan twijfelen. Maar nog eens, het kan een praatje zijn... Nu, het is mogelijk, dat do men schen liet een beetje vergroot hebben, een enkele kan er wat hebben bijge daan, dat geschiedt on willek-ui ig, als de een wat aan den ander vertelt; maar dat het heclemaal gelogen of verzonnen is, dat maakt gij mij niet wijs. Hoe zouden ze er dan aan gekomen zijn Neen hoor, ik denk altijd maar aan het oude spreekwoord: «Kr wordt geen koe bont genoemd, of cr is een vlekje aan." Akelig spn-ekwooid, dat al menig maal iemand er toe gebiecht heeft, iets kwaads te gelooven van'den een of den ander, omdat het nu eenmaal gezegd werd, en dat tot schadeWor zich/elven, en tot schade voor hem, van wien het werd geloofd. Zo zeggen.... Wat ze» zeggen? Praat jes uit gebrek aan 'en degelijker gesprek. Hoe die praatjes ontstaan Ja, als men altijd dek oorsprong er juist van kon nagaan, dan zouden er wonderlijke dingen voor den (lag komen. Men heeft iels geiden met een half oog, iets gehoord met een half oor, en direct is men gereed om allot lei veron derstellingen te maken, allerlei combi naties worden bijeengefcnóopt, eu zoo is^ er wat gevonden. Had men echter goed geluisterd, of de verbeelding niet zio sterk lateu werken,/dan zou het gebleken zijn, dat men het zoodoende ,!iak ver uiis ha;i. Dat slechte zjen of hboren heeft al tot heel wat praatjes aanleiding gege ven, heel wat kwaads gebrouwen. Maar nog lager zijn de praatj-s,- die met een boosaardige bedoeling zijn uit gestrooid. Het is haast niet te begrijpen, dat er menschen zijn, die dit zoo lichtvaardig kunnen bedrijven. Immers, welke vreeselijkfe gevolgen kan vaak do afschuwelijke laster na zich slepen. Hot is toch een feit, dat het kwaad zoo licht geloofd wordt. Ken zoo losweg uitgesproken ver dachtmaking vindt zoo licht aanhoorders en even als Óen kleine sneeuwbal, die van een berg rolt, kan veranderen in eon alles verwoestende lawine, zoo ook eindigt de laster gewoonlijk met de totale vernietiging van het levensgeluk des belasterden. En hetjgwgste is, dat zulk een vijand meostiijds niet bekend wordt. «Men" zegt het, en die akelige «men" is iedereen, of eigenlijk niemand, w ant door de algemeene verspreiding van een praa'je, verschuilt iedereen zich achter zijn zegsman, en daar de oorspronke lijke verspreider ook spreekt van hooren zeggen, blijft de oorzaak natuurlijk verborgen. En over dit vreeselijk kwaad, dat meestal onherstelbaar is, wordt dikwijls zoo licht geoordeeld. Voor een nietige oorzaak wordt soms dit verschrikkelijke wapen ter hand genomen. Men heeft bij voorbeeld van iemand eene onaangename bejegening onder vonden, die misschien wel verdiend was. Aanstonds komt een wraakzuchtig gevoel boven en men koestert de gedaelite: Dat zal ik hem eens beta&M zetten. "Wanneer men er nu toe kon over gaan, om zoo iemand openlijk zijne handelwijze onder het oog te brengen, dan kon het er nog al door. Maar neut, met boos opzet worden nu eenige verdachtmakingen of leugens op listige wijze verspreid, gewoonlijk nog onder liet mom van gehuicheld medelijden. Zog, heb je er ook al van ge goed van het praatje, dan is gewoonlijk het antwoord: Ja, ze zeggen het! En als een loopend vuurtje gaat het rond. Dikwijls is ook wangunst over iemands geluk of voorspoed de oorzaak van den laster, maar voornamelijk komt dit afschuwelijk kwaad op reke ning van de concurrentie. 't Is ook eigenaardig, dat de men schen niet half zoo veel pleizier hebben om eens iets goeds van iemand te vertellen en te zorgen, dat het verspreid wordtj als iets kwaads. 't Is treurig, maar waar. Mochten do lasteraars eens beseffen, welke vreeselijke verantwoording zij door hunne boosaardige praatjes op zich Iaden. Laster is erger dan diefstal. De goede naam, die in één dag aan iemand ontroofd wordt, keert soms eerst na jaren, doch meesttijds nooit meer terug. Dan zou er heel wat minder gebab beld worden der Onderwijzers-Vergadering, niet wezenlijk hoorei Het ziet er daar uit. die menschen zijn toch te beklagen, en zc hun best. Op dergelijke zoetsappige manier wordt het vergif verspreid, dal het slachtoffer zedelijk moei dooden. En vraagt uien naar den oorsprong deden toch zoo Afdeeling gehouden Venray. 5 Mei 1698. Opening der vergadering door den Heer Vertrtmilon, voorzitter. «p Afwezig de hoeren J. Dcrksen en van den Berg. liet verslag der vorige vergadering i va U A.t| p§ j-:'. voor Venray c' franco per post ^5 c. voor het buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers c- AINTIKNIW, van 14 regels 20 c. elke regel meer 5 c. groote lottors en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3mual geplaatst, v >rden 2niaai berekend. Mijnheer, ik wou wel eens leeren fiet sen, zei een schuchter jongroouseh tegen den directeur der rijwielsohonl te X Do Directeur pinkte aan zijn langen baard, -dat is heel gemakkelijk," zei iijj -hebt jeer al eens op gezeten?" Neen. Nog nooit? Neen mynheer nog nooit. Goed laai ik <1 dan eerst een paar ophel deringen geven. De lunst ran eeniijwielte best ui en is niet de kunst van zich in evenwicht te houden. Voor een aspirant wielrijder is het zaak, zyn verloren evenwicht te herwinnen on dat evenwicht verliest li ij door zijne pogingen om hot te behouden. Kijk nu eons fiets, die i3 licht en gemak kelijk en men kan ze tegen oou steen of tegen een trottoirband in evenwicht zetten be schouw van den andoren kant eens den mensch die heeft een of twee jaar noodig om te loeien Joopon, wat een veel grooier kunst is dan *&Jrjjden, dut ook veel spoediger is aange- -leord. Mag ik u ook nog opmerken, dat eeuc enkele les f 1,50 kos', maar voor f 10 wordt u gron dig in de kunst ouderwezen, zoodat u zon der gevaar iu de diukste straten kunt bewegen. We waren met zes j mgelui in do wiel rij school, eene groote ovale ruimte, waartoe een dour, die altijd open stond, van de straat toegang verleonde; we waren do wanhoop van den directeur en schopten iedereu dag zijuo schenen bont en blauw als hjj achter ons aan liep, om ons in eveugowieht te houden en wij met de voeten trapten, oiu do verloren pedalen terug te vinden. Do komst van een nieuweling was voor ons een buitenkansje; dia zou ook even dikwijl* omvallen, züne kleuren en stuurstangen om buigen, gelijk wij gedaau hadden. Bovendien zag er het j -nginensch alles behalve snuggei uit en wo stddon ons voor, er veel plei/.i.r mede te hebben. De postulant had met aandacht naar de toe spraak van den directeur geluisterd on niet kleine hoofdknikjes zijne goedkeuiing te ken nen gegeven. Zeg cr eens. mijnheer; hoeveel tijd is er noodig om alleen to kunnen rijden? Dat hangt er van af, zeido de direc teur, do wenkbrauwen fronsend en ons een voor een aankykend, -dat hangt er van af. Ik heb gezien, die het. in twintig minuten ken den, maar ik heb er ook gezien (on weer wierp hij ons een gestrengen blik toe), die na verloop van eene maand nog even ver waren als in het begin, 't Is maar een kwestie van wil en behendigheid, da' is alles." JiiI' De menschen in Dot algemeen zulke nieuwtjes aanhooron. mochten alvorens het verder to vertellen, zich ook wel eens overtuigen, of het waar is, wat «ze zeggen". dan g'-ed is, zal ik per les betalen." 'Och, dat zal zooveel verschil niet maken, en dm» men kan nooit weten als is soius eons goed op dreef beu. We schaterden het uit, om dis gekke ver klaring. Zuouls u verkiest, zei de directeur beleefd .we zullen Aanstonds met de les beginnen. K«n nog iu goeden slaat zijnde rywiel, dat met het zadel tegen een boom stond, werd ge haaid eu zoo goed en zoo kyaa-i 't ging, zotte do direotuer cr zijn nieuwen ieerliug bovenop, na hom eerst de gobi uikolijke vermaningen te hebben gegeven: -Goed op de pedalen di ukken je beul op vasten grond. En.onthoudt dit wel; dat het. Stuur uiot dient cm er op te leunen, je 'to >el het maar los in de band houden, dit is heel het geheiui van het overgewicht. Vooruilbeval luj. De jongeling gehoorzaamde eu de machine zette zich in beweging. Heel goodl liep do directeur, -als het zoo doorgaat, zult je hetgiuw kennen." Over de met zand besu o «ide baan, waar do wielryders in den dop hun opleiding ontvingen bogou do tocht van meester en leering met veel gezwaai van rechts naar buks. Wo waren allen van onze machine afgestapt eu keken die tweé.'belangstellsnd na. Aanhoudend dreigde de nieuweling van zijn fl its te vallen, maar do na ester lucid hein iu evenwicht? -Goed zoo. uitmuntend. puik!" echrouwde hij, met dikke zweetditip pels op het hoofd zyn leerling achter na dra vende. Zigzagsgowijze ging het vooruit. Goed door blij ven iralipon en maar recht vooiuit kijken. Als ge deiilu dal jo valt, moet moot ja het stuur dien kant uit wenden. Onder die bedrijven waren ze de baan rondgesukkold. Wilt je niet wat lustflii? vroeg de oude heer. maar de jongeling ImJ er geen trek iir. Waarom dat? Ik ben heclemaal niet ver moeid: en als u hetzelfde is, zou ik wel eens los willen lijden. Wat je los laten? -- Ja, om eens te zien, of ik het soms alleen zou kunnen. Ik weet met waaraan het ligt, maar ik geloof, dat ik goed op dreef ben. Mijnheer, zei de directeur, met een be scheiden spotlachje, ge zult vallen enjobe- zeeren, ik waar-schuw jV Dut is zoo erg niet, ik wil het er op wagen. Sta je er op? Laai maar eens prebeereT). I)e man was eoli/óUgcnhlik besluiteloos; hy aarzelde 'usschen ~.'z!jn plicht en tussclie» het pleizier om den vér'waanden jongen een le«jo te »even, dat hem voor goed zou genezen van zijn lust oin in eens het, wieleren le loeren. \V'ij kwamen cr natuurlijk ail -maal bij staan en trokken partij voor den jongeling. Als mijnheer het toch wil. Als hij toch op zijne dreef is! Laat hem maar los, laat hem maar alleen rijden! riepen wij, in de ge gronde hoop. dat de nieuweling in minder dan geen Hid zou omvallen. Nu_ als gij het volstrekt wilt hebben, vooiuit dan maar. zei do directeur,, maar als ge bij bet vallen uw neus breekt en uw aan gezicht verwondt, hals of been breekt trek ik er my niets van aan." Met deze woorden Het hij d" fi ,-tS los en do nieuweling schoot vooimt. Maar nu was het aan ons om verwonderd te zijn. Hij was al dertig pas vooruit gesnord eu nog altijd zat hij overeind op zijne fi "s en werkt - zich met wanhopig getrappel verder. Bij de bocht ge komen nam hy net zoo mooi den draai, alsof hij dat zijn leven lang gedaan had. 'i Ging werkelijk goed eu toen hij de baan rond was, leed hij ons in tamelijke vaart voorbij, Verbluft stonden wij te kijken. Ja, ja 1 riep hy ons toe, ik geloof dat ik op mijn dieet hen, waarachtig ik ben op mijn dreef Bravo hoera! riep de chef met de handen boveu het hoofd. -Bravo dat is een rijder, die een toekomst heeft. Hoera voor den nieuwe ling! Hij ging te keer als een speenvarken en zijn opgewondenheid werd nog grooter, toen het jouguKiiisch voorden tweeden keer nu uog in snetler vaart ons voorbijreed. Ja, jv. ik ben op mijn dreef! riep bij weer. We begonnen er hel land aan te krijgen te meer daar de baas ons kwaadaardig aankeek «n grinnekond zeide: dat is wat anders als met ju'lie, hé Doe het hem maar eens na, als je kunt! Voor do derde maal ging do aspirant-wiel rijder de baan rond eu nu was hij werkelijk ie vliegende vaart. Do chef hield zijn hart vast want hetweh, die jongen was veel te roekeloos daar koude» nog wel eens ongelukken van komen. Daar had je 't al. In plaats van nu bij de tweede boclil den draai goed te nemen, vloog hij in razende snelheid recht vooruit, waar de deur op -n stond. Ho, ho! hij loopt zijn kop tegen dm deurstijl stuk! riep den directeur vol angst. Dit gebcurdo echter niet cn vlug als een

Peel en Maas | 1898 | | pagina 1