ea omstreken. ELIGIUS de Organist. ZATERDAG 20 JULI 1890. ELFDE JAARGANG. Xo 30. rp Uitgever: W. VAX DEN Ml'XCivIiöF-Sassen. Deze Courant verschijnt iederen Zaterdai Nisitiil «Ier 33nasi. Woensdag. L.K. 0° Woensdag. N.M. 1GC Woensdag. E, dor Zon* 5, 10, 10, 22, 2S Juli op 3.48; 3,52; 3.5'J; 1,13; 3. l i; v m.; onder 8.19, 8.17,8.12, 8.3 7.3G-, n m. Abonnementsprijs per kwartaal. voor Venray 50 c. franco per post 65 c. voor liet buitenland 85 c. afzonderlijke nummers 6 c. Prijs der A.dvertentiën: vrin 15 regels. 30 c. elke regel meer 6 c. groote letters en rienetten nanr pla:.tsruimtc. Advei tentien, 3m:ir\l geplaatst, worden Smaal berekend. dvertenti'dn of Ingezonden Stukken gelieve men Vrijdag 'vóór 2 uur 's-middags te be zorgen aan het Bureau «Peel en Maas" te Venray. De volgende particuliere correspon dentie uil Duilschland lazen wij voor eetiigo dagen itt een katholiek dag blad. Wat is dc mensch toch zonder nederigheid? Is de hoovaardij niet die eigenschap, die hartstocht, die ondeugd, welke het moest lot zijn vernedering bijdraagt. Ik wil niet dieper gaan. Iedereen voet immers dat de hoovaardij de wortel van alle kwaad en ellende, de oorzaak van den val der Engelen ge weest is. Blijven wij bij de dingen van den dag! Döllingcr werd door zijne hoovaar dij gedoemd het hoofd van oene sekte te worden, die hij verachtte, en te sterven in de armen van een seklaris, huiten de gemeenschap tier Kerk, ■welker vurigste lofredenaar hij eens was. Bismarck wordt door zijne hoo- vaardighoid meegetroond, om het sterkste bewijs te leveren van de waarheid van Mtrrmontel's gezegde: Du sublime au ridicule il n'y u qu'itn pas. Welk een verschil lusschen Bismarck cn de waarlijk groote mannen der geschiedenis! Wat heeft de Heiligen groot ge maakt, zoo niet vooral hunne nede righeid. Eu wordt niet in het leven der helden en grooten dezer aarde de bescheidenheid als een van hun edelste deugden, als een dor echtste kenmer ken van hunne ware grootheid gepre zen Groot was Thcodosius de Groofc vooral toen hij zich voor den II. Feuilleton. 29. Het is volstrekt noodig, dat gij nog cenige uren rust houdt, anders loopt gij gevaar u eene ziekte op den hals te halen. Het is zeer goed mogelijk, dat zij den ochtend haalt. Meent gij, dat ik hier ééne minuut rust zou kunnen vinden, nu ik weet, dat zij op sterven ligt? Neen, mijn vriend, neenmijn plicht gebiedt mij tot haar te snellen!Die arme kinderen! God verhoede, dat ik haar in zulk ccn vreeselijk uur aan zich zelvon zou overlaten! XVIII. Den volgenden morgen bescheen de opgaan de zon, met hare-eerste stralen door den dik ken, boven de groote stad hangende, nevel Jicenborende, een godvruchtig doodbed op een armoedig zoldervertrek. Door hare weenende kinderen omringd blies mejuffrouw Castelnau, na een zachten doodstrijd, den laatsten adem uil. Haar einde voelende naderden, luid zij zich met gelatenheid aan den wil des Hoeren onderworpen en verzocht, of een van allen de goedheid wilden hebben do gebeden der ster venden roor haar te lezen. Om zijn vriend to sparen had Dasson zich van vromen plicht ge- kwelen en in dien tusschentijd had zij den g.e.cst gegeven, Arhbrosius vernederde. Waarlijk groot was Godfried van Bouillon op het oogenblik toen hij den gulden kroon terugwees waar God de doornen kroon bad gedragen. Groot was Napoleon I het meest, toen bij op bet eiland St. Helena in christelijke lijdzaamheid in zijn diepen val berustte. Zie daarentegen de verwaanden, welk een treurige rol zij ten slotte spelen! Met de verachting der mensch- heid beladen, staan hunne namen in de gcschiedboekeii opgeteekend, van al den koning van Babylon, die met de runderen moest grazen, tot aan don ougelukkigen koning van onze dagen, die, door baatzuchtige vleiers tot een soort van kunslgod verheven, te mid den van zijn tooverpaleizou vrijwillig in dc diepte der wateren verdween. Dat Bismarck in zijn soort een gi'oot man is, door God met buiten gewone talenten en hoedanigheden be giftigd, op een hoogc plaats gesteld, om groote dingen te verrichten, dat hij een man is, die inderdaad door zijn genie en voortvarendheid de eoisle plaats in Duro pa heeft inge nomen en de geschiedenis der laatste dertig jaren naar zijn hand heeft gozet, t is moeilijk te loochenen, t is een roem, die hem zal bijblijven, al is die room dan ook mot veel tranen, bloed en onrechtvaardigheid bezoedeld. Dat Bismarck echter in waarheid geen groot man is, dat hij alie kracht van zelfbeheersching mist, dat hij, tiran voor allen die hem tijdens zijn geluk durfde weerstaan, nu de arm zalige slaaf van zijne ontembare ijdel- heid is geworden, daarvan heeft elke dag sedert hij het bestuur van het Duilsche Rijk aan jonger krachtiger handen moest afstaan, een treurige getuigenis afgelegd. Wat de ex-kanselier aan zijn laat- Eene bejaarde, goedhartige vrouw, welke op eene achterkamer op de zelfde verdieping woonde en gedurende de ziekte van Eligius bcliuwdmoe Ier, Dassong eraadpleegd bad voor eene verzwering aan do hand, nam de drie meisjes, op verzoek van den doctor, in hare kamer en bood gulhartig aan haar zoolang bij zich te houden, tot men besloten zou hebben, wat men met haar zou aanvangen. De droef heid der kinderen was grenzeloos, maar de liefde haar bloeders cn dc zekerheid, dat hij voor haar zou zorgen, verzachtte daarvan dc bitterheid. Dasson nam op zich dc noodige schikkingen voor eene f.ilsocnlijkc begrafenis te zullen maken en al de formaliteiten, welke die treu rige plechtigheid moesten voorafgaan, te ver vullen; want Eligius was, hoeveel geestkracht hij anders ook mocht, bezitten, geheel for ne- deigeslagen en moedeloos; de zedelijke krach ten waren uugeput; maar hij wist, dat hoe wel dc/.on begrensd zijn, dc krachten dos christens geene andere grenzen hebben dan die van liet leven, cn slechts dil bewustzijn was in staat nog een vonkje moeds in zijne ziel levendig te houden. Do dag was reeds ver over de helft verstro ken. toen hij begon te bedenken, dat het tijd werd, om zijn oom een bezoek to brengen. Het .schandelijke gedrag van Gustaaf boezem de hem voor den grijsaard een innig medelij den in; hij gevoelde eene zekere behoefte om hem te gaan troosten over de dingen, welko hij wist en zelfs over die, welke hij niet wist. Hoe wel hij de drie meisjes niet gaarne ver liet, achtte hij liet toch plichtmatig ecuige pogenbiikken aan zijn oom to wijden. Hij sten uitvrager heeft vertuid, doet me nigeen vragen, of hij nog wel goed bij liet hoofd is, cn onder zijn vroe gere vrienden wint het gevoelen meer en meer veld, dat liet dc hoogste tijd voor hem was, om heen te gaan. Door overmaat van toorn laat hij zich vervoeren, om dc handelingen van den Keizer op de meeste hate lijke wijze te criliseeren, waaruit dui delijk is te lezen: »Ik houd den kei zer 'voor een idealist met een tame lijk zwak hoofd. Ilij wilde Helgoland pcirtoiU hebben, men had het veel goedkooper kunnen krijger.. Hij wilde absoluut dc naar mijn opinie veel te vergaande wenschen van hot werkvolk bevredigen; ik gaf hem zijn zin en nam de redactie van zijn manifesten op mij Ik hoopte door de interna tionale conferentie den boel in het riet te sturen, maar omdat men niets tegen den keizer durfde, ztg ik mij 1 in die hoop bedrogen, N.n ;s alte maal niets dan dwaze .ïfts-•.■>;&1 Kan men met groote minachting spreken? dat is dan de «trouwe" die naar, de oude staatsman die tegenover een nationaal-liberalen journalist den jongen keizer in bespottelijk daglicht tracht te plaatsen. Het is gemakkelijk over idealisme te spotten, maar zonder idealisme ware de wereld reeds lang ten gron de gegaan. «Men moet de politiek volgens de behoefte van het oogenblik inrichten! dat is do moderne staatsmanswijshcid door Bismarck verkondigd en in praktijk gebracht. Talent en geluk hebben hem tot een groot man gemaakt, maar met zijne nieuwe praktijk heeft hij zeker de wereld niet beter en gelukkiger gemaakt. Als hij zich dan ten minste maar drukte de meisjes beurtelings en herhaalde malen aan zijn hart en verliet met trage schre den het huis. "Werktuigelijk ging hij, zonder ergens acht op te slaan, door de woelige straten voort, toen hij plotseling bij zijne heide armen vast gegrepen werd door Camilius, die hem lachen de toevoegde I)en Hemel zij dank eindelijk heb ik dan toch het geluk n te ontmoeten, Eligius; ik wist waarlijk n et meer waar ik u moest zoeken!.. Maar drommels! Castelnau; wat scheelt er aan? Gij ziet er buitengewoon bleek uit. Dat verwondert mij geenszins, antwoord de Eligius, verlegen voor zich heen ziende; ik heb geweldige'hoofdpijn cn kan ternauwer nood mijne oogou open houden. Ja, ja, ik weet het wel, hoe dat komt: gij studeert dag en nacht en hoe wel gij den schijnt aanneemt, uwe piano niet aan te raken want ik heb van Branlórne vernomen, dat gij in den laatsten tijd bijna nooit te huis zijt zult gij ons bij het examen alten ver achter u laten. Gij gaat 11 zeker bij een ander oefe nen! Heb ik het niet geraden, vriendje? Wat hiervan ook zij, Castelnau, als ik do zege niet behaal, wensch ik van ganscher harte dat gij het moogt doenja, dat meen ik oprecht Eligius glimlachte cn was blijde zich nog juist in tijds liet concours hei innere to hebben, om eene vraag terug te houden, welke Camil- lius voor liet minst onbegrijpelijk voorgeko men zou zijn. En was het wel te verwonderen, dat de arme, onder den last van kommer en zorgon zoo diep gebukte jongeling, in hot dc beginselen van zijne eigene wijs heid wilde richten! Do politick van liet oogenblik heeft hem niet moer noodig; moge hij haar dan vergun nen, zich zonder hem in tc richten volgens de hoogero beginselen, die op het oogenblik aan do orde van den dag zijn. Met-den machtigen Bismarck hebben wij ons veel jaren lang, dik wijls lot ons groot verdriet moeten bozig houden, maar do maohlelooze Bismarck dien wij zoo gaarne do welverdiende rust. hadden gegund, en op wiens verleden wij volstrekt niet gezind waren stccncn te werpen, be gint ons door zijne onuitstaanbare snoeverij en hoovaardige zelfbespiege ling meer dan verveling, meer dan zatheid in te boezemen, walging is het ware woord, en beter dus is het, van den mopperenden kluizenaar van Friedrichsruhe, die aan ccn stouten jongen herinnert, welke niet wil gaan slapen, zoo weinig mogelijk notitie te nemen. De Aardappelziekte. In verschillende streken des lands wordt reeds geklaagd over deze ziekte, die den aardappeloogst zwaar bedreigt. Kn worden wij niet spoedig bevrijd van liet natte weder, dan zal ook van den roggeoogst niet veel goeds terecht ko- co men De aardappelziekte wordt voorge bracht volgens <le geleerden, die daarin allen overeenstemmen, door eene bij- zondore zwam- of schimmelsoort. Wat geschiedt er nu, als de ziekte zich aan den aardappel vcrloont? Deze vraag wordt in liet .V. R. volgenderwijze be antwoord De eerst schier onzichtbare woeker plant vormt allengs draden, die zich uit wendig als e«ne fijne schimmelplant eerste oogenblik niet wist wat zijn kameraad bedoelde Maai' nu weet gij nog niet, waarom ik u overal heb loopen zoeken, ging Camilius voert: verbeeld u eens. de opening van hot concours is vervroegd! Wij hadden nog vier dagen tijd om te studeeren en nu wil hut on geluk, dat twee der kunstrechters, ik weet niet woike dringende reis moesten onderne men, zoo dit men besloten heeft roeds morgen met het examineeren een aanvang te maken. Morgen? Ja, morgen ochtend. Bij liet vernemen van dit. onwelkome hcrichi zijn twoe van de ingeschrevenen terug getreden; mijn oom is van oordeel, dat iict goeno hoogvliegers zijn, doch hij vertrouwt, dat deze wijziging op u niet den minsten indruk zal maken. Wij blij ven met ons veertienen over. waaronder Ber eid ni behoort, die voorm.ligo kapelmeester van Triest. Drommels! deze moet, naar ik vernomen heb, razend sterk zijn!hel is een maestro!Welk een inval ook van zulk een man, om te komen mededingen met jonge menschcn, zoo als wij bij wil ons allen den loef afsteken Ilebt gij hem ooit gehooid Neen, nimmer. Mijn oom zegt, dat liet een zoor geduchte mededinger is! Maar ik zou u aanraden, Cas telnau. om nu stilletjes naar huis te gaan en voor van daag dc studie te laten rusten; want gij ziet er alles behalve goed uit en als gij zoo voortgaat, ben ik beducht, dat men ons tot laatsten proef een schoon Requiem tor uwer nagodnchtcuis zal doen spelen. Weet trij wel. dat er van zulk een onder werp veel partij te trekken zou zijn? hernam vertoonen. Daarna verschijnen a.in do bladen en stengcis van het loof zeer kleine vruchtjes, waaruit na eonig tijds verloop nog kleinere eitjes te voorschijn komen, dio do kiemen van hot bederf zijn, door den wind heinde en ver wor den verspreid, cn dos van don ccmn akker naar den anderen de ziekte over brengen. Is het weder nu voortdurend droog, dan kunnen deze eitjes niet in den grond dringen en bepaalt het kwaad zich dus uitsluitend tot het loof, zoodat de knol blijft gespaard, maar regent liet spoedig en veel, is de grond voortdurend vochtig, dan dringen deze eitjes met het water in de aarde en hechten zij zich in de aardappelknollcn op dezelfde wijze, waarop zij zich eerst in liet loof hebben ontwikkeld, zoodat ook dc voedzame knol wordt bedorven en hel gelieelc go-' was voor dal jaar is vernield. Ziedaar dus eene eenvoudige en zeker voor ieder begrijpelijke aanduiding van wat dc ziekte is, tevens dc verklaring waarom zij in vochtige jaren altijd meet- to duchten is dan vi wanne drcrozo— iners. Het spreekt wel van zelf, dat toon men ook hierin de ontzettende macht van bet kleine had ontdekt, aan de hand dier wetenschap verschillende middelen werden beproefd, beurtelings om baai- ontslaan to voorkomen of hare vernie lende werking tc beperken. Daartoe zijn uit den aard dor zaak alleen twee gevallen mogelijk; men moet of dc geheclc zaadvor.ning beletten (dit geval zou liet meest kunnen uitwer ken), of men moet den aardappel knol beschermen legen aanraking met de vruchtjes. ie echter mocht mconcn, dat een van deze beide voorbehoedmid delen gemakkelijk is toe te passen, die vergist zich schromelijk. 1 och heeft men wel proeven genomen, die goed zijn geslaagd en waarvan wij dan ook hier melding willen maken. Kligius. Alle boerterij ter zijdo, Castelnau; maar ik geloof, dat gij u te veel ingespannen hel t en dut is jammer. Mijn oom zegt, dat men door den geest te veel te spannen, aan het talent afbreuk doet; men verliest de onge dwongenheid, men is niet vloeiende meer. Hij heeft mij daaromtrent zeer ernstige verwijten gedaan, want, om u de gulle waarheid te zeg gen, ik hel) in geen twee dagen eeno he e broods genuttigd. In dat geval staaf het eerder aan mij om u te beknorren; gij zult in het beslissendo oogenblik krachteloos en daardoor onbestand togen cenige inspanning hoegenaamd zijn, arme Catnilliüi! Ho. hodat heeft geen nood! ik ben geen wittebroodskindje! doch ik wil u wel be kennen, dat ik blijde zal zijn als wij het ex amen. hoedanig dan 0<>k do afloopjmogo we zen, achter den mg zullen hebben; want don gelieelen dag.en zelfs in myneu slaap boor ilc niets dan eene verwarde mengeling van orgel- tconen. fuga's en svmphonioiiDeze week •heb ik mij verbazend afgesloofd, daarvoor sta ik u borg! Ik beu tien. ja twaalf uren ach tereen aan bet werk gebleven, zonder uit te rusten of zelfs even op te zien. Ik zat te blok ken op die oratorio, gij weet wel' Wel zoo?.... en wanneer zijt gij er mede klaar gekomen Gisteren; en toch was mijn oom op verre na niet over mij tevreden Wordl vcrvolyd.

Peel en Maas | 1890 | | pagina 1