en
lik het zijne.
Uitgever:
W. VAX DEX Mt iCRHOF-Sasscn.
Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag.
zy, die zich met 1 April op dit
blad abouneeren, ontvangen de tot
dien datum verschonende nummers
gratis.
Feuilleton.
Voor den Commissaris van
POLITIE.
Stand der ftSaasi.
E.K. 3* Dinsdag N.M. 10e Dinsdag L.K. 17 Dinsdag V.M. 25 Woensdag
Abonnementsprijs per kwartaal.
voor Venray 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland 85 c.
afzonderlijke nummers 6 c.
Stand dei' Zon.
J, 11,21, Maart op 0.18; 0,26; 8.4; v/ra.; onJor 5.38; 5,55:0.12;
Prijs der Advertentiën:
ran 15 repels 30 c.
elke regel meer 6 c.
groote letters on rignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maal geplaatst, worden 2maal berekend.
AdvertentiSn of Ingezonden
Stukken gelieve men Vrijdag
vóór 2 uur 's-middags te be
zorgen aan bet Bureau »Peel en
Maas" te Venray.
Alleluia!
Hoor, het jubellied ontwaakt met het
eerste bloken van den dageraad.
In het Oosten sprong het op, ver
der, verdei", dan waar de dagvorstin
oprijst en met haar eerste stralen den
blijden morgen begroet.
Met de 3chreden van een reus snelt
het voort, want het moet do stralen
der zonne vergezellen in hun dage
lij ksche koestering der aarde.
Het Oosten heeft het lied over aan
het Westen, totdat het een gordel
van jubelzangen geslagen heeft om de
aarde,
»De Heer is waarlijk verrezen!"
Alle talen schallen het uit, alle
natiën jubelen het luide, totdat de
triomfkreet van het verloste menschdom
breeder en breeder zich ontwikkelt
en hooger en hooger steigerend, weer
kaatst wordt door de gewelven des
hemels.
Achttien eeuwen rolden daarheen,
rolden daarheen in eindeiooze golving,
als huppelende baren der wereldzee,
uit de donkere toekomst het verleden
in den schoot. Groote en grootere ge
beurtenissen volgden elkander op in
onafzienbare rijen, machtige rijken zon
ken in het niet, waarvan de naam
nog slechts bij enkelen voortleeft. Meer
dan één beschaving ging onder in den
maalstroom der barbaarschheid. \Ve-
reldvcroveraars kwamen en gingen;
omwentelingen platsten voort door
water en bloed, maar ook deze hoog-
»Zoo waarachtig als ik voor uwes sta, 't
bennen fatsoenlijker wijze gesproken,
gemeene jokkens; zóó waar zal ik hier voor
je toonbank een stuip krijgenen met de
oogen naar den hemel gericht vervolgde de
groentevrouw Schetter tot den commissaris
van politie, bij wien zij geroepen was om zich
te verantwoorden wegens het uitschelden en
beleedigen van juffi*. Mosch. een harer klan
ten. «Onze lievo Heer weet wel, dat ik de
waarheid spreek."
Comm. -Wel zoo! dus juffr. Masch vertelt
leugens volgens u
Vrouw S. «Als een paardendief, mijnheer!"
Comm. »U is immers winkelierster in
groenten."
Vrouw S. «Om u te dienen, meheer, maar
behalve ingelegd en versch, hebben we klom
pen, 'n beelje snoepgoed voor de kinderen en
Zweedsche lucifers ook echte van de Aruer-
foortsche fabriek."'
Comm. «U woont in een kelder en toen
juffrouw...."
Vrouw S. (valt den comm. snel in de rede.)
«Verekskuzeereen kelder? jongens neen, 't
is een effectief onderhuis, nooit last van grond
water of nattigheid, 't Is V(el negen trappics
gezwollen baren namen op verren en
verderen afstand steeds onbestemder
lijnen en omtrekken aan. Voor de me
nigte werden zij, als waren zij niet
geweest.
Maar nooit wordt vergeten en nooit
uit het oog verloren, wat nu meer
dan achttien eeuwen geleden, op een
uithoek der aarde plaats greep.
Geen wonder ook.
Daar werd God geboren, daar werd
een Godsmoord bedreven, maar daar
ontbrak ook niet de sluitsteen, welke
al de wonderen, tusschen Bethlehem
en Calvarië, samenbindt: de heerlijke
verrijzenis.
Als een reus sprong Ilij op om
zijn loop te nemen, de Heer, de Ver
losser, sprong Hij op uit den slaap
des doods.
Zijn vaan, de Kruisbanier, vliegt
over de aarde, zoo rap menschenvoe-
ten, de blinkende voeten der Evan
gelieverkondigers, haar over bergen
en dalen kunnen drager, en volgen.
Als van een hooger dan dit aard-
sche leven zich bewust, ontsnapt zij aan
hun handen, om daar boven in de
wolken bij voorbaat de plaats in te
nemen, die bij het eindgericht de bare
wezen zal.
Na in de Catacomben, ter liefde
van den gekruisten en verrezen God-
mensch, het bloed zijner getrouwen
te hebben gevraagd en verkregen,
schiet de Kruisbanier met machtigen
sprong te voorschijn uit de ingewan
den der aarde, om zooals in de diep
ten der aarde, nu boog in de lucht
te wenken tot navolging van Hem,
dien zij gedragen heeft op Calvarië.
Eu in dat teeken wordt de over
winning behaald. Zie ze vluchten, de
vijandelijke machten, de Lccu.w van
Juda overwon!
Breeder en breeder worden de scha
ren, die aan het hout des Kruizes
de vrucht des levens komen vragen.
In een optocht, zonder grens en
af, maar een reëel onderhuis hoor!"
Comm «Hm. dat is 't zelfde; U heeft
juffrouw Mosch, toen ze boven aan do trap
van uw kelder...."
Vrouw S. «Van m'n onderhuis; meheer
Comm. -Spreek niet, voor ik je vraag
je hebt juffrouw Mosch zeer onfatsoenlijk uit
gescholden en..."
Vrouw S. «Nou, 't is mogelijk, dat ik in
m'n drift 'n beetje ordinair tegen dat gierige
mirakel ben geweest, maar scheldwoorden
naar d'r leelijke scheeve kop gooien Neen,
meheeitje! daar is vrouw Schetter veei's te
net voor, en al was dat nou ereis zoo geweest,
meheer do commissaris, dan zou die pimpel-
neus met 'r kouwe drukte daar toch niet van
bedorven wezen."
Comm. «Kalm, asjeblieft, kalm!"
Vrouw S. «Wel zeker! blijf eens kalm als
je hoort, dat zoo'n knijperige krentemik, zoo'n
gortentelster, zoo'n slordige slof hak je de
kroon -van je hoofd neemt en dat nog wel bij
den commissaris van je eigen seksie. 't Is
nogal de moeite waard om één komkommer!"
Comm. Zóó, was 't om 'n komkommer?"'
Vrouw S. «Jawel meneerverheeld uwe
je nou ereis, dat ze tegen uwe zeggen: je
komkommer deugt niet! Dan wordt uwes
toch ook helsch. Niet, dat uwes neus nou
precies zoo erg groot is als de mijne, maar..."
Comm. «Aha! nu begrijp ik het; u dacht,
dat vrouw Mosch eeu glosse maakt op uw
min of meer te groot-en neus?"
Vronw S. «Mijn neus is grooteeuwig
groot dat weet ik wel, meheer, maar 't is een
zonder einde, nadere de volkeren,
om aan de geopendzijde van den
gestorven, maar vemzen Godmpnsch
den levensovervloed to ontleenen. En
voor allen en altijd vloeit onuitputbaar
die levensbron, waartoe men slechts
behoeft te naderen, om deelachtig te
worden aan hare voLiid.
En die allen voel-1 in zich zelf,
aan den polsslag va" een voller en
rijker leven, dat zij samenhangen met
dat in Judea eigenmachtig verrezen
Leven.
Wonderlijk zeker daf de kinderen
dezer eeuw aan dit schaterende bewijs
voor 's Heeren verrijzenis niet genoeg
schijnen te hebben! Achttien eeuwen
lang hebben millioenen en miilioenen
er aan geloofd en hebben in dit ge
loof, dat het geloof in eigen opstan
ding inhoudt, geleefd en zijn erin gestor
ven. De wetenschap van Paulus en
de adelaarsblik van Augustirius heb
ben de onmogelijkheid) niet ontdekt.
Wat meer is: zonder j de Verrijzenis
verzinkt alles in de k$to des doods.
Dan verdwijnt /ie geheele
menschkeid, enkele gröStë geesten uit
gezonderd, maar voor de verdere
menschheid, die van gezag leven moet,
alle zekerheid en alle bezit van gces-
telkijke waarheid. Dan houdt het le
ven van bijna allen op een rnensch-
waardig leven te zijn. Dau weerklinkt
over een, in ontzettende duisternissen
gehulde aarde, de losbandige maar
niet minder sombere kreet: »laat ons
eten en drinken, want morgen zullen
wij sterven!" Dan worden de ellenden
des levens niet opgewogen door de
levensvreugde en is de wijsbegeerte
van Hartman de ware die tot practisch
resultaat beeft het bewustzijn te ver
nietigen en rust te zoeken in het
onbewuste.
Maar gelukkig slaat de levenspsalm
der Verrijzenis met zijn alleluia's zijn
tonengordel om de aarde en dwingt
ook den vermetelsten loochenaar tot
neus met eere en in alle geval is hij nicfc ge
maakt, om door zoo'n sloerie, zoo'n slobkous
als die vrouw Mosch is, te worden veracht en
geschandaliseerd."
Comm. «Scheldwoorden komen hier niet
te pas, ik begrijp nu zeer goed, dat jij vrouw
Moscli hebt uitgescholden. Wanneer je dus
niet fatsoenlijk spreken kunt, dan
Vrouw S. «Wel heere in de Haag! noemt
u dat schelden Neen, meneer de commis
saris, dan weetje niet wat schelden is. Als ik
nou tegen d'r ge/.eid had Dondcrmirakel. Sa-
lamanderstraal, Fiikkerkop of zoo iets, dan
had uwe gelijk en dan was het niet meer dan
billijk, dat uwe mij een standje maakt, maar
voor zoo'n enkel overtogen woord iemand te
laten roepen aan 't bureau is nogal erg weet
u? 't Is of ik heel wat gedaan heb. Zou je je
niet bedocn, om zoo'n totebel! zoo'n misselijke
blaaspruim! Wat verbeeldt die kale sliert,
dat menseh met een waterhoofd die
uitgedroogde vel-en-?ieen zich wel
Comm. «Ik geloof, dat uwe schuld hier ge
noegzaam door u zelf wordt bewezen. U
scheld immers voortdurend...."
Vrouw S. «Nou afijn! als uwe dat scholden
noemen wil, dan heb je gelijk, maar neem me
niet kwalijk, dat ik 't zeg, dan beklaag ik
uwe, dan hebt u er bitter weinig verstand van
voor 'n commissaris en bovendien, dat kren
terige wijf, die tor, die potmosch heeft mij
eerst uitgescholden ik ben '11 veel te nette
vrouw, om zoo'n bollebakkehapsnoet het eerst
aan te pakken. Zij is begonnen
Comm. «Is dat inderdaad zoo?
nadenken
(Slot.)
Iedere mensen bezit bijzondere eigen
schappen, die, naarmate zij worden
geleid door de opvoeding en beheerscht
door de uitwendige omstandigheden,
zich ontwikkelen tot hetgeen wij deug
den en ondeugden noemen. De wet
der erfelijkheid vervult in het toebe-
deelen dier eigenschappen de hoofd
rol, wat de aangeborene betreft; de
wet der nabootsing treedt bij de later
verkregene het meest op den voor
grond. Het is niet mogelijk zich een
vereeniging, hoe klein ook, voor te
stellen van personen, bij wie deze
verschillen geheel zijn uitgewischt.
Onder allerlei vormen openbaart zich
onze ikheid. Als het zelfbewustzijn is
ontwaakt, voelen we welke krachten
ons ten dienste staan, over welke
vermogens wij licbben te beschikken,
en wat ons van anderen onderscheidt.
Eensdeels drijft de eigen aanleg ons
aan, die natuurgave tot rijpheid ie
brengen; maar, biertoe is inspanning
noodig, machtig genoeg om te zegenvie-
ren over een andere eigenschap ons al
len in meerdere of mindere rnate ge
meen, de begeerte naar rust.
De innerlijke drang tot ontwikkeling
van de vermogens van lichaam en geest
door middel van arbeid is niet krachtig
genoeg, behalve in gevallen wier zeld
zaamheid juist oorzaak is dat zij bijzon
der de aandacht trekken en als vermel-
dingswaardige feiten staan opgeteekend
om de natuurlijke traagheid te overwin
nen. Daartoe is een andere prikkel
noodig: het is die van het persoonlijk
bezit.
De volken, onder bet mildst klimaat
levende, zijn op den laagsten trap van
beschaving blijven staan. In de kindsch-
heid van hun bestaan, toen hun behoef
Vrouw S. »'k Zal geen gezond oogenblik
meer hebben als 't niet zóo is. Ik had haar
eergisteren twee komkommers verkocht, ziet
u? Mooie groote! vier en 'een kleintje 't stuk
't was te geef, maar afijn! 't Is een buur en
daarom betaalde zij nooir, 't meeste Nou was
die eene komkommer een tikkie beter van
binnen..
Wat zeit uwe nou? Ik zit toch net zoo wei
nig in zoo'n komkommer, als uwe of zoo'n
straatblom. Verbeeld je. ze noemde me gnps-
ter en af/.ctster en zei dat ik haar had willen
bedriegen zoo'n scheele marmik! ja 'k
ben daar om haar i centen verlegen. Neen,
meheer, do commissaris, uwe moest niet mijn,
maar die leelijko mossel! dat leugenachtig
serpent met baar groote schreeuwlip hebben
laton halen, dat was recht en billijk, maar
pas op! anders lapt ze het uw6 op avontuur
net als mijn, tenminste als ze die komkommer
nog heeft. Dan krijg jo hem ook togen je
fiseleinie, vlak voor jo porem, want uwes neus
is ook nogal dikkig 011 daar heit ze d'r mik
op.... afijn dat ken uwe niet helpen, daar
niet van
Comm. «Dat doet hier mets ter zake."
Vrouw S. «Neen! Uwé heeft je eigen ook
niet gemaakt, afijn
Ze kwam ik had net een heele nette
burgerjuffrouw geholpen aan een paar klom
pen voor men onderhuis en riep.: «vrouw
Schetter! vrouw Schetter!" Nou; zonder erg
kom ik aan de trap en wat doet rao die
sohreeuwleeüjk? Ze roept zoo schandeleus
mogelijk: d cir heb je jo bittere komkommer
stoffelijke» aard waren, konden zij met
weinig arbeid daarin voorzien; huil
krachten werden niet genoegzaam in ge*
spanueu, de ontwikkeling bleef achter
wege. Waar daarentegen niet moeite
werd verkregen wat mc:i noodig had,
zocht het verstand naar middelen om den
arbeid meer vruchtdragend te maken;
en waar alzoo liet verstand werd ge
scherpt, ontstonden nieuwe b >hoeften,
van hoogeren aard, wclkei bevrediging
alweer nieuwe krachten aan liet werk
stelde. De vrije beschikking over mid
delen werd bij toeneming der drijf
kracht der samenleving; en daar elke
arbeid in de eerste plaats dengeen de
hem verricht, in de tweede plaats de
gansohe maatschappelijke gemeenschap
ten goede komt, heeft de beschaving tot
reclit§treekscli gevolg gehad hoogoro
waardeering van het eigendomsrecht,
meerdere waarborging, dat hot zal wor
den gehandhaafd.
Maar nu spreekt het van zelf, dat on
gelijkheid van eigenschappen, van aan
leg, van krachten en van vermogen, van
beslissender invloed is op den aard en
de hoeveelheid van hetgeen inen lot
zijn eigendom mag rekenen. Lhattweo
menschcn eens tegelijk gaan arbeiden;
de een verbruikt wat hij verkrijgt en
bekommert zich niet om dc toekomst;
de ander doet het wel en houdt iets in
reserve. Beiden hebben een zoon, de
laatste spant al zijn krachten in, ge
bruikt ook het jarenlang vergaarde, om
dier. zoon op te voeren tot een hoog peil
van verstandelijke en zedelijke vorming
die hem in staat stelt een meer produc
tieve» arbeid te verrichten dan die des
anderen ooit zal kunnen doen. Is er nu
wel een zweem van onbillijkheid in ge
legen, dat gene meei vermogen verwerft
dan deze?
Of wellicht zouden de gelijkheids-
apostelen verlangen, dat alle arbeid ge
lijkelijk of in 't geheel niet werd betaald
Best, maar dan verliest ook de maat
schappij haar aandeel in de winst, ver
weerom, leelijke afzetster, gcmeeno bittcr-
ucusen meteen gooit ze de komkommer naar
me toe, tegen mijn bakhuis.
Natuurlijk gooide ik dat ding weerom en
vroeg doodbedaard, uf ze 't al ereis meer bad
gehad en of ik ook vast een kamer voor d'r
zou bestellen in Meerenberg, of dat ze soms
pas in de vergunning was geweest, maar dat
monscli heeft zoo'n brutale mond dat een fat
soenlijke nette vrouw bang wordt voor zoo'n
giftige adder, die *11 bek heeft als een ophaal-
biug. Daarom riep ik enkel maar terug: -Hei
fatsoenlijke madam, als je gedaan hebt, valt
dan zelf naar beneden alsjebliett! dau kan
je met jo keu-de-pen ie en je kersepit eieis
voelen, hoo breed mijn deur is.
Wat zij toen gezeid heb, weet ik niet meer
maar de buren zouën uwé kunnen vertellen,
hoe beestachtig zij aanging en ook, hoe ik
dood bedaard en fatsoenlijk ben gebleven, 'k
Heb haar alleen ouwe modderflesch en opge-
dirkten mesthoop genoemd maar anders ben
ik eon veel to nette vrouw, om m'n evennaas
te to beschimpen, of te veraftronteoren.
'crV