van den Mnncknof-Sassen. HOOGMOED. DE DOCHTER ZATERDAG 20 NOVEMBER 1807. ACHTTIENDE JAARGANG. No. -17. EpA ErA Abonnementsprijs per kwartaal. voor Yehrat 50 c. franco per poat 65 c. voor het Buitenland bij vooruitbetaling 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Uitgever: Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag. Prijs der Advertentiën: van 14 regels 20 u. elke regel meer 5 c. groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentien, 3maai geplaatst, w ndon 2maai berekend. dvertentien of Ingezonden Stukken gelieve men Vrij- ■dag vóór 2 uur 's middags te bezorgen aan het Bureau van »Peel en Maas'' te Venray. Francois Coppé, de bekende dichter, schrijft in een Parijsch blad deze schoone voorden: nis het, omdat ik oud word, en een weinig geleerd heb don tnonsch naar zijne tronie to booordeelen, maar tegenwoordig erken ik schier op ieder gelaat den ondragelijke» hoogmoed. Dat is de zonde onzer eeuw; en 't springt in 't oog, welke kwalen zij voortbrengt, namelijk do onverschil ligheid voor en de verwachting van den evenmenseh. de hardheid des ge- moeds, de zelfzucht. «Waarlijk, het Christendom heeft juist gezien. Toen het de lijst op maakte der vergiften, die doodelijk zijn voor onze ziel, heeft het den hoogmoed op de eerste plaats gesteld als het gif, waaruit alle andere kun nen getrokken worden. «Men moet overigens erkennen, dat de hoogmoed zich tegenwoordig niet meer de moeite geeft, om zich uit schaamte te vermommen. «We hebben thans eene r.iouwe religie, den eeredienst van het «ik" en onophoudelijk kondigt men voor den dag van morgen aan; de volstrekte en algeheele vrijheid, den triuuif van «het individu". I)at zijn natuurlijk maar groote woorden, maar woorden, zeer gevaar- Feuilleton. VEROORDEELDE. DOOR W. J. SMIET. Helena verzocht den heer Holbein om der. bl ief te openen. Deze las daarop het volgende: Dierbare Moeder Ziedaar reeds dun vierden brief, dien ik u toezend, en nog heb ik geen onlwoord van u ontvangen. Ik kan mij die stilzwijgendheid niot verkla ren. Indien gij ongesteld waart, zou immers Helena het mij wel geschreven hebben? Mijne brieven moeten dus zeker verloren zijn gegaan. Reeds in vorige brieven schreef ik u dat Amerika mij in hol begin geen rozen heeft opgeleverd. Indien oen onbekend menschenvriend zich my nor niet aangetrokken had, dan zou ik mogelijk nog hulpeloos rondzwerven. Ten zeerste betreur ik het, dat die edele man hier onverwachts vertrokken is, zoodat ik niet meer in de gelegenheid ben, om ham mijne vooiTdircnde dankbaarheid lo loonen. lijk om te laten weerklinken op den vooravond cetier omwenteling, die nog te bezweren is door eene groole uiting van broederlijkheid, zoo ieder «ik' concessies doet aan de andere «ik", en het individu zich eenigermate slacht offert voor de gemeenschap. «Die niet medewet kt om hot rijk dier weldoende broederlijkheid te ves tigen, is blind en bemerkt niet het onweer, dat zich bovcu onze samen leving opccnpakt." Zou men niet wanen een boetpredi ker to hoeren, wanneer tnen dezen beroemden letterkundige zijn alarm kreet hoort slaken Men zegt zoo vaak: de Kerk verwijl den mensch voortdurend, dal hij de verkeerde neigingen zijner natuur volgt; 't Is daarom goed, dat ook de gevierde mannen der wereld, wier woord op de wereldkinderen indruk maakt, 2ulke waarschuwingen en vermaningen her halen. J«, dc Irorrgmrrcd, <lc ccroto der hoofdzonden, is nooit zooals thans, de algeineeno zonde geweest der menschen. Spruit niet het naturalisme, dat tegen woordig de zielen vergiftigt en de samenleving verpest, uit den hoogmoed? liet naturalisme toch is eigenlijk niets anders, (om met den groolen kardinaal Pie te spreken) dan do opeisching van het verkregen of aangeboren reeht, om te leven in de zuivere sfeer der bloot natuurlijke orde.- oen zedelijk recht, zoo volstrekt, zoo vereenzelvigd met den mensch, dal hij, zonder zijn eigen verval, zijn eigen schande en ondergang te teekenen, liet niet mag doen wijken, voor welke tusschenkomst dan ook, van eenige rede of cenigen wil, boven de menschel ij ke orde en den menschel ij ken Na vele beproevingen ben ik or eindelijk in geslaagd tot ruijn doel te geraken. Ik hen aan het hoofd van een der grootste kantoren ge plaatst, heb oen aandeel in de zaken van ruijn patroon en mag u de verzekering geven, dat thans uwe armoede voor goed een einde heeft genomen. Ik kan my uwe blijdschap, alsmede die van mijne geliefde zuster voorstellen; gij hebt ton minste nu eenige roden om trotsch op uw zoon to zijn, en ik ben gelukkig, dat ik thans voor u beiden kan zorgen, en u niets meer zal ontbreken. Mogelyk kom ik binnen een jaar u oens bezoeken en mij eenige weken in uw bijzijn voor de lange scheiding schadeloos stellen. Hiernevens zend ik u een wissel, ten bedra ge van 1200 gulden, die slechts door u of door Helena kan ontvangen woiden. Spreekt Helena nog wel eens over mij met Anna, of is zy reeds gehuwd? Antwoord mij nu spoedig en geloof mij, dierbare moeder en zuster. Uw liefhebbende zoon, WILLEM. Helena zat bij het vernemen dier do lijding als roerloos. Zij kon bare ooren niet gelooven, en toch was kei eene werke lijkheid. Willem loofde; hij was op hot punt een vermogend man te worden. O, had zijne moeder dit gelukkige oogenolik mogen bele- Maar die wissel voor zijne moeder afgezon den. mocht zij zich die toeeigencn? Zij was immers slechts eene vreemde, door wil verheven, noch eenige openbaring of eenig gezag, dat rechtstreeks van God komt. Het naturalisme dus stoot d<? boven natuurlijke orde van zich af en beperkt den horizon van 's menschen streven binnen den bekrompen gezichteinder van dit natuurlijke loven. Welnu, 't is uit den ouden hoogmoed onzer bedorven natuur, dat deze ramp zalige levensbeschouwing voortkomt. De roetisch acht zich beleedigd in de waardigheid zijner rede, bij de gedachte van eene hoogcre natuur, uit een boven natuurlijke oi do, eene mededeeling te moeten ontvangen van waarheden, dio hij te gelooven, van plichten, dio liij te vervullen heeft. O, die onafhankelijkheid van de rnen- sohelijke rede, wat wordt er niet mede geschermd Maar ook wat verwaandheid en slui tende hoogmoed, om die onafhankelijk heid als een dogma te proclameeren en vooral in de scholen aan do jeugd te loeren, dat de menschelij.Jp' ^..deonaf- tic-r.ikcffjtt 1st - r Is er grooter onzin maar ook weerzin wekkender hoogmoed denkbaar dan deze zoogenaamde onafhankelijkheid der mcnschelijke rede? Alles in den mensch is afhankelijk. Bij zijne geboorte is hij moer afhanke lijk dan de dieren; hij moet gedragen en gevoed worden, en die afhankelijk heid en hulpbehoevendheid duurt zoo jaren lang. Ir zijn doen cn laten is hij geheel afhankelijk, zelfs van kleinigheden, b. v. van het weer: een tocht kan hem den dood berokkenen; zelfs een microbe, nauwelijks met do microscoop te be merken, kan hem overweldigenHij is afhankelijk van spijs en drank.... En die nietige mensch zou tot den zijne ouders uit medelijden opgenomen, en had dus geen recht op dat geld. De muziekmeester brak de ontstane stilte af cn sprak vronlyk: Wel. wel de fortuin heeft u na lang zoeken toch oens gevonden. Ik wcnscb er u van harte geluk mee!. Uwe gelukwenschen voor het terugvin den van mijn doodguwaandon broeder neem ik zoer erkentelijk aan, doch die voor het geld moet ik afwijzen, daar ik nog met zeker ben hetzelve Ie kunnen aannemen. Hoe! riep Holbein verbaasd uit, gy zoudt hetgeen uw broeder u zendt afslaan en u zeivan vrij willig ontberingen willen opleggen, waaraan gij u thans zoo gemakkelijk kunt onttrekken. -- Gij hebt gelyk, hernam Helena, maai er kunnen omstandigheden zyn, die mijn besluit rechtvaardigen..,. Welnu ik weet de oorzaak niet die u zoo doet handelen, maar ik eerbiedig uwe redenen zonder ze to kennen. Helena hernam zuchtende: Ik mag mij over myn besluit niet verder uitlaten. Later hoop ik u mijn gedrag te kunnen verklaren, en dan zult gij die een edel mensch zijl, al hetgeen ik god nan heb. wel goedkeuren. Hplbein verliet hierop de woning. X. Wij willen thans hot kantoor van den ban kier Vermuggen binnentreden en vinden dezen gezeten in een groeten leuningstoel, voor een prachtigen schrijflessenaar, mot pupieren en dagbladen overdekt. prooien God des hemels kunnen zeggen: Ik behoef het voedsel van Uw woord, van Uwe wijsheid, van Uwe genade niet De mensch is afhankelijk in zijne ziel, zijn verstand. Laat hem opgroeien buiten de sa menleving, en hij kan niet eens een laai spreken. Wat weet hij van zich zei ven, van de hem omringende wereld, van God? En al is hij zoo geleerd als Salomo, wat is dau nog zijne wetenschap? Kent hij het innerlijk wezen der dingen Weet hij wel, hoe een grasspiertje groeit Weel Lij wel, hoe hij kent, gevoelt en wil Wat weet hij van zijne ziel, van hare vereeniging met zijn lichaam En die mensch zou onafhankelijk zijn in zijne rede en tot God mogen zeggen: het staat mij vrij iets van U aar. te nemen, buiten den kring van het natuurlijke! ïb- Dvi. X schnuu 'Softt4--- eene vrucht van liet naturalisme, als zijnde een uitvloeisel van de heillooze naturalistische leer, dat bovennatuur lijke orde en openbaring en Christen dom hoogstens alleen het individu aangaan maar met den Staat niets te maken hebben? Zulk een onderwijs zonder God van opvoeding zonder God kan na tuurlijk geen sprake zijn waarin hel kind tijdens de vele uren, dio het dagelijks op school doorbrengt, over allerlei dingen, zelfs over zaken, die hem later van hoegenaamd geen nut zijn, hoort spreken, maar niet over God. over zijne afhankelijkheid van cn onderwerping aan Gods geboden en welbehagen, is dan ook wel geschikt In den laatsten£,tyd is hij merkbaar verou derd; zijn voorhoofd is met rimpels doorploegd en in zijn rurteloozen blik 10 kwelling on bart/.eor te lezen. Een akelig denkbeeld vervolgt bem schier dag en nacht. De geneesheer heeft eenige dagen geleden hem den toestand van zijn zoon alszeer onrust barend afgeschilderd, en den zieke eene veran dering van luchtstreek voorgeschreven. IIy weet dat de?o laatste maatregel bijna met een doodvonnis gelijk staat, cn dus de kwaal, die Karei ondermijnt, bijna ongenees lijk is. Hij kent ook de oorzaak van het lijdon van zijn zoon, maar mag bij, de rijko bankier, wiens naam alom geëerd is. er 111 toestemmen dat de erfgenaam van zulken rijkdom de echt genoot van een arm, nieisboleekenend meisje zal worden En is dat meisje niet de dochter eens misda digers Hij sidderde onwillekeurig bij dat denk beeld. liet ia waar, slechts hij 011 Dellaar kenden liet geheim hnrer geboorte, maar bij een huwelijk inoe3t immers haar gesohandilokten naam bekend worden, en dan, welk een schande Karei, zijn zoon, die zoo ryk cn geleerd was, zou zijne hand.scheuken aan een meisje, dat niet alleen doodarm was, maar zich zelfs voor hare afkomst moest schamen, neen, zoo iets was onmogelijk En toch, vervolgde hij. half luid zijne gedachten voortzettende, wat moet io, on0e- 1 lultkige, doen? om den kolossalen hoogmoed des gees- tes, de kwaal van onzen tijd, den kinderen in te blazen, geenszins hun den waren adel en de ware vrijheid van de afhankelijkheid en onderwerping aan God te ieeren begrijpen. Het tegenwoordig ouderwijs draagt er overigens niet weinig toe bij, om de kinderen en jongelieden verwaand en hoogmoedig te maken. 't Geldt immers met hun.Ieeren: «van alles een weinig, en van het geheel niets Welke kinderhersenen kunnen zoo iets verwerken Welnu, de jongelui verlaten dan do schoolbanken, het hoofd volgepropt met allerlei dingen en nog wat, en, zooals de ondervinding leert, vrecselijk ingebeeld dat zij heel wat welen. Is het wonder, dat zulke jongelieden in hun hoogmoed den staf broken over menschen en dingen, waar zfj geen verstand van hebben, niet het minst over godsdienstzaken, waarvan ze dikwyls het allereerste begrip zelfs V Wij "zwijgen van net materialisme, dat alleen de aandacht waardig keurt aan datgene, wat men hoort en ziet en tast, omdat de hoogmoed den geest gevangen houdt binnen den engen cirkel van hel zinnelijke. Welnu, Francois Coppée had gelijk, toen hij schreef, dat de hoogmoed dc moedor en voedster is van alle andere kwaden. Zij kweekt de hardheid des gemoeds cn de koude zelfzucht, die gewoonlijk ontaardt in verachting van den even menseh en onverschilligheid voor diens lijden. Wee der maatschappij, zoo de hoog moed den scepter zwaait, en zelfzucht de liefde verslikt I O. waarom hoeft mijn beklagenswaardige zoon in den nacht, toen vk aan zijn bed aat, in /ijno ijlhoofdigheid my deelgenoot van zijn lijden gemaakt? Waren die woorden zijne lippen niet ont- snapi, dan ware voor mij de bron zyner ziekte verborgen, en zou ik, hoe smartelijk mij zijn verlies geweest ware, toch de wroeging niet ondervonden hebben, die thans mijne zipl, verscheurt, en bij zijn dood my nog.akeliger, zal folteren. Zijn eenige zoon, zijn hoop, zijn troost te. moeien zien wegkwijnen, en geen lafenis te. kunnen aanbrengen, hot gaat de krachten eens vaders to boven Zwaar drukt mij de misdaad, reeds voor. zoovele jaren bedreven In mijn eigen huis, vindt ik rust noch duur; mijne vrouw ver volgt mij als een booze kwelgeest, en doet mij, mijne woning als de pest schuwen. Als ik nog terugdenk aan den lijd, toen ik als eenvrudig bediende oprecht gelukkig was, dan zou ik bijna den rijkdom, die my tot last verstrekt, kunuen vervloeken.... Waarom heb ik mij tot die booze daaji/ geleend en een man in het verderf gestort, die aller achting waardig was? Ik moet mij zeiven als eeq booswicht ver foeien; als ik in het openbaar zoo nederig, gegroet, zoo vleiend aangesproken, zoo hofte- lyk ontvangen wordt, dan gloeit hot in myn binnenste cn ik zou willen uitroepen: de rijke, bankier Verrouggen is een booswicht, wiens uiterlijk u bedriegt, die bet brandmerk der schande in zijne ziel omdraagt en met naast een eerlijk mag verschijnen H'oi-rff vcrvolgef,

Peel en Maas | 1897 | | pagina 1