16 GOUDEN KNOL VOOR HAY LIT JENS De hoogste onderscheiding van carnavalsvereniging "'t Knölleke", de Gouden Knol, wordt dit seizoen uitgereikt aan Hay Litjens, voor zijn enorme inzet ten dienste van de Leunse gemeenschap. Hay is in 1950 in Leunen geboren en komt uit een gezin van zes jongens en drie meisjes. In 1979 trouwde hij met Mia Geurts, ze kregen twee zonen; Jaap en Thomas. Sinds 1978 werkt Hay als keurmeester bij Veiling ZON in Grubbenvorst. Hay is een man die het liefst achter de schermen werkt. Zijn eerste reactie was dan ook: "Ik? Waarom ik? Dat zal toch niet waar zijn?" In 1972 werd Hay lid van de raad van elf. Dertig jaar geleden, in 1975, werd hij gekozen als prins Hay d'n derde van de Knöllekes. Theo Smits was toen nar en toen Theo het jaar erop prins werd, nam Hay spontaan voor één jaar zijn taak over. Hay is uiteindelijk tot 1982 lid van de raad van elf geweest. In 1972 werd hij niet alleen lid van de raad van elf, maar ook van de krantencommissie. In 1973 kwam de eerste carnavalskrant uit. Dit seizoen komt de 33s1® uit en Hay is nóg steeds lid van de krantencommissie. "Ja, de een ging naar de wagenbouw, de andere werkte aan de carnavalskrant, zo had ieder zijn eigen taken. Ikzelf ben nooit wagenbouwer geweest, wel hielp ik met plakken en blanke lakken. Nou, die blanke lak en alcohol, dat sloeg pas aan!", vertelt Hay. Bovendien was Hay vanaf 1980 tot één jaar geleden een van de organisatoren van de Carnavalsmis. "Eerst gingen we naar Oostrum om te kijken hoe zij het deden en daarna organiseerden we zelf een Heilige Mis. In de beginjaren mochten we van alles en was de opkomst geweldig. Toen we ons ei niet meer kwijt konden, ging helaas het animo ook achteruit. Het blijft jammer dat de opkomst zo teruggelopen is." Behalve de organisatie hield Hay zich ook bezig met het maken van de misboekjes, vele jaren maakte Hay deze samen met Mia. Ook de optocht op camavalszondag trekt al vele jaren niet zonder hem voorbij, want sinds 1987 doet hij met zijn kameraden hier ieder jaar aan mee.

Dorpsblad Leunen-Veulen-Heide | 2004 | | pagina 17