ZITTENBLIJVEN OP DE LAGERE SCHOOL (DEEL 2)
Vorige week hebben we t.a.v, de overgang drie categoriën
onderscheiden kinderen die duidelijk bevorderd moeten
worden (ongeveer 10%); zij die duidelijk moeten doubleren
(ongeveer 10$) en de z.g. grensgevallen (ongeveer 20%>)
Tachtig procent van de kinderen zou dus geen probleem
zijn wat betreft het al dan niet overgaan. Twijfels ontstaan
zodra de grensgevallen ter sprake korren. Deze twijfels leven
bij de ouders zowel als bij de onderwijzers. Welke maatsta
ven moeten aangelegd worden? -
Wel, hiervoor zijn geen absolute normen. Zelfs rapportcij
fers geven onvoldoende houvast. Belangrijk bij het nemen
van een beslissing is bJAT IS IN DIT GEVAL DE HEEST GE
SCHIKTE CPLOSSING VOOR HET KIND.
Vanaf de eerste klas meet er geselecteerd worden. De
jongste leerlingen van onze school hebben misschien wel het
zwaarste programma, want zij maken de overgang van kleuter
school naar. lagere school door en alle leerstof is voor hen
nieuw. Ho'gelijk zijn zij daar bij het betreden van de lage
re school nog niet rijp voor, hoewel hun verstandelijke ca
paciteiten (intelligentie) voldoende zijn. In zulke geval
len is het verstandig deze kinderen nog een jaartje in klas
1 te houden. Ook in gevallen, waarbij men beperkter capaci
teiten constateert is het beter een dergelijke gediagslijn
te volgen.
In de klassen i en 2 namelijk wordt de basis gelegd
voor verdere leerprestaties en deze basis dient .voldoende
stevig te zijn. Een huis gebouwo op zwakke fundamenten stort
na verloop van tijd in elkaar. Bovendien zal een kind psy
chisch minder nadeel ondervinden van zittenblijven in een
lagere klas dan in een hogere. Waneer het al 3 of 4 jaren
meedraait met een bepaalde klas zal het moeilijk zijn zich
bij een andere aan te sluiten, den wanneer het pas 1 of 2
jaren in die groep zit.
De ervaring heef4" geleerd, dat leerlingen, welke in
een van de laagste klassen olijven zitten, daarna een veel
GEVONDEN i Gebreid babyhandschoentje (rose en wit) op het
voetbalterrein.
GERTRUDISSTRAAT 19