naam terugkrijgen. De opkomst voor deze lezing had beter kunnen zijn.
THUISFRONTNIEUWS: Vastenavondszondag, 19 Februari circa half
zeven des 's-avonds keerde Joos van Meyel uit Indie in zijn woonplaats
weer. De buurt had voor een passende versiering zorg gedragen. Joos
kwam midden in de carnavai terecht en maakte dit feest maar direct
behoorlijk mee. Vandaar dan ook dat de buurtschap eerst Donderdag
d.a.v. gelegenheid kreeg hem min of meer officieel te verwelkomen. Hij
werd begroet en welkom geheten bij monde van Thies Kunen, die Joos
namens de buurt een blijvende Herinnering aanbood. Het Comité Thuis
front maakte zijn opwachting op Dinsdag 28 Februari bij van Meyel. Hier
werd hij toegesproken door de Zeer Eerw. Heer Rector in zijn kwaliteit
als voorzitter van het Thuisfront en bood Joos een blijvende Herinnering
aan. Intussen laat het zich aanzien dat Joos evenals Thei Ciephas zich
weer goed ingeburgerd heeft in de Veulense gemeenschap.
Beste vrienden, wij schakelen U thans over naar de Zeer Eerw. Heer
Rector voor zijn maandelijkse bijdrage.
Beste jongens overzee.
Hallo jongens hoe is het nog met U in de tropen. Hier hebben we op het
ogenblik prachtig voorjaarsweer en boeren zijn druk bezig met de werk
zaamheden op het land. De lucht is bezwangerd met lentegeluiden. De
natuur is echter nog te onzacht om zonder jas op stap te gaan. Onwille
keurig gaan onze verlangens uit naar de voltooiing van de lente. Ook het
godsdienstig leven wat beleefd wordt in de geest van onze Moeder de
H. Kerk verlangt naar voltooiing. Vol verlangen zien we uit naar het
Paasfeest, het feest van nieuw leven in de bovennatuurlijke orde der
genade. Laten we om dat feest in zijn volheid te beleven deze vastentijd
meeleven en beleven. We moeten daarom de geest van boetvaardig
heid over ons vaardig maken. Gedenk mens dat gij stof zijt en tot stof
zult wederkeren. Zo heeft de priester het ons gezegd toen hij ons
voorhoofd tekende met gewijde asche. Thans zijn we midden in deze H.
Vastentijd. Ik weet niet of ge in gelegenheid bent om zoals wij iedere
Zondag het lijden van onze Goddelijke Zaligmaker te overwegen.
Misschien staat Uw hoofd er niet naar, toch mijn beste jongens zult ook
gij Uw lichaam moeten tuchtigen om bestand te zijn tegen de aanvech
tingen van de wereld. Dan alleen kunnen wij vertrouwen dat gij weer
gaaf naar ziel in ons midden zult terugkeren. Wij zijn stof en onze ziel is
het voornaamste. Daarom jongens leeft als een Christensoldaat. Zorg
datje terug komt zoals je bent weggegaan. Ik van mijn kant beloof jullie
gaarne in mijn gebed te gedenken. Met vriendelijke groeten,
Uw RECTOR
Volgende week het vierde deel van de brief over februari 1950.
Gerrit Reintjes