Blindheid, Het gouden Bidsnoer. ZATERDAG 3 JUNI 1893 VEERTIENDE JAARGANG. No. 23, Abonnementsprijs per kwartaal. voor Venray franco por post voor hot buitonland afzonderlijke nummers 50 c. 65 c. Uitgever: A. SASSEN. Prijs der Advertentiën: van 15 regels 30 c. olke regel meer 6 c. groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Advertentiën, 3maal geplaatst, worden 2roaal berekend. Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag. Advertentien cf Ingezonden Stukken gelieve men Vrijdag vóór 2 uur 's-middags te be zorgen aan het Bureau )>Peel en Maas te Venray. De struisvogel, zoo verbaalt men, legt, wanneer hij achtervolgd wordt, zijn kop onder de vleugelen, teneinde zoo aan zijn vijand te ontsnappen. Het gevaar, dat men niet ziet, meent hij, bestaat ook niet. Zoo'n handel wijze maakt vogel struis" recht be spottelijk onder alle zijns gelijken; al te veel goede trouw ontaardt in sim pelheid. Nu zult gij ook wol begrijpen, ge achte lezer, wat men door «sluisvo- gelpolitiek" rnoet verstaan. Want, weet het, daar zijn ook menschen, ontwik kelde menschen, «vroede mannen," staatslieden zelfs, die niet veel wijzer blijken, dan boven genoemde onnooze- le bloed der woestijn. Hoe hoog ook de zon der verlichting, aan de hemel zij gestegen, toch dolen ér velen in de donkere nevelen rónd. Met open oogen en mond gaan zij door do we reld op en neder, en schijnen blind voor hetgeen alom in hunne nabijheid voorvalt. Zij denken na, zij geven zich zelvon geen rekenschap van de denkbeelden, die heerschen, van de feiten, die plaats grijpen, van den toestand, dien zij beleven. Waaraan liet hun schort? Aan herzenen? Dat kan men in waarheid niet zeggen; zij zijn de voed- Feuilleton. Oorspronkelijke Novelle. 3. Iu het aangename vooruitzicht om aldaar van mijne vermoeienissen uit te rusten, stupte ik moedig voort. De waard was mij van oudsher bekend en hij, benevens zijn vroolijk voorkomend vrouwtje, zouden my op Oude jaar» avond het gemis van eigen haard wel daen vergeten. Het aardig toonoel, dat ik mij voorspiegelde, verkortte sehijubaar liet kwar tier, wat ik nog te loopon had, en voor ik het zelf wist rees op een afstand, in het heldere lieht der maan, de wolkomo herberg voor mijne oogen. De felle wind, welke telkens aanvallen op de herberg waagde, bad hem in vereeniging met de sneeuw als met suiker overstrooid, en daar liet dak spilsvormig toe liep en het huis niet zeer breed was, geleek het op een reusachtig suikerbrood, dat in liet maanlicht stond te drogou. Nog een paar minuten eu ik had de ge- wenschte woning bereik. Hoe klopte my liet hart van vreugde! Hoe tintelde mij het gelaat bij "bel te verwachten genoegen! Daar was dan -De gekroonde Posthoorn", waarvoor ik zoo monigen zomeravond had gezeten en naar do avonturen van dezen of genen jager geluis terd, terwijl het zuiderkoelije mij deu lieflijken geur der berken deel inademen. De groene banken, waarop wij ons dan gemakkelijk luid den ncdergevloid, waren nu in huis genomen, en de vergulde posthoorn mot het sierlijk kroontje boven dc deur, sluimeren thans, door de sneeuw overdekt, den ruatigen slaap vaa een rups ia haar overgangsperiode tot sterlingen, vaak «de hoogepriesters" der hedendaagsche wetenschappen. Is het dan zoo'n moeilijk iets, het verband te yinden, dat er bestaat tus schen oorzaak en gevolgen In geenen deele, minder ontwikkel den dan zij bevroeden het ten volle, en voorspellen met bijna wiskundige zekerheid, welke toekomst uit het heden moet. geboren worden. Trou wens een luttel gezond verstand blijkt daartoe voldoende. Waar van daan die onbezonnenheid, die roekeloosheid Gij hebt wel meer gehoord, geachte lezer, dat de haat verblindt. De han delwijze dezer lieden bewijst het. Uit die onpeilbare diepten van het ontaarde, aan hoogere liefde vervreem de meuscheuhart, stijgen er nevelen omhoog, die de zon der goede rede verduisteren, en ondoordringbare scha duwen werpen over het licht, dal de paden des heils overstraalt. Én zoo staan wij voor het droevig, doch on loochenbaar feit, dat juist degenen, die het meeste belang moesten stellen in het behoud der gezonde beginsele$ van gezag eu orde in de Maatschap pij: do bezitters der groote vermogens^ de vorsten der nijvorheid, al hun pogingen in het werk stellen, om dë grondpijlers van tucht en orde omver te halen. En ton overvloede noemen deze lieden zich met een potsierlijk welbe hagen en wars van alle bescheiden- hoid, «het denkend deel des volks!" In schier elk nummer van vrijzinnige bladen, treft men die cigeu-lofspraak aan. den verhoogden staat van vlinder. Het kope ren plaatje, waarop den naam van Jasper K l i n k, blonk helder in het maanlicht en lonkte my toe als do groete van een oud vriend. Hot breede chussinot voor de glazen, waarop met groote witte letters te lezen stond -koffie, bier en brandewijn" en waarachter een helder licht mij het welkom scboec toe to roepen, geleek my een apperaat voor de zoo genaamde Chineesche schimmen, doch waar mede alleen huiselijke en wel zeer genoeglyke huiselijke tafereelen mochten worden ver toond. Ik hoorde reeds den gullen lach van Jasper Klink, en mijne hand, met een opgeruimdheid als ik sinds ruim een uur niet gekend had, aau den kruk van de deur slauude, drauide ik dezo open en trad binnen. II. De herberg „Do gekroonde Posthoorn.-" Jasper Klink kwam mij dudelyk te geraoet, nadat hij liet tafeltje bad verlaten, waaraan de hoefsmid van liet nabijzijnde dorp was gezotcn met wieu liy een druk gesprok scheen gevoerd te hebben, en begroette mij met de woorden "Goejonavond. jonker, wat voert u in dit boozo weer naar de herberg van Jasper Kliuk en dat op een oudoj iars-avond?" »De jonker is ons welkom als altijd," sprak zijne vrouw, die zich in het bullet be vond en mij, bij miju binnentreden, door een vriendelyken groet de overtuiging had ge schonken, dat myn gezelschap niet ongewild was. "Wel zeker, wel zeker," "hernam Jas per, die mij een dorpswaard scheen zooals ik in mijn leven geen tweede exemplaar had aan getroffen, gulhartig, bereidwillig, opgeruimd, spraakzaam en alles wat men meer kan vor- langen van een peisoon, die zulk een gewich tig ambt bekleedt. Indien slechts iemand anders dan de Christus van Nazareth ware op gestaan, om de wereld uit den »ba- jert" te redden en het menschdora voor den val in deu afgrond te behoe den, dan werden zij Ongetwijfeld wel bereid gevonden, gezondere denkbeel den aan te kleven en 'onder het volk te verspreiden. Doch zij rillen, zou "De Géncstet zeggen, «van de heilige pantoffel.1' Zij hebben eenmaal gezegd, dat van Nazareth iets goeds niet kan uit gaan; zij erkennen de Kerk niet als de eenige ark van behoud, welke de bruisende wateren der wereldzee trot seert, en zij komen liever om in de golven, terwijl wij de duif, die den olijftak aanbrengt, met vreugde be groeten en opnemen. Slot volgt. De boer en zijr bedrijf. Geen ander nijverheidsman heeft hei zoodanig iu zijn macht als de boer om zooveel mogelijk uitlijn bedrijf te ma- koiiT Ziju bouw- en groenland, zijn ooft ..en vruchlentuin, zij vee étj zijn pluimge dierte vormen te zamerréèn groote bron van inkomsten en stellen hem in staat öm steeds irièer en meer te produceereu, als hij niet alleen wil, maar ook de mid delen daartoe bezit. AY illen en kunnen, dat zijn de tweo groote voorwaarden, wier vérvulling veel goeds meebrengt. Intusschen is het zeker, dat ieder landbouwer moet erkennen nog steeds te moeten leeren. «Ik verwonderde mij alleen, dat de jon ker lust kon gevoelen, in dit ruwe winterweer nog in den omtrek rond te dwalen, en was bang dat er iets gebeurd was, wat niet in den baak is, en hein tegen zijn wil naar ons voert," vervolgde Jasper, terwijl hij zijn ge wonen marscli op zijn buik trommelde, die een Engelscheü bierdrinker tot eer had ver strekt, -Noem mij toch geen jonker, Jasper, je weet, ik ben daar niet opgesteld; ik heb vol strekt geen recht dien titel te voeren, en ware dit bot geval, dan hecht ik daaraan toch zoo weinig, dat ik u zou vei zoeken mij eenvoudig "mynheer" to noemen." -By ods in de buurt, mijnheer, verbeter de de kasteloin, "heet alles wat er een boetje welvarend uitziet, «jonker" en «freule", want ik zeg altijd maar tegen rnijn vrouw: 't is beter dat men de menschen te hoog dan te laag tituleert; cn als ik met iedereen daar heel voorzichtig mee ben, dan mag ik dit met u althans wel wezen, wien ik altijd met jonkers uit don omtrek in gezelsehap zie is dit niet zoo?" «Je hebt gelijk, Jasper,zeide ik, «maar onthoud het dan nu, ik ben geen jonker en wil bet ook niet heeten; gij ziet in mij een eenvoudig burgerkind." -Mijnbeer denkt er niet zoo over als ik," mengde de hoefsmid Peter Kalp zich in het gesprek, -al die adelijke titols beteekenon eigenlijk niets, zeg ik altijd, als 't hart maar goed is." Dit zeggende sloeg hij met zijue vereelte hand onder de rechterzijde van zijn brecdo borst, waar bij bij vergissing meende dat zijn hart moest zitten. "Als liet daar zit, dacht ik bij mij zei ven «zit liet in waarheid niet op de reobte plaats;" ik behield echter deze aardigheid voor mij zelveii, omdat er'bij hem toch geen eer mede was te behalen, en zeide Hij dient zich niet in te beelden, dat hij' met alles bekend is en niets meer behoeft te leeren. Socrates zeide.- «Slechts dit eene weet ik, dat ik niets weet; er zijn echter velen, die zelfs dit nog niet weten." Geldt dit voor eenigen tak van nijverheid, dan geldt dit in de eerste plaats den landbouw. Ziju gebied omvat plant- en dierkunde, de voeding der dieren, de scheikunde, de zuivelbe- reidingj enz,, waarvan de omvang van eiken tak eeno kleine bibliotheek be slaat. Reeds in onzen tijd, nu de land bouwwetenschap nog zoo jong is, wordt de landbouwkunde in onderdeden ge splitst, en waaraan 2 tol 3 jaren gewerkt om het grondig te leeren kennen. En hoe zou het dan mogelijk zijn te meenen dat men genoeg weet. Zeker, er zijn er, er ziju er velen die dit meenen, maar hunne werken zijn er dan ouk naar. Doch ook na zich volkomen de theo retische kennis eigen gemaakt te heb ben, weet men niets. Niet omdat de wetenschap alle jaren vooruitgaat, maar omdat ook de prak tij k hooge oischen stelt. De grootste theoreticus beteekent als man van praktijk geheel en al méts. Er zijn er in onzen tijd die deu boer een voorbeeld willen geven en daarom zelf boer worden, zonder het bedrijf te kennen, maar al te spoedig zien zij in, dat hunne werken gelijk nul zijn. Met 50 mille boer worden en na eeni ge jaren arm zijn is geoue kunst, zelfs dan niet, als zij de beste pogingen in T werk stellen om vooruit ie komen. Wie met de praktijk niet door en door Dckend is, beteekent weinig en de flinkste boer zal nog moeten bekennen, -Juist zoo, want ai wat adellijk is, toont zich daarom nog niet deugdzaam, en zonder dit laatste is liet eerste slechts een holle klank." Ik had intusschen plaats genomen op de bank waar de hoefsmid was gezeten, en die met de rugleuniug naar het slraatraam stond, van waar ik mijne oogen kon slaan op liet bullet, teneinde van tijd tot tijd ook de waardin iu ons gesprek te doen deelcn, Jasper nam een stoel en zette dien aan ons tafeltje met den rug naar zijne vrouw gekeerd, terwijl Sultan, oen groote, zwarte, goedaardige en zeer getrouwe hond, zich op den grond aan zijne voeten legde. Het oude, trouwe dier had Zich bij mijn binnemcorjeu volstrekt niet doen booreii; bet kende mij van ouds en be waarde alleen zijn vervaarlijk geblaf voor den vreemdeling, althuus wanneer deze zicli in havelooze kleeding vertoonde. Ook. had hij door zijn vreeselijk geblaf dikwijls het bewijs gegeven, dat zyn oprnerkelyk iuslinct onder het sierlykst gewaad den kwaadwillige wist te ontdekken. Vóór hij aan do voeten van zijn meester was gaan liggen, had hij den hoef smid en mij eens good besnuü'eld, en strekte toen zijne oude leden grommend van tevreden heid uit. «Gij vroegt mij daar aanstonds, wat mij in dit barre weer tot u voerde," hernam ik, tot Jasper; «och, doodeenvoudig, vriend, ik bon do. gelieele week hier opgehouden eu had gaarne met oudejaars avond te huis willen zijn, maar ik geloof dat ik misgerekeuJ heb is de laatsto dilligence al voorbij?" «Reeds sedert anderhalf uur. Weet myn heer wel dat het reeds half acht is? Hoe komt u zoo met den tijd in de war?" vroeg Jasper verwonderd. «Och, mijn horlogo is stil blijven staan en ik ben ook zeker te laat vertrokkendat smalle voetpad ligt zoo dik met sneeuw, dat men er minstens eou kwartier langer over dat hij telkens en telkens weer iets leert en steeds blijft leeren zoolang hij leeft. Intusschen is er geene grens aan te geven hoever de boer theoretisch ont wikkeld moet zijn otn van zijne boerde rij het meest voordeel te trekken. Een flink ontwikkeldlandbouwer, dio over een tamelijk groot kapitaal te be schikken heeft, sukkelt dikwijls zijn leven lang; een echt praclische boer weet met zeer weinig theoretische ken nis en weinig kapitaal soms flink voor uit te komen. Beide zijn niet slechts uitzonderingen, maar dikwijls regel, maar beiden kleven gebreken aan, dia in 't oog vallend zijn. Den een ontbreekt te voel practische kennis om meer winst uit zijn boerderij te trekken, en den ander te veel theoretische kennis. Nu is het de vraag: hoe zich kennis te verzamelen? Ongetwijfeld zijn daartoe de land- bouwvereenigingen van groot nut, maar deze beteekenen in den regel weinig, De goede uitzonderingen doen echter zien, dat hier veel te leeren valt en wie geen lid is van de eene of andere laud bouwvereeniging beteekent als boer vaeik niet voel. Gewoonlijk hoort lliêu van dergelijke lieden: wat zou ik er kunnen leeren? en wie dat vraagt, be grijpt zijn eigon bedrijf niet. Naast de landbouwvercenigingen staan de vakbladen of de nieuwsbladen, voor zoover zij den landbouwer theoretisch voorlichten. Er ziju weinig landbouwar- tikelen waaruit de boer. niet zou kunnen leeren Het behoeft, niet te worden gezegd, dat de meeste landbouwers zich weinig om do theorie van hun vakbekomme- doet dan gewoonlijk," antwoordde ik, niet den minsten lust gevoelende nu reeds over do onaangename ontmoeting tc spreken, die met mij op den weg had pluats gevonden. -Mijnheer treft hei. wel ougelukkig," sprak de waard, «en er is op liet oogenblik geen andore gelegenheid, of gij moest een rijtuig op het dorp nemen, doeh dit ligt ook nog een half uur bier vandaan." «Dan zou ik toch te laat aan den spoor trein komen, Jasper," zeide ik. «en nay mot rijtuig naar Amsterdam te laten brengen, duurt mij te lang; dit zou ook geheel en al het doel missen, want ik zou in het nieuwe jaar ia de stad komen, eu mijne familie te bed vindon het spijl mij!" -Mij ook, mijnheer, maar wat er aan te doen! Er zit nu niets anders op dan vannacht bij Jasper Klink te blijven u weet, ofschoon hij maar eene herberg doet, heeft hij altijd nog twee kamers beschikbaar voor oude be- keudeu. Kom, kyk nu maar niet zoo treurig, laten wij 'i ons, terwyl liet buiten sneeuwt en hagelt., hier ee"S recht genoeglyk maken. Maar wat zal mynheer gebruiken?" -Laat het een glaasje beete grog zijn, want ik. heb verwarming noodig; dat weer maakt mij zoo huiverig alsof ik de koude koorts had," zeide ik rillende. «Dat geloof ik wel,' sprak de hoefsmid, «dat weer gaatje niet in de kleeien zitten, en dan is mijnheer «Doeblonburg" voorbij ge komen!" vroeg liij aarzelend. -Natuurlijk," antwoordde ik. -liet was mijn weg;- maar heeft dat met het veroorza ken vau koorts iets te maken Wordt vtrvclgd.

Peel en Maas | 1893 | | pagina 1