STANDEN, Het gouden Bidsnoer. ZATRPDAG 5 AUGUSTUS 1S93 No. 32. voor Vknuay franco per post voor het buitenland afzonderlijke'nummers Uitgepr L. A. ,Sv Deze Courant vcrseh Adverfcentien of Ingezonden Stukken gelieve men ?s Vrij dags vóór S uur 's middags te bezorgen aan het Bureau van »Pecl en Maas'* te 'Venray. Men moet zich voegen naar zijn Stand, zegt een oud spreekwoord, en ieder voelt, dat liet waarheid be vat. Maar op do vraag: «Wat is tocli eigenlijk die stand?" wordt niet altijd een juist antwoord gegeven. Het woord drukt, naar zijn afleiding, iets vast- st&ands, iets bestendigs uil: er wordt een wezenlijke, geen toevallige onder scheiding mede bedoeld. Men heeft daarbij te denken aan grenzen, bui len welke niet gegaan kan worden, aan gesloten deuren en onovcrklimbare muren. En inderdaad, de standen waren eertijds vóór de groote omkeering die het eind der vorige eeuw ken merkte, gescheiden door verschil van politieke rechten. Nergens evenwel zoo scherp als in Frankrijk, waar de Staten-Ge- neraal bij haar zeldzame bijeenkomsten vergaderden in drie groepen, adel, geestelijkheid en burgerij, die ook afzonderlijk stemden. Iu Prolcstautsche landen, bad de tweede als zelistandig optredende en met bepaalde staatkundige rechten be giftigd, minder beteekenis en werd niet afzonderlijk vertegenwoordigd; terwijl in onze republiek wel de adel of ridderschap in de Staten der ge westen een belangrijken invloed uitoe Eeuilleton. Oorspronkelijke 3NTo veile. 12. Zoo daarentegen de arbeider, wiens ziel nog niet vergiftigd is door de nimmer houdbare socialistiselie denkbeelden, welke dagelijks mot kracht en geweld aan don man worden gebracht, en de maatschappij rneer en meer ondermijnen en als op hare grondvesten doen trillen; zoo die workman, luisterend en be antwoordende naar en aan het Evangelie, dat hom de afgezant des Hceren verkondigt, zich meer godrongen gevoelde ook hel voordeel Van den patroon te behartigen en, in zij» stand tevreden, het niet alleen bij werken liet blijven, maar zijn meester met een warm hart beminde, die toch in ieder geval de oor zaak is dat hij en de zijnen zich kunnen voe den en kleedon wat de ellendige verwron gen* levenstoestanden een ander aanzien zou den krijgen En wat is de oorzaak, dat dit alles niet zoo is? Zou het niet zijn gemis aan geloof, het iets anders wezen dan de redelijke ontwikkeling zonder de zedelijke, iets anders dan de ontwikkeling van den geest zonder leiding van den godsdienst? want zonder gudfdiensl is alle kennis een onbeperkte ruwe macht. I Na deze kleine uitweiding geeft de schrijver weer aan Jasper het woord, die zijne vertel ling rnot onmiskenbare waardigheid en een zich nimmer verloochenende bedaardheid aldus veort/ol -Hot gebeurde, dat freule Constance in die dagen, toen hare moeder nog niet auu die fende, maar toch, als zitting hebbende in hetzelfde regeeringscollegie, met de vertegenwoordigers der burgerij samen werkte. Wij bepalen ons tot deze korte aanteekening om te doen uitkomen dal, waar men in onze dagen spreekt van den «derden stand" als een die door den geest der nieuwere staats instellingen tol volle uitoefening van zijn burgerrecht is gekomen, tegen over den «vierden" die nu tracht de zelfde hoogte te bereiken, deze onder scheiding toch berust op geheel verouderde on niet eens nationale begrippen. Met de standen in de poli tiek is vooi goed afgerekend. Een kleine opflikkering er van heeft men hier nog te lande beleefd, toen de commissie voor het outwerpen van de Grondwet van 1315 bepaalde dat van do leden der Eerste Kamer, die gelijk men weet vóór 1S-18 door den Koning werden benoemd, een evenre dig aantal tot den adel zouden behooren. Die. brnniirw" i* n,-U!m- mftf tot wet verheven, lhorbccue zegv «Aanteekening op de Grondwet:" «Een slandsvertegenwoordiging is ondoenlijk bevonden, omdat bij ons de grond ontbreekt. Do grond zou moeten zijn een met aanzienlijke vaste eigendom men gezeten, machtige, erfelijke of adelstand, wiens bijzonder gewicht'iu den Slaat, gelijk iu Engeland, zóo groot ware, dat hij een eigen aandeel in de algemeene regeermacht, nevens dat der overige burgers mocht orde- ren. Zulk oen stand is bij ons niet aanwezig." liet woord J»ecft dan ook een meer zwevende bctoeken maatschappelijk gef 1 worden. Maar zulke scherpe afsclie rnigen beweren? B van 1—5 regeh 30 c. elke regel meer 6 c» groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ad verten tii-n, 3raaal geplaatst, irden 2maai berekend. SEN", lederen Zaterdag. vreeselijke kwaal lijdende was, somtijds mot deze gezamenlijk doch meestal alleen, uitreed. Dit had bijna dagelijks plaats. Haar lieve lingspaard, waarvan zij zich doorgaans bedien de, was een kleine vuiige hit, die echter ge dwee voor haar was en mak als een schaap. Dikwijls heb ik haar zien uitrijden, terwijl zij in de kleine barouchctte zat, de leidsels in de hand als do beste koetsier, die zijn levenlang mot paarden heeft omgegaaifiJIfcT kleine vlug ge dier had de zweep mot nooclig; wanneer zij slcclus riep; »l;om Horsn, vooruit!" dan schoot hij daarheen als eer. pijl uit den boog en draaide en zwaaide met zijn kop, als wilde hij zijne blijdschap aan den dag leggen, om dat hij door de bevallige banden van zijne jeugdige meesteres werd bestuurd. In den zo mer reed de freule altijd iu een open rijtuigje, maar des winters wanneer het helder droog weer was, bleef zy evenmin te huis en 'be diende zich mccstul van een gesloten wagentje. De palfrenier zat dan op den kleinen bok uu fungeerde voor koetsier. Honderden malon heb ik haar, althans des zomers, een heel eind van het kasteel ontmoet, en hoe wild haar ge liefkoosde Horsa ook loopeii mocht, zij liet do teugols slap hangen en hij draalde naar harto- lust, zonder dat zij cenige vrees liet blijken. -Reinold Plonking, die, tussehen twee haaltjes gezegd, een kerel als een wolk was en in dien tijd den leeftijd van acht on twintig jaren had bereikt, bevond zich meestal op weg in het morgenuur, als freule Constance zich vermaakte met rijden; hij bezocht dan in de nabuurschap eenigo arbeidersgezinnon, waar de een of andere ziekte heersebte, waarbij do arme. verpleging of troost noodig had. Ik ge loof ook wel, dat zijne wandeling niet altijd zulk een doel had en hij zich gaarne eens in de frissche lucht bewoog; hoe het ook zy, hij ontmoette freule Constance herhaalde keeren, en zijne groeten werden door het jonge, be- ckregen, die op moet gezocht •our. Zijn daar als som de Westersche volken heeft men di< .angaande heel andere begrippen d - bij de oude Egyptenarcn en bij c Indiërs. Daar had men «kasten," d haar afzonde ring streng handhaven. Wel kon men, door huwelijk ill een persoon uit lagere groep, afd; nn, maar nooit opklimmen. Noch bek uunheid, noch rijkdom openden de m verbiddel ijk gesloten deur als tocg ig tot aanzien lijker stand. Dat alles is hier on ikencl. Iets er van hadden we in de Middeleeuwen met onze lijfeigenen, li ij-igen en vrije burgers, maar reeds I wis V verhief menschen van nederig geboorte tot de ridderschap, en bra alzoo met de staudentraditie. In de iiédendaagsche maatschappij is adel ni-.is meer dan een titel en lean elk nr.A' de omstan- «State? UWA geu, óf nederdalen naar de onderste diepte, (Slot volgt Het voederen van versch hooi. Ib-rhaaldelijk.is de vraag besproken, of versch hooi schadelijk is voor de die ren. Bij paarden vooral hoeft men vaak opgemerkt, dat na rijkelijk voeren van versch hooi aanvallen van koliek, con gestie in de hersenen, verwerpen van 't veulen, enz. plaats hadden, en men geeft daarom den raad, het versche hooi in den beginne te voederen, vermengd met vnlligc meisje altijd beleefd beantwoord Hoeveel koeren dit plaats- vond, kan ik niet juist zeggen, maar ik weet wJjI, dat er uit dat gestadige groeten eene zekere woderzijdseho bekendheid ontstond, hoewel zij elkander nooit een enkel woord hadden toegesproken. Dat de heer Flenking een gunstigen indruk op haar moest maken, heb ik nooit betwijfeld, want het was alles knap en welgemanierd wat er aan hem was. Hij had volstrekt niet dat kruipende en onderdanige over zich, wat de meeste lieden uit een minderen stand gespro ten tegenover de adellijken kenmerkt; hij be zat eigenwaarde, zonder daarom hoogmoedig te zijn. Volgens zijn opvatting was deugd alleen adel, en do op zijn voorgeslacht zoo trotscho edelman, die zijn leven verslijt met spelen, champagne di inkon en de onschuld ten val to brengen, stond by hein veel lager dan de deugdzame arbeider, die ia het zweet zijns aanscliynè werkt,, om voor vrouw en kinderen hel broed te verdienen, en bewijzen geeft, dat hij een gevoelig hart bezit, hetwelk voor al lerlei goede indrukken vatbaar is. «Eens op een morgen strekte de freule haar rit wat verder uit dan gewoonlijkzij was liet dorp doorgereden on haar vroojijke-lut voerde haar langs den broeden weg, die na twee uren het kleine provmcie-stadje lv. be reikt. Zooals gij alleu zult weten, bevindt zich aan de linkerhand een .lange rij populieren en aan de rechterhand do welbekende rivier, welke op die hoogte niet zeer bleed is. «Even door het doi p heen, was haar broe der haar te paard m galop voorbijgesneld; hij keurde haar niet eens de eer waarrMg te groeten, maar rondo tkarheen blootshoofds, terwijl zijne lange zwart» baren als een veder bos in de lucht zwierden!,alsof er ziju leven van afhing om op oen Dwïjald'üur ergens te wezen. Zij was dit van bwu'gfewoon, en -trok zich zijne koelheid en onverschilligheid al zeer oud hooi, of liet met stroo als baksel toe tedienen. Inderdaad is het raadzaam enkele hooisoorten, dio iu verschen toe stand sterk rieken en die door hun uit wasemingen zelfs bij menschen endieren I hoofdpijn veroorzaken, met voorzichtig heid toe te dienen. Waarschijnlijk be vatten deze, behalve de van het Antho- xantum odoraturn komende kutnarin nog andere vluchtige bestanddeelen (etherische oliën en zuren), welke niet - goed zijn voor do dieren en eerst na lang liggen in de lucht verdwijnen. Versch hooi is buitendien nog daarom ook wel oorzaak van nadeelige gevolgen, omdat de dienstboden, vooral als hot vee reeds lang het goede hooi voer moest omberen, daarvan te veel op eens geven en de dieren het vcrsche voeder te haastig eten: het wordt niet voldoende gekauwd, 't Is (lus altijd aan te bevelen, bij het voeren van veisch hooi eenigszins voor zichtig te zijn, vooral, wanneer dit niet volkomen droog is en het geen tijd heeft gehad, uit te «kogen door broeiing. Door broei01D. wat 4— 't hooi nog in verschen toestand als. 'i binnengebracht wordt bezit, aanmerke lijk en de sterke geur mei de in den beginne eveneens aanwezige sterke smaak verdwijnen. Zoolang dit evenwel niet beeft plaats gehad, heeft het gebruik van versch hooi, vooral bij paarden en rundvee, niet zoldcu zware storingen in de spijsverte ring tengevolge, welke somwijlen met groote winderigheid of met hevige her- sen-congestie gepaard gaat, vaak ge volgd door verwerpen van 't veulen en ook niet zelden door den dood. weinig aan. «Men was in dien tijd bezig den groote» weg opnieuw te bestraten, en tot dal einde lagen bier en daar groote hoepen steenen. De vurige hit had al verscheidene keeren blij ken gegeven, dat het opeengestapelde straat- plaveisel niet erg in zijn smaak viel; nu ei» dan scheen hij te schrikken. Juist vertoonde zich op een afstand van houderd pas Reinold Flenking, toen de freule met haar rijtuig eene buitengewone massa steen bereikte. Op het zelfde oogenhlik klonk het vlijmend gefluit van eene locomotief, die met een trein van het station vertrok, dat op een halfuur afstands van daar verwijderd was. liet jeugdige dier verschrikte zoo hevig, dat hij doorsloeg cn met de nu niet ten ourechto beangste jonk vrouw. op hol ging- Het ryiuig zwierde en kanteldo van de eene naar de andere zijde, en het gevaar, waaraan hel jeugdige meisje bloot stond, laat zich niet beschrijven. Herhaalde keeren voerde de hit haar langs de snelvlie tende rivier, er? meer dan eens was zij op het punt cr in te storten; dan weer bracht hij het linker achterwiel van de bnroucliette op on zachte wijze met oen populier iu aanraking. Het gegil van de verschrikte freule, die eeuo onmacht nabij was, vervulde den gausehen omtrek. «Reinold Flenking had, toen hij het onheil gewaar werd, zijne schreden vei haast en kwam eindelijk hijgend cu in een draf aan- loopcn, toen Lij zag dat freule Constance po gingen aanwendde om uit het rijiuig ie sprin gen. Hij riep haar met oeno stem, die door de vermoeienis van hot snelle loopen zeer ge dempt was, too, in in 's hemels naam te blij ven zitten, en, den hollenden hit genaderd, bleef hij middenop den weg staan, en slrek'e zijn armen zoo wijd mogelijk uii. om het dier tót staan te brengen. Doch de ontstelde hit was koppig of bad het cr nu eenmaal op gezet Kippen-ongesteldheden. Een Engelschman vertelde laatst het volgende: «Onlangs sprak ik met de vrouw van een beambte, die algemeen als een goe de kweekster van hoenders bekend stond en vroeg haar, wat ze aan haar dieren deed, als ze ziek waren. Ze antwoordde onmiddelijk: «Dan geef ik ze een pruim tabak." Dit antwoord werkte zoo op mijn lachspieren, dat ik een oogenblik tijd moest nemen, om op mijn verhaal te komen, waarna ze ver der meedeelde: «Dat heb ik al 10jaren' met hel beste resultaat gedaan." Op mijn vraag, hoe ze ertoe gekomen' was, zoo iets te geven en hoeveel zij: gaf, antwoordde ze: «Ik heb opgemerkt, dat, wanneer mijn man onlekker is, hij spoedig na bet nemen van een pruim tabak op zijn verhaal kwam en zoo kwam ik,op dn gedachte, het middel ook toe te passen op mijne vogels en dat heb ik tot lieden p itii.fl. <.;ul.cnji. nitu Aon .bt$en uitsla*. - Zoutiïa' i iCi/ie, dat cr een niet frïsch is, krijgt bij een stukje pruimtabaMfïr grootte van een bovenlid van mijn duim. Ge kunt mijn verbazing begrijpen vooral als ik u zog, dat ik gezien heb, dat zoon hoeveelheid een mcnschelijk wezen kan dooclen. Maar nu de proef. Verleden herfst kocht ik enkele bekroonde hoenders, waarvan er eenige kort na aankomst onwel bleken te zijn, iets wat menigmaal voorkomt, zooals men weet. Ik dacht aan mij n zegsvrouw en gaf aan de zieke dieren de gezegde hoeveel eenig kwaad te berokkenen, althans hij sprong terzyde, smeet liet rijtuig tegeneen boom dat het kraakle, holde toen wee? dwarsweg naar de overzijde, rende legen een hoop steenen op en, toen hij hier niet spoedig in slaagde, begaven hem zijne krachten en het rijtuig" stortte in de rivier, met het schuimbekkend dier ei* bovenop. -In eeu enkel oogenblik overzag do heer Flenking den ganschon toestandhij had zich in meer voorvallen van dien aard onverschrok ken en vastberaden getoond, en nu, zondor zicli een oogei blik te bedende», haalde hij zijn zakmes uit. plaatste het tussehen de tan den on sprong iu het water. Zijn eeiste werk was de stengen Jos te snijden, waardoor het paard van het rijiuig bevrijd kon worden, zonder hetwelk er aan gt-cne redding te den ken viel. Dit kostte op zich zelf reeds boven- aardsche pogingen, doch zijn zwaarte bij die van den hit gevoegd, deed het rylöig nog verder zinken, cn de kans voor het levensbe houd van de jonge freule, die aan een slip van haar kloedje aan de kap van de barouchet se vastgehaakt, tot aan den hals in het Water lag en geheel en al buiten kennis was, werd hopeloos. Na eene buitengewone inspanning van eenige minuten bereikte by zy» doelde stengen waren stukgesneden, en nu bet paarc van zich afduwende, hetgeen hem niet moei lijk viel, daar de stroom hem hierin behulp zaam was, zonk* liet dier, dat reeds stervend was, in de diepte, maar ook hel rytEig zakte- onder water en maakte den toestand hache lijker. «Reinold was een goed zwommor. Hij.had' zijn mes weggeworpen en zijne urmen uit slaande, dadelijk de freule bereikt. ■vo ïgtl.- 'Si. k

Peel en Maas | 1893 | | pagina 1