Moderne Opvoeding.
Het gouden Bidsnoer.
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1803
VEERTIENDE JA ARGANG.
No. 40.
Abonnementsprijs per kwartaal;
voor Venray
franco per post
voor het buitenland
afzonderlijke nummers
SO c.
65 c.
85 c.
6 c.
Uitgever
Tj, A. SASSEN.
Deze Courant verschijnt ieclcren Zaterdag.
Prijs der Advertentiën:
van 15 regels 30 c.
eïke regel meer G c.
groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ad verten tuin, 3 maal geplaatst, worden 2uiaal berekend.
Advertentien of Ingezonden
Stukken gelieve men *s Vrij
dags vóór 2 uur 's middags
te bezorgen aan het Bureau van
»Peel en Maas" te Venray.
De opvoeding houdt gelijken tred
niet den geest des tijds. Welk een
onderscheid tussehen de opvoeding in
den «goeden, ouden tijd" eu ten hul
digen dage. De zoo iioog geprezen
vooruitgang op hel gebied der indu
strie is slechts eeu schaduwbeeld in
vergelijking met den vooruitgang wel
ke men iu de laatste 30 a 40 jaren
in de opvoeding heeft gemaakt. Maar
deze vooruitgang is niet van een goe
den aard; het is veeleer een stap van
hel goede naar het slechte, van de
vreeze Gods tol de onverschilligheid
iu godsdienstzaken en tot het ongeloof.
Wie telt de vader- en moedfei tranon,
geweend omdat de opvoeding dor kin®
<loreu, niet is gelukt. Maar win lelt
ook de zuchten en de klachten van
volwassen kinderen omdat hunne ou
ders hen niet zorgzaam en doelmatig
geuoeg hebben opgevoed en zij daar
•door op den weg des verderls zijn
gekomen! lil onzen malerialistischen
en libéralen tijd vergeten de moeste
ouders, dat het toekomstige gelukkige
of ongelukkige lot hunner kinderen
grootcndeels afhangt van het onder
wijs, dat zij genieten, van de voor
beelden, welke zij zien, van de lucht
waarin zij opgroeien eu ten slotte van
Alen omgang, dien zij met andereu
Feuilleton.
Oorspronkelijke Noveile.
20.
-Ik kali cil mag u niets meer geven
zoo gij langer blijli, zal ik uin hulp roepen.'
-Doe bet ceuë; bedenk dat uw leven in
mijne handen is.
„Zoo gij mij het leven beneemt, is uw
eigen er eventeer mee gemoeid."
-Dal te hooit mij al heel weinig beter
dood dan gebrek te lijden.
-Richard Ii.ciiard zijt gij dan voor
geen enkele vermaning meer vatu.i&r T
»Met vermaningen kan ik mijne maag
niet vullen en unj evenmin kleedea.'
-Gy zyt thans immers goed gekleed.
(Dit was in wuurfeoid zoo; hij lud zich vail
een nieuw gewaaid voorzien, imiwe'k zijn
voorkomen iet? beter maakic.) Wal verlangt
ge dan nog meer
-Mijn geivl is op en ik moot meer van u
hebbenmijne maag vraagt om eien en ik kan
haar met voldoen, of ik moet mijn kleuren
opnieuw verkoopeu."
-Is er dan geene gelegenheid, dat ge
dcor arbeid uw brood verdient?
»Zyt gc nu hoolomaal gek? een -jonker"
arbeiden voor zijn brood! Heeft de oude dan
geen geld geuoeg? en moei hij zijn zoon, om
dat hij wat v rooi ijk leefde, gebrek laten
lijden 2"
-Gij zijt een verkwister!"
-Ik beiden vroolijke jongen."
«Helaasuwe vroolykbeid breekt uwe
zuster het li&rl."
-Mvisjeshartcn brefeeu zoo gauw, ik vor-
liebben. De moderne opvoeding, helaas!
draagt hef karakter van onzen tijd
zij is materialistisch en liberaal.
Men voedt op door in 't geheel niet
op te voeden of door zich door de
materialistische richting des tijds of
door egoïstische liefde, d. w. z. door
apenliefde, te laten leiden. Zelf doet
men al zeer weinig aan de opvoeding.
Wie hoeft er ook in onzen veel be
wogen, vooruitgaanden tijd ook nog
elegenheid voor! De kinderen staan
in den weg, zij hinderen in de zaken
en in 't vermaak. Handelszaken, po
litiek, vermaken, enz. g-a&n voor. Weg
dus met de kinderen, H zij op straat
of onder toezicht van personen, die
zelfs nauwelijks de kinderschoenen
zijn ontwassen. Welk een treurig fa
milieleven!
I)c hoofdzaak in onze dagen blijft
steeds, «dat men zijne wereld kent"
en zich ook naar de wereld richt.
Vandaar dat bij de opvoeding de
eerste vraag wordt gesteldIloe komt
de iongen 't spoedigst aan zijn brood
of bot Uipism aa» cl,, run n f
en neiging worden niet in overweging
genomen. De gansche opvoeding is
materialistisch.
Over alle wereldsche zaken wordt
in huis gesproken. Over God en gods
dienst echter wordt geen woord ge
redeneerd. Daardoor verkrijgt de jeugd
reeds vroeg een vrijen blik; zij maakt
zich spoedig los van de boeien van
't gezag. De knaap deukt dat li ij
verstandiger is dan zijn meester, het
meisje acht zich boven de vermaningen
en lessen der moeder verbeven. Da
brutaliteit der kinderen in onzen tijd
is hoogst karakteristiek en ontzettend
bedroevend. De kinderen worden op
gevoed alsof het leven niets anders
ware dan een spel. En waarlijk het
is ernstiger dan ooit.
Het gevoel van eerbied en gezag
leert onze jeugd ook niét meer kennen.
De kinderen liooron ori zien dagelijks,
dat -Keizers en Koningen, Paus en
Bisschoppen, Priesters en onderwijzers
in beeld en in woord gecritiseerd,
bespot, belachlijk worden gemaakt,
dat rechtschapenheid en deugd in hot
leven weinig waarde heeft en dat de
slechte plannen, die op sluwe wijze
zijn uitgedacht en worden uitgevoerd,
steeds zegenpralen. Kan» het ons dan
verwonderen, dat het ouzen kinderen
ontbreekt aan neiging tot bet goede
en schooae.
Ook in godsdienstzaken wil men
niets meer welen vao zoogenaamde
godsdienstige vooroordoelen. Gods
dienst is nog goed voor Priesters,
oude vrouwen en domme liedeu. De
modern ontwikkelde mensch ziet iu
geschikt is om hef voïft in bedwang
te houden on voor zijne aardsche ont
beringen to troosten. Daarom gewent
men de jeugd er ook aan om niet
juist openlijk tegen, den godsdienst
op te treden, maar liever er zich
geheel passief tegenover te gedragen.
Weg dus met alle uiterlijke teek ons
der Christelijke gemeenschap; men
spreekt van Kerk of godsdienst óf in
't geheel niet of met eene ergclijke
onverschilligheid; men verzuimt lang
zamerhand alle godsdienstoefeningen
en brengt de kinderen tot onverschil-
zeker u, ik heb er reeds verscheidene gebro
ken, zooals men dal noemt, maar dat goedje
heelt zich vanzelf weer."
-Ongelukkig mensch, wat zijt gij diep
gevallen! mijne ziel weent van medelijden."
-Als ge medelijden met me hebt, moogt
ge niet weigeren mij het gevraagde lo geven."
-En dan E-' vroeg Constance.
»Als ge me genoeg geeft, kom ik niet
weerom; maar zoo ik meer noodig hob, kom
ik je nog eens een bezoek brengen.'
-IIij zag zijne bedroefde en verlegen zuster
ccnignn tijd zwijgend en met zijn gewonen
sarcaslischen grimlach aan toen zette hij zich
bedaard naast haar neder, als iemand, die het
voornemen heeft, vertrouwelijke mededeelin-
gen te deen, kneep haar gemeenzaam in haar
arm en ztidc, op minzamer toon dan zijne ge
woonte was
-Komaan, Constance, pij weet wel, dat
cr maar één middel is om voor altijd van mij
af to komen; het hangt maar geheel van u af,
of ik al dan niet terugkom."
-Zeg mij dan, wat fk moet doen," sprak
hot meisje, met een gelaat, waar nieuwe hoop
op te lezen stond.
-Wel, doodeenvoudig, lieve kind, geef
mij hot bidsnoer, je kunt immers wel aan een
gewonen rozenkrans bidden. Waarachtig, je
doet er je broer een weldaad meedat ding
ligt hier immers toch maar renteloos. Als ik
hel. wel héb, is het hier dc kamer waar het
bidsnoer altijd onder een stolp bewaard werd."
-Het is hier niet meer; ik bewaar den
rozenkrans tegenwoordig op mijne kamer, cn
al zou het mij 't leven kosten, gij zult hem
nooit in uw bezit hebben."
-Hoe is het mogelijk! wat kan het u
schelen
-Ik eerbiedig den laatste» wil van onze
goede moeder."
-Die weet er immers toch niets van."
lieheid, die lot afval van don codsdiensl
'leidt.
Voor dit doel dient ook de moderne
lectuur. Wil men iets lezen, men neerut
den modernen socialen roman ter
hand, daarin, zegt men, zit nog levens
wijsheid. Vader en moeder lezen hem
en zoon en dochtor eveneens. Om de
leeswoede snol lo ontwikkelen, geeft
men dc kinderen reeds vroegtijdig
allerlei boeken in de hand, die men
natuurlijk zelf niet eerls heeft gelezen
en men verblijdt zich moederlijk en
vaderlijk er over, dat de kinderen
lezen, stil zijn en den lieven ouders
niet tot last verstrekken. Allerlei
vereenigingen dragen er toe bij om
de leeswoede op te wekken.
Wie deze gedachte over de heden-
daagsche de moderne, opvoeding leest,
zal wellicht zeggen, dat wij te don
ker kleuren, dat wij overdrijven. Maar
velen, ja de meesten, durven wij ver
onderstellen, zullen ons toch in 't harte
en in de hoofdzaak gelijk geven. Zij
zullen moeten bekennen, dat do hoe-
vaawdWïgsrbft-ate itnKsUnp
lieke ouders en opvoeders alles moeten
aanwenden om de hetlemlaagschc, de
moderne opvoeding en hare rampzalige
gevolgen naar hunne krachten te verbe
teren en te zorgen, dat aan de kinderen
die godsdienstige en Godo welgevallige
ontwikkeling en opvoeding worden ver
strekt, die niet alleen dienstig is voor
hunne tijdelijke welvaart, maar ook
voor hun eeuwig geluk aan gene zijde
van het graf.
Het aftreken van horens
bij het vee.
De meeste herkauwers bezitten ho
rens en op enkele uitzonderingen na,
zooals het iiorenlooze Gal lb way- veeraas
in Z.-W. Schotland, alle veerassen.
De horens toestaan uiit een hoornschee-
de en een beenpit. Deze toeenpit of
hoornpit is een korte, dikke, stomppun-
tigo voortzetting van het voorhoofds
been,
Hoe ontstaat nu dc horen? Bij het
kali zijn nog geen horens aanwezig, bij
het grooter worden begint evenwel het
voorhoofdsbeen aan de zijden puntig
uit te groeien: dit is het begin van do
beenpit. llue grooter deze"wordt, des
te meer drukt hij legen de huid aan, die
er over gespannen is en over het heelo
hoofd. Iu t eerst groeit dc huid mee,
wordt aan de punt dor, verdroogt,
wordt eeltig en ten laatste hard, met
andere woorden, is hoorn geworden.
Dit hoorn ontvangt geen voedsel, wel
de lager gelegen kpphuid (lederhuid),
di'-j „u, iv
geen zeldzaamheid is, is voor slachtvee
natuurlijk van minder belang, dan voor
sier- en fokveo, want dit wordt erdoor
ontsierd.
Wij zullen nu eens nagaan, welke
gevallen le genezen zijn en welke niet.
Vooikomen kunnen worden een volko
men eu onvolkomen breuk, waarvan de
eerste niet te genezen is, de tweede wel,
hoewel zeldzaam.
Ten eerste kan het beest de horen-
scheede afsiooten. Is deze volkomen
afgestooten, dau is aangroeiïng met
„En al zou zij het niet weten, dat ik
echter wèl geloof, zou ik u dien sciiat toch
niet geven, want het zou alleen dienen om u
in uwe verkwistende leefwijze te sterken."
-Gij zoudt mij ongeduldig makenik
moet hora hebben."
-Gij krijgt hem nooit,'al zoudt gij ge
weld gebruiken."
„Hoor, Constance,ge weot toch wel,
ik kan niet buiten etenhongerlijden is oen
scherp zwaard."
-Ik wil dit geloovcüi, en heb inderdaad
medelijden met u. Indien gij mij nu zeker be
looft niet weer to komen, zal ik u nog eenig
geld geven, maar den rozenkrans moet ge uit
uw hoofd zetten, want daar komt nieis van."
-Geef dan maar op, laat eens zien, hoe
ge 't met uw armen broer maken zult."
-Gij krijgt dit muntbiljet van vijftig gul
den van mij, maai* don moet ge terstond ver
trokken en ons nooit weer verontrusten,'
waren Constance's woorden, terwijl zij een
noliuebocUje uit baur zak haalde, en het voor
Richard zoo begeerbare papier er uitnam eu
hem overreikte.
-Dat is wel wat weinig, beste zusje, je
moest ci' nog een zoo bijdoen."
-Beloof je me dan nooit weerom te ko
men, en althans niet meer over het bidsnoer
te spreken
„'t Is wol wat al le veel vau me ge
vet gd,". sprak Richard;-maar komaan, goof
mij het tweede muntje en ik zal aan uw ver
zoek voldoen."
-Toen het beangste meisje dit te voor
schijn haalde, trok hij T haar met een wilden
ruk uil de banden, en opstaande, tei wijl hy
zijn wijsvinger als tot bedreiging tegen haar
ophief, zeido hij met een akeligen grimlach
-Denk jc nu. dat ik met die ellendige
honderd gulden le paaien ben.' Ik heb zo aan
genomen, oiu voor hei. oogenbiik in mijne be
hoeften tc voorzien; maar wees verzekerd, ik
kom weeromik moet en zal den rozenkrans
hebben, of ik maak van dit heele kasteel een
vuurtje. Heb je 't gehoord, den rozenkrans,
daar komt mij teil minste de Delft, van toe, en
nogmaals zal ik nnj do moeite geven je dat
onder het oog tc brongen,-Ven krijg ik hem
niet binnen ecnige dagen in handen, dan moge
dit kasteel in puin verkeeren!"
-Met een gelaat, onheilspellend genoeg om
daarop te laten lezen, dat hij best m staat was
zijne bedreiging te volvoeren, vorliet hij zijne
verschrikt© zuster, sloeg de deur der kamer,
met een slag die van zijne woede getuigde,
achter zich toe, en was reeds buiten, toen de
dienstboden naar boven kwamen loopen, om
te zien wat er gebeurde.
Het is de tocht, die de deur heeft dicht
geslagen," was het antwoord van Constance,
en nog huiverende bij de gedachte aan Ri
chard's suoode bedreiging, voegde zij er «1e
vraag bij
„Ziet gij mijn broeder nog wel eens in
den owirek
-Zoo enkele kecien, freule," was het
antwoord, -tegenwoordig zeldzamer dan voor
heen."
-I)enk aan het hevel, u door mijn vader
gegeven, dat gij hem, ouder wc.k voorwend
sel0 ook, nooit weer op het kasteel iaat, en de
deuren, bijzonder de tuindeuren, altijd geslo
ten houdt."
„Wij zullen er ann denken, bcule."
„Mocht hij echter in den tuin komen,
dan verzoek ik u bum niet al te gestreng tc
behandelen; gij hunt hem verwijderen, maar
dit moet niet met hardheid geschieden. Hebt
gij het gehoord?"
Wij znlleu uw bevel zoo juist mogelijk
nakomen." verzekerden de bedienden, terw ijl
zij vertrokken.
lüon orindig ongeval.
»I)e laatste dog van het jaar was aange
broken, .Mijne heeren, dat wat ik u nu ver
tellen zal, is heden juist tien jaar geleden,)
jonkvrouw Constance had zich met den vroe
ger reeds herstelden hittewagen naar de stad
begeven, om eenige commissies te verrichten.
De koetsier mende, zooals in do laatste jaren
altijd het geval was, en freule Constance zat
binnenin, liet wns even vóór liet middagmaal
cn de avond begon reeds te vallen. De lucht
zag giiiuw en dreigde met sneeuw. De gc-
nioedssienv.ning, waarin het ïueisjs verkeerde,
was niet van de aangenaamste soort, en de
angst (oor haar broeder loonde zich niet als
do minste oorzaak. Daaibij kwam nog, dat
haar vader altijd lijdend© was aan zijne kneu
zingen, en schoon zijn toestand al geen© bo-
zorgdltcid wekte en l»ij langzaam herstelde,
hei g:iig te langzaam, zondat men zeer weinig
vooru.lgang kon bespeuren.
-Nauwelijks op het kasteel teruggekeerd,
begat zij zich naar hiuc kamer, om zich van
de voorwerpen lo ontdoen, die zij had mocge-
brachtdoch voor de deur van haar slaapver
trek gekomen, bood deze krachtdadigen tegen
stand, toen zij den sleutel in het slot bad ge
stoken om haar open u; sluiten. Zij liet spoe
dig eenig licht komen, en ontdekte nu, dat het
slot verdraaid was. De splinters, die o;> den
grond lagen, en de scheuren iu het hout om
liet hout boen, gaven baar de verzekering, dut
hier geweld gebi uikt was, cn zij ontstelde,
toen zij aan de bedieiging baars broeders
dacht. Du -mid van bet dorp was spoedig ge
haald, bet slot werd opèngostakeu, en toen
zij liet sla 'pvertrok binnentrad bevond zich
alles op dc oude plaats.
Wordt vertol ff d.