m ernst reienB
ii mm
'jaar
ZATERDAG 3 JANUARI 1801,
TWAALF! vARGANG
No. 1.
Uilgevt
IV. VAX DEN -Sassen.
Deze Courant verschijnt iederen Zaterdag.
I-Feuilleton.
S<«eü! c3oi* Xou.
flcA 5, 10, 1G, 22, 28 Jan. op 7.53; 7,50; 8.5; ,3,9; 8.11; v m.; onJor 3.18, 3,-10, 3.<I0, 3.10, 3.52; n.'m.
IV v
Abonnementsprijs per kwartaal
voor Vbnrat 50 c.
franco per post 65 c.
voor het buitenland
afzonderlijke nummers
85 c.
6 c.
Prijs dor Advertentiën:
van 15 regels 30 c.
c!kc regel meer 6 c.
groots letters on vignet'eti naar plaatsruimte.
Ad verton t n::i, 8niriul gcpjnaUt, worden 2maal berekend.
dvertentiën of Ingezonden
Stukken gelieve men Vrijdag
®vóór 2 uur 's-middags te be
zorgen aan het Bureau »Peel en
Maas" te VeDray.
Blijde en opwekkend zijn de fees
ten der katholieke kerk; hoe rijk
zijn zij niet aan de verblijdendste her
inneringen, hoe stemmen zij ons hart
tot dankbaarheid voor de onschatba
re -weldaden die wij van God ontvan
gen; hoe krachtig sporen zij ons aan
tot al wat edel is en goed!
Het jaar 1890 is, even als zoo
vele anderenmet zijn lief en leed in
liet maatloos niet gezonken; misschien
blijft er voor velen slechts eene treu
rige herinnering van over, den braven
daarentegen is het een spoorslag om
den Gever van alle goed steeds dank
baar te zijn voor al het goede dat hij
afwisselend heeft ontvangen. Wij,
iiaiStli.ekeii genieten 'een geluk', dat
de meesten maar al te weinig waar-
deereu. Zelfs voor ons aardsch geluk
is de gave des geloofs met de gerust
heid des gemoeds die zij medebrengt
van onschatbare waarde. Als wij rond
om ons zien hoe de niet-katholieken
door de winden der dwalingen hoen
en weder geslingerd worden, om ein
delijk in de droeve duisternis van
twijfel en ongeloof aan te lauden, hoe
dankbaar moeten wij dan niet zijn,
dat wij, veilig geleid, blijmoedig de
stormen des levens kunnen tarten.
Waar anderen in somder gepeins ver
zonken, te vergeefs een antwoord
zoeken op de gewichtigste vragen des
levens die ieder ernstig mensch zich
noodzakelijk stellen moet, hebben wij,
katholieken ons geloof.
1.
In het bosch van Beaujeu aan het riviertje
do Ardière bad op een voormiddag in den
herfst vac 1451 het volgende tooneel plaats:
De eigenaar van dit woud en zijnen gan-
8cheu omtrek, Graaf Hugo van Monteval had
met een aanzienlijk gevolg zijn slot Beaujeu,
welks ruïnen nog heden ten dage zichtbaar
zijn op eerie hoogte boven de stad van dien
naam in bet Fransch departement du Rhone,
verlaten, om in bet binnenste van bet woud
een afschrikwekkend voorbeeld van zijne rech
terlijke strengheid te geven. De machtige
leenman, die op zijne landgoederen de hoogste
rechtspraak uitoefende, kori over leven en
dood zijner onderdanen beschikken.
Een wilddief zou ter dood gebracht worden,
en wel op deze gruwelijke wijze: men smeedde
den veroordeelde op een levend hert vast en
ging dan mensch en dier doodjagen. eene straf
oefening, welke in do dagen der lijfeigenschap,
willekeur en gruwelijke barbaarschheid niets
ongewoons had.
Claude Rémy, zoo heette de veroordeelde,
was van top tot teen een strooper van de
ergste en onverbeterlijkste soort, llij was een
zoon van den vorigen doodgraver van Beaujeu,
en had door zijne buitensporigheden zijnen
vader in het graf geholpen.
Orn ons te overtuigen van het groo-
te geluk dat wij genieten in het bezit
ten van dat ware geloof, behoeven
wij slechts rond te zien in ons eigen
vaderland en een enkelen blik te
vestigen op hen, die niet tot de ka
tholieke kerk behooren. Velen, zeer
velen, helaas leven zonder ooit een
blik naar boven te richten; de jaren
volgen elkander op zonder dat zij
ooit aan iets anders denken dan aan
hunne aardsche belangen en genoe
gens; zij leven er maar op toe, hun
zoogenaamd fatsoen voor de menscben
en hun vrees voor politie en straf
rechter is het eeni'ge wat hen in toom
houdt. Zij, die wat meer nadenken,
houden er op hun wijze een soort
wijsbegeerte op na, anderen belijden
iets, dat zij voor godsdienst houden.
Beiden zijn diep te beklagen. Waar
toe toch voert de ongeloovige wijsbe
geerte met hare valsche stellingen?
Tot niets anders dan tot teleurstelling,
twijfel, wanhoop en krankzinnigheid.
Zijn wij er geen getuigen van dat
mar.r.err," cl:c rijk bedeeld zijn nata
hoofd en hart, tot de uiterste wan
hoop en krankzinnigheid vervallen?
Maar is er dan geen geneesmid
del voor den treurigen toestand waar
over de weield zich te recht bekom
mert? Ja, dit geneesmiddel is God
en de godsdienst. Zoo de samenle
ving wenscht dat de statistiek van
misdaden minder uitbreiding neme,
dat zij dan God en Diens zuivere,
ware leer in haar midden terugroepe,
in hare parlementen, hare rechtban
ken, bare scholen enz. Op vele plaat
sen heeft zij het Opperwezen er uit
verbannen, en ïeeds schijnt zij door
gewetenswroeging geplaagd te worden.
Onze eeuw heeft behoefte aan dit
geneesmiddel; 't is nog niet te laat
om zich te bekeeren. Onze eeuw is
Geboeid stond hij op eene kleine, open plek
in het bosch. Een zwarte baard omgaf zijn
bleek gelaat en zijne oogen gloeiden als kolen.
Onrustig keek hij in 't rond en trachtte het
groene geboomte met zijn blikken te door
boren, als om don laatsten straal van hoop op
redding van den vreeselijkcn marteldood op te
vangen. In zijn onmiddelijke nabijheid zag hij
de honende gezichten van twee boschwachters,
die den ongelukkige met argus-oogon bewaak
ten, en zich over zijn treurig lot nog schenen
te verheugen.
»Als het hert de drijfjacht gelukkig ont
komt, hoe lang kan het dan wel blijven leven
met zoo'n vracht op den rug?" vraagde de eene
wachter den andere.
«Hm, dat kan tamelijk lang duren", ant
woordde de tweede. Ongeveer vier jaar go-
leden smeedde men in den omtrek van Issou-
dun eenen wilddief op den rug van een hert
vast, en liet het benauwde dier Ioopen, waar
been het wilde. Drie maanden later moet men
bet bert nog vroolijk hebben zien rondspringen;
bet had zich, naar het scheen, aan zijn vrachtje
gewend.'-'
«En de man dan?"
«Die was middelerwijl in een rammelend
geraamte veranderd."
«Hoor je dat, Claude, zoo zal het jou ook
gaan verdiend loon, man 1"
»Die mij zoo gruwelijk willen vermoorden,
moge hetzelfde lot overkomenbromde do
zwartgebaarde met donkere blikken.
"Ja, dacht je het recht te hebben de herion
en reeën van onzen genadigen Graaf te van
gen en allerlei fieltenstreken uit te halen? Je.
hebt den dood rijkelijk verdiend."
oud, haar verval duidelijk; weidra
al zij zich nederlcggcn aai niet we
der op te staan. En w j. boek ligt
daar op het bed der scheidende? lie
geschiedenis der versclr 'lende gods-
diensileereu. Zal zij zich wenden tot
het geloof dat haar zalig Hare wieg
werd besmeurd met het !oed der re
volutie; zal zij zorgen ;tt de Kerk
wijwater op hare doodf.ist sproeie?
Hat met het ingtreden j ar 1S91 een
aanvang hiertoe worde maakt, is
voorzeker de wensch va;den brave
en weldenkende, en cpidaze voor
waarde alleen kan de Uvnscli zijn
geestelijk en tijdelijk wL.ijn erlan
gen, een geluk dat w ij Ipnzo lezers
in ons eerste nummer toet (téken
i! e arren!
't Is een barre winte
bevroren, is met een
d
i
end, hard
V<leèd be
dekt en cie armdtéfv^/rt>T^_od'fioÏÏ^6r,r'
koude en ellende.
De ongewoon vroeg invallende winter
heeft voor velen de eenige bron van
inkomsten verstopt, en is de behoefte
der huisgezinnen komen vermeerderen;
tal van werkzaamheden, die men ge
hoopt had nog eenige wekrfn te kunnen
voortzetten, moesten worden gestaakt,
en zullen waarschijnlijk niej hervat wor
den voor het barre jaargetijde weer ach
ter den rug is. Waar nog spaarpennin
gen zijn, zal men ze spoedig moeten
aanspreken ende ondervinding van
velen heeft het reeds menigmaal bewe
zen heel lang laten die met moeite
bijeengegaarde gelden zich ook niet pla
gen. Deze zijn nog van de gelukkigen,
maar hoe velen zijn er niet, die aan alles
gedrek lijden?
«Dat weet ik wel, maar ik. klaag over de
gruwelijke manier, waarop ze mijn vonnis
willen voltrekken. Heb ik den dood verdiend,
hang me dan op aan den eersten boom den
besten. Maar zoo te sterven, geboeid aan een
dol gejaagd beest, door de dorens ontvleescht
en tegen boomen en rotsen verpletterd to
worden, dat is afgrijselijk!"
"Zwijg, daar komt de Graaf met zijne
vrienden."
De veroordeelde sidderde.
Graaf Hugo van Monteval was een trotsch
heer van dertigjarigen leeftijd, roetten schoone
gestalte en gebiedende houding, Wsnicttegen-
staaude zou hij volgens de volksmccning in
den regel niet zoo streng tegen zijno minderen
zijn als sommigen heeren uit de nabuurschap.
Eeu dezer onbeperkte gebieders had hem op
de booze gedachte gebracht, den gevangen
wilddief op de. gemelde ontzettende manier te
straffen, waartoe hij als graaf het recht had.
Hij had het denkbeeld van zijnen huurman
overgenomen, in weerwil van de dringende
bede zijner bevallige, jonge gemalin, die hij
zeer beminde', en die hem ten ernstige had af
geraden, zulk een gruwel op zijne goederen
toe te laten.
De Graaf verscheen in het woud met tien
zijner voornaamste vrienden. Allen waren
ervaren ruiters, uitgerust, zooals 't bij de
drijfjachten de gewoonte was en voorzie*» van
lange drijfzweepen. Twee koppels blaffende
honden, met groote moeite in toom gehouden
door eenige pikeurs, wilden zich met alle ge
weld $>p liet hert storten. Dit edele dier was
ten dc-ele niet strikken gebonden en werd door
sterke mannen naar de gcrichtsplaats gevoerd.
Dat er door hen, die liet geluk heb
ben iets te kunnen missen, in de beurs
getast zal moeten worden, is aan geen
redelijken twijfel onderhevig. Kr is in
de laatste jaren veel gesproken van
werkverschaffing als een middel om
hulp te verleeneii op eene wijze, die het
karakter niet aantast, die den arme niet
demoraliseert, die hem en zijn huisgezin
niet tot een lager peil, doet zinken. In
theorie is dit voortreffelijk; maar de
praktijk heeft dikwijls geweldige teleur
stellingen opgeleverd.
Men zij dan op dit punt niet doctri
nair, en verheffe niet tot het alleen goe
de stelsel, wat slechts onder bepaalde
omstandigheden kan worden toegepast.
Gelukkig vindt men schier overal in
ons land vereenigingen van mannen en
vrouwen, die hun tijd en hun krachten
aan do verzorging van armen willen
wijden, en door de ervaringen, bij dien
moeilijken arbeid opgedaan, steeds be
ter zullen slagen in de keuze der midde
len. Zij, die door hun drukke bezighe
den daartoe minder in de gelegenheid
zijii,"""AA •.'".'Tr ï«*AuXi*2f,.v .'.....i ïL
ruim mogelijke bijdrage dat liefdewerk
steunen. De armen en hulpbehoevenden
zijn nu eenmaal onze broeders en zus
ters; dit als een soort van geloofsartikel
te erkennen baat niet veel, als wij niet
toonen er ten diepste van doordrongen
te zijn. 01 de maatschappij in de eerste
eeuwen een zoodanig standpunt van
ontwikkeling zal bereiken, dat armoede
en ontbering onbekende kwellingen zul
len worden, weet niemand en is ook
niet te verwachten, maar laat ons doen
alsof we daar stellig van overtuigd zijn,
en eiken stap, waarmede we dit ideaal
naderbij komen, als een gezamenlijk
behaalde overwinning beschouwen.
En vooral trachte men de toekomst
te behcerschen door aan de kinderen
zijn zorg te wijden. Elk nieuw geslacht
Ook. de smid was op zijnen post met ijzeren
kettingen, klinknagels, schroeven en eenen
kleinen soldeeroven, waarin een kolenvuur
flikkerde.
De blik van den strengen leenheer zocht den
geboeiden wilddief. Deze bemerkte dit dadelijk
met zijnen scherpen blik. Hij viel op dc
knieën en kreet: «Genadige neer! erbarming,
genade
Met toornig gelaat schudde de Graaf het
hoofd. «Neen, geene genade voor den roover!"
riep hij. -Je krijgt loon naar werken!"
«Ik bid niet om mijn leven! Laat mij niet
op het hert sterven, genadige heer Graaf, laat
mij hangen!"
«Je weet wel, schurk, dat de beul van
Beaujeu gestorven is, en hoopt zoodoende uit
stel te krijgen. Niets daarvan! Wij blijven
bij ons vonnis!
-Genadige Heer," zei de opperjager eerbie
dig nadcrlredeud, -het edelhert is bij de hand
en de smid heelt zijne zaken klaar; om den
spitsboef op het dier te bevestigen.
«Pak hem dan maar mee!"
De opperjager wenkte'. De beide boschwach-
tors voerden of liever sleepten den tegenstiib-
belenden on jammerklagende!) veroordeelde
naar iiet nog gebonden hert, waarop hij in do
lengte werd uitgestrekt. De smid begun toen,
geholpen dooi-de anderen zijn arbeid, die nog
al omslachtig was en veel lijd kostte. Einde
lijk was hij gereed, en de ontzettende jacht
kon beginnen. Maar daar kwam onverwachts
eene stoornis.
Eene draagkoets werd snel door eenige van
's Graven dienaren naar de gericbtsplaats ge
bracht. Tot algemeone verbazing steeg de
moot krachtiger gewapend te voorschijn,
komen, en beter in staat door eigen in
spanning de kwade kansen het hoofd te
bieden. Elk kind, dat zonder voedsel,
zonder voldoende kleeding, zonder be
hoorlijke opvoeding en onderwijs de.
jaren der jeugd doorworstelt, en wie
aanschouwt ze niet met deernis, als ze
daar voorbijgaan met de sporen der
diepste ellende op het gelaat! is een
aanklacht tegen ons, die zijn verzorgers
moeten zijn.
Geeft dan van uwe overvloed, gegoe
den, geeft voor de ongelukkige kinde
ren, geeft voor de niet minder ongeluk
kige ouders, God zal het u vergelden!
Geeft thans vooral, nu de nijpende
koude zich zoo bitter doet gevoelen en
heiligt door 't drogen van een traan van,
honger, koudeen ellende, het H. Kerst
feest, dat ons om de kribbe van Bethle
hem vereenlgde, waar de Godmensch
tot een leerrijk voorbeeld als een hulp
behoevend en armoedig kindje geboren
werd.
n'f
UütiütiiUiii...
Duitschlarid
Uit Berlijn komt liet bericht van merkwaar
dige woorden, dezer dagen door Bismarck bij
gelegenheid van de ontvangst eener deputatie,
uit Straatsburg gesproken. Men sprak over
annexatie-vraagstukken, waaromtrent de ex-
kanselier verklaarde, dat Duitschland alleen
zulke landen kan annexeeren, die hot onvoor
waardelijk ter bescherming zijner grenzen
noodig hoeft, of die in zulk een hoogo mato
Duitsch zijn, dat zoifs wanneer de laatsto
Duilscho soldaat er uit heengegaan is, het
land altijd neg Diutsch is en Duitsch blijft.
Er waren in de jaren van i860 lot 1870 zin
spelingen gemaakt op eeno. annexatie, vaa
Nederland, waarop Bismarck toen heeft ge
antwoord, dat Pruisen, al zouden vijf millioen,
Nederlandcis geknield om annexatie smeeken,
hen toch niet zou kunnen aannemenzij zou
den maar moeten zien, hoe zij het voor zich
jonge Gravin eruit. Handenwringend nader do,
zij haren gemaal en smeekte vurig «Doe 'c
met, Hugo! O. doe 't niet!"
«Hé, Blanche, wat duet gij hier? Dit is
geen schouwspel voor u!"
-Het liet mij geene rust op het kasteel en
daarom wilde ik u voor de laatste maal ver
zoeken, den gruwel niet toe te laten. Doo 't
niet, Hugo Gij weet dat ik u innig lief heb
en eer, doch als gij dat ijsolijk vonnis laat
voltrekken, zou ik u mijn leven lang niet weer
zonder sidderen kunnen aanzien."
Monteval stond een ongenblik in tweestrijd.
«Hoor je wel, booswicht, de Gravin spreekt
voor jezei hij tot den veroordeelde.
«God zegene de edele vrouwsteunde de
strooper op liet hert, zich krampacliiend in
zijne ketenen wringend.
«".Vilt g;j mij mijne bede toestaan?" vraagde.
Blanche met vleiende blik. haren gemaal.
«Nu gij mij zoo onverhoeds overvalt, kan
ik 't u niet weigeren. Bij den hemel, ik w i^
niet, dat mijne lieve vrouw ook maar eenmaal
in haar leven voor mij siddert."
«O, Hugo, ik dank u? Gij zult don onge
lukkige dus laten leven?"
«Neen, het leven heeft hij verbeurd. Nu hij
den doodenrit op het hert niet zal maken,
moet iiij hangen. Ga nu heen, lieve. De ge-,
rechtigheid moet haren I >op hebben. Voor uwo
schoone oogen deugt zöo'r. tooneel niet."
-De gruwel is toch verijdeld. Nogmaals
dank, Hugo!"
«Ja, gij zijt mijn gocdo engel, Blanche.
God geve, dat i'.: u nog lang zoo goed cn zacht
moge behouden
Wordt vervolgd.