Dienstplicht.
Bismarck's woede.
Het Kasteel Montsabrey.
ZATERDAG 25 MEI 1889.
S<ni«l «lor Y2»»n.
Mei B.K. 8* Wo.msdig. V..M. J5« Woeosdag. L.K. 21' Dinsdag. X.M. 29' Woensdag.
kwartaal.
50 c.
05 c.
85 c.
(5 c.
Uitgevar
W. VAX DEX iiiiMKHOF-Sasscii.
Deze CourantverscBIjdoven Zaterdag.
Prijs der Advertentiën:
ran 15 regels 30 c.
elke regel meer 6 c.
groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Advertentiën, 3maa) geplaatst. worden 2mnai berekend.
vaderland of wel uit partijbelang daar
voor hebt gestemd. Op deze woorden
van Bismarck volgde een geweldig
alarm onder do linkerzijde, vermengd
met den uitroep: «Foei! foei!" Het
•schijnt, dat Eugen Richter dit geroepen
heeft. Daarna ontstond er een onge
hoord tumult.
Rood van woede ging Bismarck
naar de banken der vrijzinnige partij,
en riep: «wie foei zegt, dien noem ik
een onbeschaamde!" Opnieuw groot
alarm. Op zijne plaats teruggekeerd,
verklaarde Bismarck, dat hij in zijn
recht was, als hij zich niet liet belee-
digen. Ilij zou daajop steeds met
gelijke munt betalen. In den loop
zijner rede uitte hij nog de uieening,
dat men met de sociaal democraten
niet rustig van gedachten kan wisse
len, maar steeds op voet van oorlog
moet leven. Evenals de Franschen
wachten zij slechts een geschi kt oog en-
blik af, waarop zij zich sterk genoeg
gevoelen om er op Jos te slaan. Le
vendige beweging
Niet minder opzien wek to daarop
Bismarcks scherpe ui'val tegen de «steile
conservatieven, van welke hij zeide,
dat zij zich in eene gemoedsstemming
bevinden, maar weinig verschillend van
die der sociaal democraten. (Groute
beweging.')
Ten slotte gaf Bismarck aan de
gezamenlyke conservatieven den raad
zonder omwegen voor de wet te stem
men.
Dadelijk ua het einde zijner rede
verliet Bismarck de zaal, zonder het
scherpe antwoord van den vi ijzinnigen
afgevaardigde Bamberger te hooren,
die er zich bitter over beklaagde, dat
Bismarck op kleingeestige wijzo den
tegenstander laaghartige, beweegrede
nen toedichtte en in deze debatten het
gift der partijschap mengde. (Zeer
waar! riep men links.) Richter riep
opgewonden: Jawel, en dan verdwijnt
de kanselier! (Grind' rechts.)
De verslaggever der Kobi. Zcilung
merkt op, dat de red -voering van den
kanselier meer legen dan voor het
ontwerp pleitte, daar ij o.a. opmerkte
dat steeds in Pomn ren (waar hij
vandaan is) ook zo; - wet de Iand-
heeien goed gezc Mien vooroude
dienstboden cn oude achlers.
In zijn drift noemde hij den afge
vaardigde der rijksprlij Ilollz een
conservatief en toen ïjem zijne vergis
sing onctar 'i oog gebracht werd, redde
hij zich er uit, met zeggen, dat èn
de rijkspartij, èn de nationaal-liberalen
èn het Centrum éen groote conserva
tieve partij uitmaakte:
Vooral trok hij teg 'n hen, die in 't
voordeel der werksL kers het luidst
gesproken hebben, de .vrijzinnigen en
de sociaal democraten- re velde, welke
laatstcn hij tot twéé' Ltaal toe met de
Franschen vergeleek, ..aaimede men,
volgens hem, ten slotte toch vechten
moest, daar zij naar. Jee 11 icden" luis
ter.;».. De Elzasr; i^gen bij die
gelegenheid een
Zijn gramschap wordt toegeschreven
niet aan de oppositie tegen de wet;
want hij was vrij goed te spreken
over het Centrum, waarvan de meester,
tocli tegen liet ontwerp zullen stemmen;
men zegt dat hij in den ministerraad
heeft moeten bukken en 1111 eindelijk
een voorstander is geworden van deze
wet, die hij vroeger bestreed, en dat
hij, in zake de werkstakingen, heeft
moeten bukken voor der. keizer, die
niet wilde dat de militairen met alle
macht optraden, zooals Bismarck er
langd had. De keizer moet gezegd
hebben: «Het leger is niet bestemd
0111 aan de kapitalisten hun dividenden
te verzekeren."
De kanselier sprak nog yan maat
regelen, die zouden voorkomen dat
een zoo onmisbaar artikel als steenkool
ineens aan liet dagelijkscb verbruik
onttrokken werd. Men kon echter int
zijn woorden niet opmaken of hij
voornemens is de werklieden of dc
mij 11 bezitters to mas^regeln.
't Verslag der Staats-commissie tot
voorbereiding der wettelijke regeling
van den militairen dienstplicht, is ver
schenen.
Na ccnige algemeenc opmerkingen,
deelt de commissie mede, dat hetgeen
hare meerderheid meent te moeten
aanbevelen, is vervat in de Grondsla
gen voor de vjettelijJie regeling van den
dienstplicht, waarvan art. 4 luidt:
De dienstplicht moet persoonlijk ver
vuld worden.
De duur van den dienstplicht is,
behoudens de uitzonderingen bij de
wet bepaald
bij het logftj' -rtvnr»»
acni jaar',
bij de land- of zeeweer vijf jaar,
bij de reserve der land- of zeeweer
zeven jaar, met dien verstande, dat
de geheele diensttijd niet later eindigt
dan den 1. Februari van het jaar,
waarin de dienstplichtigen hun 40sU'
jaar volbrengen.
En art. 13. Ontheffing van den wer-
kelijken dienst wordt op bunne aan
vrage, telkens voor één jaar, verleend
aan de geestelijken (de roomsch-kalho-
lieke ordebroeders daaronder begrepen)
en bedienaren van den godsdienst bij
de erkende kerkgenootschappen on aan
hen, die daartoe aan erkende inrich
tingen wol den opgeleid.
Zij wordt mede, op aanvrage, tel
kens voor één jaar verleend aan hom
a. die buiten Europa of in don
vreemde buiten een bij algemeenen
maatregel van bestuur te bepalen rayon
ii. Europa zijn gewoon en duurzaam
verblijf houdt;
b. die, bij vooroverlijden zijns na
ders, aan het hoofd is geplaatst van
diens industrieele of landbouwonder
neming of handelszaak;
c. die, bij vooroverlijden zijns va
ders, het door dezen uitgeoefend bedrijf
voortzet, ton einde in de behoeften
van liet achtergebleven gezin te voor
zien.
De ontheffing, in puilt b en c bedoeld,
kan door slechts éen der zonen uit
een gezin genoten worden.
Ook in andere bizondere gevallen
kan door den Koning ontheffing van
den workelijken dienst worden ver
leeud.
Verder worden bij algemecncn maat
regel van bestuur de categorieën van
personen aangewezen
1. die in tijd van vrede van dc
verplichting tot het bijwonen der her
halingsoefeningen zijn ontheven;
liüsatïe,
Ï;.- 'd' <u;yen
komen.
3. die, bij mobilisatie, ontheven zijn
van de verplichting om onder de wape
nen te komen.
De dienstplichtigen, die hun dienst
tijd bij liet leger of dc actieve zeemacht
hebben vervuld, gaan behoudens du
uitzonderingen bij de wet bepaald,
over bij de land- of zeeweer en blijven
gedurende vijf jaar daartoe bchooren.
De land en zeeweer is in tijd van
vrede in den regel niet tot het houden
van oefeningen verplicht. Eenmaal pet-
jaar komt zij compagniesgcwijzo (of in
kleinere afdeelingen) bijeen, om to
worden onderzocht.
Zij, die hun diensttijd bij dc land-
of zeeweer hebben vervuld, worden
Abonnementsprijs per
voor Ylniïay
franco por post
voor liet buitenland
afzonderlijke nummers
Advertentiën of Ingezonden
Stukken gelieve men Vrijdag
vóór 2 uur 's-middags te be
zorgen aan bet Bureau »Peel en
Maas" te Venray.
I11 de Zaterdag gehouden zitting van
den Rijksdag.verscheen bij de derde
lessing over het wetsontwerp op de
assurantie van werklieden tegen ou
derdom en invaliditeit geheel onver
wachts de rijkskanselier, en hield eene
lange rede, welke al spoedig in scherpe
persoonlijke opmerkingen overging.
Bismarck verklaarde, dat hij hoofd
zakelijk gekomen was, 0111 de dwaze
tnconing uit te roeien, dat hij in het
diepst van zijn hart een heimelijke
tegenstander van de wet zou zijn. Met
de vrijzinnigen, de Polen, de Elzas-
sers, enz. wilde hij niet discussieeren;
die waren altijd zijne vijanden,'en met
hen kon hij slechts strijd voeren. Maar
uo uómo ouu oij&ii V". (jlióöuto
hij zich gaarne te verstaan. Daarom
was hij hier verschenen.
Dat de sociaal-democraten tegen het
wetsontwerp zijn, verwonderde hem
niet, omdat het de macht hunner aan
voerders over de massa der arbeiders
verzwakt. Ook de vijandschap der
vrijzinnigen begrijpt hij. De vrijzinnige
partij heeft sedert 25 jaar, zoolang
hij aan het hoofd der zaken staat, elk
werk bestreden, dat tot welzijn van
het rijk ondernomen werd. (Luide
protesten van de banken der vrijzin
nige partij. Men roept: Wij stemden
voor de groote militaire voorstellen!)
De rijkskanselier vervolgt: Ik benei-
niet zeker van, of gij, mijne heeren,
uit liefde voor de zaak en voor het
I-Feuilleton.
«&00»
14.
Mevrouw, sprak de pastoor, God doet
nog mirakelen; Hij wrocht er alle dagen; zij,
die ze niet zien, zijn blind, zij, die ze looche
nen, ondankbaar.
I)e Almachtige, die mij mijne dochter
ontnomen heeft, zal mij haar niet wedergeven,
mompelde zij, mistroostig het liool'd schud
dende.
Bij God is alles mogelijk, mevrouw.
Wat zegt gij Ach laat, laat mij
stamelde mevrouw De Montsabrey, zich nau
welijks staande kunnende houden.
Ja, mevrouw. God kan haar u weder
geven, God kan alles, vervolgde de pastoor,
de stem verheffende. Roep uwe dochter, roep
haar met het gelooi'eouer christinMis
schien zult gij dat portret zien leven, eon
lichaam aannemen en zich uit de lijst zien
lasmaken, om zich in uwe armen te werpen.
Mevrouw De Montsabrey staarde don dok
ter, den pastoor en den burggraaf, die haar
glimlachend aanzagen, met een verwilderden
blik aan. Zij twijfelde, zij aarzelde nog.
Lucilei mijne Ducile! waar zijt gij?
riep 7,ij ten laatste met eene luid weórgalmen-
de stem uit.
By deze woorden vloog de deur van het
aangrenzende vertrek open, en Lucile lag in
de armen barer moeder.
Frederik was bij dit hartroerende toouecl
tegenwoordig geweest. Hij leunde tegen eene
vensterbank en dacht na over hetgeen hem
nu verder te doen stond, daar hij maar al te
wel inzag, dat er te midden dezer aan het
geluk wedergegevens familie thans ge*ne
plaats meer voor hem was. Niemand dacht
aan hem dan Turk, die hem de handen lekte.
Hij wilde zich juist verwijderen, toen me
vrouw De Montsabrey naar hem toekwam,
en hem in ecnige minzame wobrden haren
dank betuigdezij had zoo even vernomen,
dat hij het was, die het portret harcr dochter
geschilderd had. Di hare opgewondenheid
dacht zij er niet eens aan, om zich over zijne
tegenwoordigheid in dat oogenblik op hot
kasteel te verwonderen.
Na nog cenige beleefde woorden gewisseld
te hebben, verwijderde Frederik zich en
bracht, het overige gedeelte van den dag door
met alleen door de velden te dwalen en voor
de laatste maal de lievelingsplekjes te bezoe
ken, waar hij zoo vele genoegd ij ke uren,
met liet beeld van Lueilc vervuld, had ge
sleten. Hij gebruikte het middagmaal in eene
hoeve en keerde slechts bij het vallen van
den avond huiswaarts. De dokter was nog
niet te huis; hij had den goheelen dag op liet
kasteel doorgebracht. Frederik begon terstond
alles tot zijne afreize gereed te maken. On
derwijl hij daarmede druk bezig was, hooi de
hij aan de kamerdeur kloppen en was niet
weinig vorbausd, toen hij, deze openende,
den burggraaf De Montsabrey voor zich zag
staan.
De burggraaf, die algemeen voor een vol
maakt gentleman gehouden werd, had een
hardvochtig gelaat en eene trotsche houding,
en nam zulk eene koele, afgepaste beleefdheid
bij zijn spreken in acht, dat, als men een
half uur met hem gesproken had, men zich
van een drukkendon last ontheven dacht,
wanneer hij zich verwijderde. Onder nieer
andere aanmatigingen bad hij die. van voor
een beschermer en voorstander der sehoone
kunsten te willen doorgaan. Wat de artisten
aangaat, deze beschouwde hij als wezens,
die verre beneden hem stonden, en alleen door
God geschapen waren om schilderyen te
schilderen cn standbeelden te beitelen. Toen
hij vernam, dat die jongeling sedert verschei
dene maanden alle dagen op het slot door-
biacht, bad bij zijne veibazing niet kunnen
ontveinzen, doel» na hierover eonigen tijd
gedacht te hebben, bad hij cenc in zijn oog
voldoende verklaring gevonden van desjon-
gelings langdurig verblijf te Sint Maurice:
alle arbeid moet beloond worden, en daarom
wilde de schilder zich niet verwijderen, voor
hij ziju loon ontvangen had. Het was ten
gevolge van deze redenering, dat hij Frederik
een bezoek bracht.
Mijnheer, sprak de burggraaf, na hem
met eene koele buiging gegroet te hebben,
dokter Vincent heeft ons alles medegedeeld,
wat gij voor mijne nicht gedaan hebt. Ik
moet u in gemoede verklaren, dat liet mij
leed doet. zulks niet eerder vernomen te
hebben. Uw tijd is kostbaar; zonder het te
weten, hebben wij daarvan op eene onver
geeflijke wijze misbruik gemaakt. Het is mii
een waar genoegen te mogen zeggen, dat
Luc.ilc's portret een uitmuntend meesterstuk
is. Beschouw deze beoordeeling van uw
werk niet als eene ijdcle lofspraak: ik lieb
Italië. Spanje, België en mijn eigen land
doorreisd en, ik moet het bekennen, weinig
schilderstukken gezien, die mij 7.00 wel vol
daan hebben. Bepaal zelf den prijs voor uw
werk; boe groot die ook zij, ik zal mij nim
mer beklagen een 7:00 bewonderenswaardig
stuk te duur gekoebt te hebben..
Dit zeggende, opende de burggraaf zijne
brieventasch. Frederik had hem aangehooid,
zonder hem te hegrijpen. Toen hij de brie
ventasch zag openen, voelde hij liet bloed
naar zijn aangezicht stijgen; hij begreep, dat
hij te doen had met een van die nienschen
van dc groote wereld, die zich verbeelden,
dat aUe diensten met geld betaald kunnen
worden.
Wordt gij door mevrouw De Montsabrey
gezonden, mijnheer? vroeg hij kortaf.
Mijne zuster houdt, zich geheel met hare
dochter bezig en heeft dus nog geen lijd
gehad om haar schuld bij u af te doen.
Veroorloof mij dus, mijnheer.
Gij zijt ruij niets schuldig, mynheer de
burggraaf, antwoordde Frederik op koelen
toon. Mijn werk, dewijl hel u gelieft het
met dien imam te bestempelen, is verre boven
dcszelfs waarde betaald door het treffende
schouwspel, waarvan ik heden morgen ge
tuige was. De overtuiging, dat ik iets tut
liet geluk van mevrou-.v De Montsabrey heb
mogen bijdragen, is mij eene voldoende bc-
looning.
Echter, mijnbeer.
Dring hier niet vorder op aan, mijnheer
do burggraaf, sprak Frederik op een droogen
toon, die geene tegenspraak duldde.
De burggraaf begreep, dat bij een groven
misslag had begaan. Hij stond eenigzins
verlegen op en nam met vel© plichtplegingen
afsclieid.
Men zou zeggen, waar nestelt zich de
trotschheid al niet? dacht hij bij het heen
gaan. Sedert een keizer het penseel van een
Titiaan heeft opgeraapt, waant de geringst©
kladschilder zich een persoon van aanzien.
Een uur later kwam de doktor 10 huis.
Hij wilde het orcrige van den avond met
zijn jougen vriend doorbrengen: hij wist, dat
hel de laatste zou ziju. Frederik had zich
voorgenomen het geheim van zijn hart niet
te openbai-en doch er kwam eon oogenblik,
waarin hij. zijne aandoening niet meer kun
nend»} bedwingen, de irauen in zijne 00 gen
voelde opwellen. De grijsaard kende de 001 -
z ak dier tranen, hij had geene vertrouwe
lijke modedeeling van den jongeling noodig.
om to weten, wat er in diens hart omging.
Hij greep hem deelnemend hij de hand en
drukte die vast tusschen dc zijnen.
Komaan, mijn zoon! houd goeden moed!
sprak hijdat de overtuiging, dal. gij braaf
gehandeld hebt. u sterke. Uw hart bloedt
met alléén; op het oogenblik van uwe :»f-
reize zult gij niet de eenigo zijn, die tranen
stort. Moed ge va', Frederik; wees sterk
voor haar en voor u. Er bestaan drie groote
genceshceren, die. al goves: zy geen© voor
schriften, echter meer zieken genezen dan
de gehcelc faculteit. Zij zullen u genezen,
mijn vriend: liet zyn de arbeid, dc kunst
en de tijd. Eenmaal zal de dag aanbreken,
waarop de droefheid, welke thans vervul»,
niets meer /.al zijn dan een liefelijk beeld.