CARNAVALSVERENIGING '"T KNOLLEKE" LEOWEN Het "knoHenrijk" zal dit jaar worden voorgegaan door Z.K.DW. PEINS JOOS D'N DESTE, anders geschreven Joos van Ooi, uit de buurtschap "Sparweg" welke vroeger was gelegen nabij Trienessen Frans zien wei. In de wel zeer bomvolle zaal van het "knollen- huis" waren honderden "knollinneke's" en "knölleke's" samenge komen om aldaar hun opwachting te maken bij de nieuwe carnavals prins 1978. Dan tegen 23.11 uur kwam aan de voelbare spanning een einde, toen uit een met ballonnen gesloten omheining lang zaam zichtbaar werd "PEINS JOOS D'N DESTE" zoals aangekondigd door Vorst Jan, en dit allemaal tijdens het kapotklappen van de ballonnen. Nadat de laatste ballon uit elkaar geklapt was, werd dan de nieuwe "PEINS" in "prinsengewaad" gestoken, waarna hij zich tot zijn "Knollinneke's" en "Knölleke's" riohte, om hun op te roepen er met de komende carnavalsfeesten wederom een gezellig feest van te maken, voor jong en oud, en zoals vanouds de handen wederom uit de mouwen te steken, dit met het oog op de a.s. carnavalsoptochten. Vroeger op deze avond werd aan de scheidende Prins LEI D'N DESTE anders geschreven Lei Jacobs vele woorden van dank gesproken, en dit voor zijn grootse inzet in het afgelopen seizoen, terwijl aan zijn echtgenote een boeket bloemen werd aangeboden. Vroeger op deze avond werden voort de prijzen uitgereikt voor het mooiste carnavalsliedje, en verder aan degene welke de naam van de nieuwe Prins goed hadden geraden. Voor komende zaterdag staat dan op het programma het "ALDEWIEVEEBAI op welke avond aal carnavalsvrienden worden verwacht, en ditmaal onder de supervisie van "PRINS JOOS D'N DRSTE". Verder zal a.s. zaterdag de jaarlijkse rondgang plaats hebben, waarbij door de leden van de carnavalsvereniging ,Mt knölleke" huis aan huis de nieuwe carnavalscourant zullen aanbieden, en welke rondgang zal plaatshebben tussen 13.00 en 17.00 uur, en waarbij tegelijkertijd tevens een beroep zal worden gedaan op de gulheid van alle "knollinneke's" en "knölleke's".

Dorpsblad Leunen-Veulen-Heide | 1978 | | pagina 7